Besluit van de burgemeester van de gemeente Eijsden-Margraten houdende regels omtrent de illegale verkooppunten van hard- en softdrugs in woningen en lokalen (Damoclesbeleid Lokalen en Woningen 2020)

Damoclesbeleid

 

DAMOCLESBELEID LOKALEN & WONINGEN 2020

ARTIKEL 13B OPIUMWET

 

De burgemeester van Eijsden-Margraten:

 

Overwegende:

 

dat artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet de burgemeester de bevoegdheid geeft tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in, op of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven:

  • 1.

    een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;

  • 2.

    een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3o, of artikel 11a voorhanden is;

 

voor de toepassing van deze bevoegdheid eerder bij besluit van 1 maart 2011, in werking getreden 1 april 2011, beleidsregels zijn vastgesteld: het zogenoemde “Damoclesbeleid Lokalen en Woningen”, welk beleid gewijzigd is op 13 december 2012 en 17 juni 2013;

 

artikel 13b Opiumwet per 1 januari 2019 gewijzigd is waarmee ook het voorhanden hebben van voorwerpen of stoffen als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3o, of als bedoeld in artikel 11a Opiumwet onder de reikwijdte van deze bevoegdheid gebracht;

 

de recente wijziging van artikel 13b Opiumwet noodzaakt tot wijziging van het eerder vastgestelde beleid;

 

besluit :

 

de “2e wijziging Damoclesbeleid Lokalen en Woningen” in te trekken en

te besluiten tot vaststelling van het

“Damoclesbeleid Lokalen en Woningen 2020” luidend als volgt:

 

Inleiding

In deze beleidslijn wordt beschreven op welke wijze en onder welke omstandigheden de burgemeester gebruik maakt van de bevoegdheid ingevolge artikel 13b van de Opiumwet.

 

Concrete toepassingsregels

Hieronder volgen de concrete toepassingsregels die als uitgangspunt gelden bij de toepassing van artikel 13b Opiumwet:

Lokalen

  • 1.

    Het lokaal wordt gesloten voor de duur van twaalf maanden indien sprake is van:

    • a.

      het verkopen, afleveren of verstrekken dan wel daartoe aanwezig zijn van een middel als bedoeld op lijst I behorend bij de Opiumwet dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet, of

    • b.

      het voorhanden hebben van een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid onder 3o, of artikel 11a, van de Opiumwet (voorbereidingshandelingen).

  • 2.

    Het lokaal wordt gesloten voor de duur van zes maanden indien sprake is van:

    • a.

      het verkopen, afleveren of verstrekken dan wel daartoe aanwezig zijn van een middel als bedoeld op lijst II behorend bij de Opiumwet dan we aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet, of

    • b.

      het voorhanden hebben van een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid onder 3o, of artikel 11a, van de Opiumwet (voorbereidingshandelingen).

  • 3.

    Indien binnen 24 maanden een tweede keer een situatie zoals onder 1a of b genoemd wordt geconstateerd, wordt het lokaal gesloten voor de duur van vierentwintig maanden.

  • 4.

    Indien binnen 24 maanden een tweede keer een situatie zoals onder 2a of b genoemd wordt geconstateerd, wordt het lokaal gesloten voor de duur van twaalf maanden.

  • 5.

    Indien binnen 36 maanden een derde en volgende keer een situatie als onder 1a of b genoemd wordt geconstateerd, wordt het lokaal gesloten voor onbepaalde tijd.

  • 6.

    Indien binnen 36 maanden een derde en volgende keer een situatie als onder 2a of b genoemd wordt geconstateerd, wordt het lokaal gesloten voor de duur van vierentwintig maanden.

  • 7.

    Het opleggen van de maatregel ten aanzien van voor het publiek toegankelijke lokalen waarin drugshandel is geconstateerd, vindt vanwege de zeer ernstige inbreuk op de openbare orde en het feit dat ook nietsvermoedende bezoekers hieraan bloot worden gesteld plaats met toepassing van artikel 5:31 van de Algemene wet bestuursrecht. In geval van drugshandel in niet voor publiek toegankelijke lokalen, wordt de openbare orde in zeer ernstige mate verstoord en is spoedeisende sluiting gerechtvaardigd. In dat geval wordt geen voorafgaande last opgelegd.

Woningen

  • 8.

    De woning wordt gesloten voor de duur van zes maanden indien sprake is van

    • a.

      het verkopen, afleveren of verstrekken dan wel daartoe aanwezig zijn van een middel als bedoeld op lijst I behorend bij de Opiumwet dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet, of

    • b.

      het voorhanden hebben van een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid onder 3o, of artikel 11a, van de Opiumwet (voorbereidingshandelingen).

