Besluit van de raad van de gemeente Aalsmeer tot vaststelling van de Verordening jeugdhulp Aalsmeer 2020

Zaaknummer: Z20-041906

De raad van de gemeente Aalsmeer