  • 9.

    De woning wordt gesloten voor de duur van drie maanden indien sprake is van:

    • a.

      het verkopen, afleveren of verstrekken dan wel daartoe aanwezig zijn van een middel als bedoeld op lijst II behorend bij de Opiumwet dan we aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet, of

    • b.

      het voorhanden hebben van een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid onder 3o, of artikel 11a, van de Opiumwet (voorbereidingshandelingen).

  • 10.

    Indien binnen 24 maanden een tweede keer een situatie zoals onder 8a of b genoemd wordt geconstateerd, wordt de woning gesloten voor de duur van twaalf maanden.

  • 11.

    Indien binnen 24 maanden een tweede keer een situatie zoals onder 9a of b genoemd wordt geconstateerd, wordt de woning gesloten voor de duur van zes maanden.

  • 12.

    Indien binnen 36 maanden een derde en volgende keer een situatie als onder 8a of b genoemd wordt geconstateerd, wordt de woning gesloten voor de duur van vierentwintig maanden.

  • 13.

    Indien binnen 36 maanden een derde en volgende keer een situatie als onder 9a of b genoemd wordt geconstateerd, wordt de woning gesloten voor de duur van twaalf maanden.

Doelstelling van het beleid en lokale context

Algemene doelstelling is het voorkomen en beheersen van de uit het drugsgebruik voortvloeiende risico’s voor de volksgezondheid en het voorkomen van nadelige effecten van de handel in en het gebruik van drugs op het openbare leven en andere lokale omstandigheden.

Daarnaast sluit het bestrijden en terugdringen van de gevolgen van drugshandel en de daarmee gepaard gaande onveiligheid, ook aan op het door de burgemeester vastgestelde “nul-beleid” voor coffeeshops.

 

Drugshandel vormt op zichzelf reeds een ernstige verstoring van de openbare orde.

In Maastricht en het Heuvelland is een stringente aanpak noodzakelijk gelet op het feit dat sprake is van verschillende illegale drugsmarkten waarop soft- en harddrugs worden geproduceerd en verhandeld, welke handel overlast en een grote mate van onveiligheid(sgevoelens) bij burgers in de directe omgeving tot gevolg heeft.

 

De specifieke ligging van Maastricht en het Heuvelland als grensgemeenten en het gegeven dat er coffeeshops in Maastricht zijn die een aanzuigende werking hebben op handelaren in verdovende middelen maakt dat de bestrijding van de illegale handel en de daarmee gepaard gaande onveiligheid één van de speerpunten is van het beleid.

 

De gemeente Maastricht heeft medio 2019 het Damoclesbeleid aangescherpt en deze beleidswijziging kan leiden tot een verplaatsingseffect van de productie en/of handel in verdovende middelen naar omringende gemeenten, waaronder Eijsden-Margraten, hetgeen voorkomen moet worden. Daarbij is overigens regionale afstemming wat betreft het Damoclesbeleid voor de hand liggend en gewenst.

 

Illegale verkooppunten hebben een aanzuigende werking op drugskopers en –verkopers waarbij het geen verschil maakt of de handel bestaat uit de verkoop van hard- en/of softdrugs; de inbreuk op de openbare orde en de aantasting van het woon- en leefklimaat zijn voor softdrugs en harddrugs nagenoeg identiek.

Ten aanzien van hennepteelt kan worden gesteld dat deze teelt een negatieve invloed heeft op het openbare leven en het woon- en leefklimaat en zorgt voor overlast, verloedering en verhoogd brandrisico door overbelasting van het energienetwerk en veelal gepaard gaat met uitkeringsfraude, belastingontduiking en energiediefstal.

 

Voor woningen waarin drugshandel plaatsvindt geldt dat deze vaak niet overeenkomstig de bestemming worden gebruikt, er sprake is van bedrijfsmatigheid en het verplaatsingseffect van de desbetreffende handel vanuit inrichtingen naar woningen moet worden voorkomen.

 

Ongeacht of omwonenden aantoonbaar bedreigd of geïntimideerd worden, sprake is van (overlast)meldingen, dan wel al dan niet sprake is van een loop naar de woning, is de enkele aanwezigheid van een handelshoeveelheid verdovende middelen voldoende om een inbreuk te maken op de veilige woon- en leefomgeving.

Ten aanzien van drugspanden kan doorgaans gesteld worden dat sprake is van bekendheid daarvan in het criminele circuit met een aantasting van de openbare orde in de omgeving van dat pand als gevolg.

Bij omwonenden is het in de regel snel bekend wanneer een buurtbewoner betrokken is in de drugshandel, met als gevolg dat bewoners bang zijn voor de met drugshandel samengaande bedreiging en intimidatie. Het voorgaande betekent dat de enkele aanwezigheid van een handelshoeveelheid verdovende middelen in de buurt een negatief effect heeft op de woonomgeving en de veiligheid aantast.

 

Criminelen zijn actief in de drugshandel omdat hier grote winsten mee behaald kunnen worden.

Vanwege deze grote winsten wordt geweld en intimidatie dan ook niet geschuwd. Ten behoeve van de handel in drugs hebben criminelen locaties nodig om bijvoorbeeld drugs te produceren, op te slaan, te verwerken, te verstrekken of te verhandelen.

In de gehele keten van drugshandel (van productie tot verkoop) worden woningen en lokalen in de gemeente op verschillende manieren misbruikt. Dit misbruik heeft een ondermijnend effect op de samenleving en tast het vertrouwen in de overheid aan.

De handel in drugs is daarmee de ruggengraat van ondermijnende criminaliteit In Maastricht en het Heuvelland zijn er steeds meer negatieve effecten van ondermijnende criminaliteit op de directe leefomgeving. Kwetsbare groepen in de samenleving worden door criminelen misbruikt en geïntimideerd en op deze manier meegezogen in de harde criminele wereld.

 

Vanwege deze problematiek wordt gekozen voor een zeer stringent handhavingsbeleid.

Reikwijdte van het beleid

Dit beleid ziet op woningen en alle al dan niet voor publiek opengestelde lokalen en daarbij behorende erven. Een woning die niet feitelijk als zodanig in gebruik is c.q. feitelijk en bestendig bewoond wordt, wordt voor de toepassing van dit beleid aangemerkt als lokaal met de daarbij behorende sluitingstermijnen.

 

Indicatoren hiervoor kunnen onder andere zijn:

  • 1.

    Geen inschrijvingen in de basisregistratie persoonsgegevens (nader te noemen BRP) op het adres in kwestie.

  • 2.

    Het feit dat een persoon, die stelt op het adres in kwestie te wonen, blijkens de BRP elders staat ingeschreven.

  • 3.

    Een lopend of afgerond onderzoek van de gemeentelijke bevolkingscontroleur ten aanzien van een of meer van de op het adres in kwestie blijkens de BRP ingeschreven bewoners.

  • 4.

    Geen bij de gemeente/ BsGW bekend zijnde WOZ-gebruiker van het adres in kwestie.

  • 5.

    Het bestaan van een achterstand in de betalingen van de gemeentelijke belastingen met betrekking tot het adres in kwestie, tenzij ten tijde van het aantreffen van de middelen als bedoeld in lijst I of II van de Opiumwet reeds bij de gemeente Eijsden-Margraten bekend c.q. gemeld was dat deze achterstand te wijten is aan financieel onvermogen.

  • 6.

    Geen of duidelijk minder ledigingen dan normaliter gebruikelijk is van de gemeentelijke c.q. RD4 huisvuil- en/of GFT-inzamelmiddelen.

  • 7.

    Het retour ontvangen van naar het betreffende adres verzonden gemeentelijke correspondentie.

  • 8.

    Beschrijvingen van eigen waarnemingen, waaruit redelijkerwijs aanwijzingen blijken dat de woning in kwestie feitelijk niet wordt bewoond.

  • 9.

    Beschrijvingen in van een opsporingsinstantie ontvangen rapportage(s), waaruit redelijkerwijs aanwijzingen blijken dat een woning feitelijk niet wordt bewoond.

De bedrijfsmatigheid die samenhangt met een dergelijk gebruik veronderstelt een grotere bekendheid in het criminele circuit en een daarbij behorende aanzuigende werking. Een langere sluitingsduur bij lokalen wordt daarom noodzakelijk geacht om de gevolgen van de overtreding teniet te doen.

 

De bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang wordt aanwezig geacht indien er sprake is van een handelshoeveelheid verdovende middelen, dan wel van beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt, voor de uitleg waarvan aansluiting wordt gezocht bij het daartoe gestelde in de Aanwijzing Opiumwet.

De bevoegdheid kan eveneens aanwezig zijn indien uit andere indicatoren dan handelshoeveelheden blijkt dat er sprake is van handel vanuit een pand.

Concreet betekent dit dat sprake is van een overtreding in de zin van dit beleid bij een hoeveelheid:

  • harddrugs: meer dan 0,5 gram

  • softdrugs: meer dan 5 gram

  • hennepplanten: meer dan 5 planten.

In geval van een geringe overschrijding van de hoeveelheid verdovende middelen die conform de Aanwijzing Opiumwet bedoeld is voor eigen gebruik worden in de afweging eveneens andere indicatoren die wijzen op handel meegenomen. Eigen gebruik dient door betrokkene aantoonbaar aannemelijk te worden gemaakt.

Indicatoren hiervoor kunnen onder andere zijn:

  • 1.

    Contacten van dealers en klanten in/vanuit een woning/lokaal (het totaal aan handelingen valt onder “verkoop”, ook al vinden levering en/of betaling elders plaats.

  • 2.

    Verklaringen van klanten en/of drugskoeriers die met drugs zijn onderschept.

  • 3.

    Aanwezigheid van handelsattributen.

Indien er onvoldoende aanwijzingen zijn voor handel, kan in concrete gevallen, waar het middel van sluiting niet adequaat of evenredig is, bekeken worden welke andere maatregel dan sluiting wordt opgelegd.

 

Voor de vergunningsplichtige lokalen, met vergunning(en) op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening en/of de Drank- en Horecawet, geldt tevens dat de constatering van overtreding(en) van de Opiumwet kan leiden tot weigering of intrekking van de vergunning(en).

 

Indien het een door de gemeente verhuurde woning of lokaal betreft zal tevens bezien worden of de huurovereenkomst kan worden ontbonden.

Voorbereidingshandelingen

De bestuursdwangbevoegdheid ziet daarnaast tevens op voorbereidingshandelingen die strafbaar zijn op grond van artikel 10a, eerste lid onder 3o, of artikel 11a, van de Opiumwet.

 

Deze bepalingen vereisen dat degene die een voorwerp of stof voorhanden heeft weet, of ernstige reden heeft om te vermoeden, dat deze bestemd is/ zijn voor onder meer het bereiden, bewerken of vervaardigen van harddrugs, respectievelijk voor grootschalige of beroeps/ bedrijfsmatige illegale hennepteelt.

Dat kan reeds blijken uit de aard en hoeveelheid van de aangetroffen stof of uit de aangetroffen voorwerpen en stoffen in onderlinge samenhang.

Daarnaast kan dit ook blijken uit de uit een opsporingsonderzoek verkregen resultaten van tapgesprekken of observaties.

Het in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf voorhanden hebben van de genoemde voorwerpen of stoffen verschaft de toepassing van deze bestuursdwangbevoegdheid.

Voor de toepassing bij strafbare voorbereidingshandelingen wordt eveneens aansluiting gezocht bij het gestelde daartoe in de Aanwijzing Opiumwet.

Last onder bestuursdwang/ sluiting

Gelet op de hoeveelheid illegale verkooppunten in de gemeente Maastricht en het Heuvelland, de grensligging, het voor coffeeshops geldende ingezetenencriterium en gegeven de impact op de omgeving wordt het niet opportuun geacht om bij de handel in soft- en harddrugs te volstaan met een waarschuwing maar wordt in principe direct overgegaan tot het opleggen van een last onder bestuursdwang in de vorm van een tijdelijke sluiting.

Bij de toepassing van deze bevoegdheid wordt gekozen voor het opleggen van een last onder bestuursdwang omdat bestuursdwang een directer middel is dat in tegenstelling tot de dwangsom op termijn tot feitelijke beëindiging van de overtreding zal leiden.

Van een dwangsom mag in de meeste gevallen weinig effect worden verwacht, gelet op het feit dat het financiële gewin in het verdovende middelen-circuit dusdanig groot is dat met een dwangsom naar verwachting niet zal worden bereikt dat een overtreding ophoudt of niet meer wordt herhaald.

Bij het opleggen van een last onder bestuursdwang wordt gekozen voor het opleggen van een last tot sluiting van de woning/ het lokaal, gelet op het feit dat dit als de meest effectieve maatregel wordt beschouwd om de met de Opiumwet strijdige situatie te doen beëindigen en herhaling ervan te voorkomen. Hiermee wordt verhinderd dat het pand nog langer dan wel opnieuw wordt gebruikt ten behoeve van de drugshandel. De sluiting moet de rust in de directe omgeving doen wederkeren en een verdere aantasting van het woon- en leefklimaat voorkomen. De ernstige verstoring van de openbare orde (waarvan sprake is in geval van drugshandel) wordt beëindigd en herhaling ervan wordt voorkomen. Ook wordt hiermee een signaal afgegeven dat de geconstateerde feiten onacceptabel zijn.

 

Gelet op het doel van artikel 13b van de Opiumwet wordt bij het vaststellen van de sluitingsduur in overweging genomen de noodzaak om de bekendheid van de inrichting als drugsadres teniet te doen, het doen wederkeren van de rust in de directe omgeving, het voorkomen van herhaling van de verstoring van de openbare orde alsmede het voorkomen van een verdere aantasting van het woon- en leefklimaat.

De duur van de sluiting is afhankelijk van de vraag of de woning/ het lokaal reeds eerder gesloten is geweest. Uitgangspunt daarbij is geen onderscheid te maken of er al dan niet sprake is van voorbereidingshandelingen dan wel drugs zijn aangetroffen.

 

Wel wordt onderscheid gemaakt tussen soft- en harddrugs voor wat betreft de duur van de sluiting. Het gaat er bij beiden om, om een woning, lokaal of daarbij behorend erf dat een schakel vormt in de productie of distributie van drugs daaraan te onttrekken, zodat de overtreding van de Opiumwet wordt beëindigd en herhaling ervan wordt voorkomen.

Onderscheid tussen soft- en harddrugs sluit goed aan bij de Opiumwet en daarmee bij de doelstellingen van het Rijk. De Opiumwet stelt immers op overtredingen met harddrugs zowel strafrechtelijk als ook bestuursrechtelijk zwaardere sancties dan op overtredingen met softdrugs.

Daarnaast is er bij harddrugs vaak sprake van een ander soort criminaliteit en aantrekkingskracht van een pand. Vaak gaat het om een hardnekkigere loop op een pand dan bij softdrugs. Denk ook aan de laboratoria voor synthetische drugs die tegenwoordig ook vaker in woningen kunnen worden aangetroffen.

 

Voor wat de duur betreft wordt, zowel voor soft- als voor harddrugs, bij lokalen een langere termijn gehanteerd dan bij woningen.

De reden hiervoor is enerzijds de grotere aantrekkingskracht bij voor publiek toegankelijke lokalen en anderzijds de grotere kans op recidive bij niet voor publiek toegankelijke lokalen die doorgaans hoofdzakelijk of grotendeels juist voor de drugshandel gebruikt worden.

 

Als begunstigerstermijn wordt een periode van minimaal 24 uur aangehouden waarbinnen betrokkene zelf in de gelegenheid is om gehoor te geven aan de opgelegde last. Indien feitelijk tot sluiting wordt overgegaan zal de woning/ het lokaal voor publiek ontoegankelijk worden gemaakt.

Betrokkenen dienen in beginsel zelf voor hun huisraad, huisdieren en alternatieve huisvesting te zorgen. De last van de bestuursdwang bevat ook het zorgdragen door betrokkenen voor eventuele dieren in de woning of het lokaal.

Belangenafweging

De toepassing van bestuursdwang is een bestuursrechtelijke maatregel met een reparatoir karakter.

Doelstelling is de met de wet strijdige situatie te beëindigen en herhaling ervan te voorkomen.

De oplegging van de last ziet er vanuit het algemeen belang op de aangetaste openbare orde te herstellen.

De gevolgen van de aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs zijn voor de openbare orde en veiligheid in de omgeving dermate ernstig dat herstel daarvan (als in het algemeen belang nagestreefd doel) zeer zwaar weegt.

In het kader van de belangenafweging wordt aan de hand van de feiten en omstandigheden beoordeeld of in redelijkheid gebruik kan worden gemaakt van de bevoegdheid en of de wijze van toepassing van die bevoegdheid evenredig is.

 

Bij wijze van uitzondering kan in concrete gevallen, waar het middel van sluiting niet evenredig zou zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen, gemotiveerd worden afgeweken van de beleidslijn en de daarin genoemde (zwaarte van de) maatregel (artikel 4:84 Awb).

 

Met de sluiting van de woning of lokaal is sprake van een maatregel die is gerelateerd aan het pand en niet aan de bewoner, huurder, gebruiker of eigenaar. Dit betekent dat een eventuele overdracht van het pand, of de komst van nieuwe huurders, niet van invloed is op het besluit tot sluiting.

Het pand wordt of blijft gesloten. Het is immers op dat moment nog steeds noodzakelijk om de bekendheid van een dergelijk pand in het criminele circuit weg te nemen; het enkel plaatsen van nieuwe huurders leidt niet tot het voorkomen van herhaling van een met de wet strijdige situatie.

 

Dit beleid is afgestemd en overeengekomen in het robuuste driehoeksoverleg van de gemeenten Eijsden-Margraten, Gulpen-Wittem, Meerssen, Vaals en Valkenburg aan de Geul.

 

Eijsden-Margraten, 21 september 2020

De Burgemeester van Eijsden-Margraten,

Dieudonné Akkermans

Naar boven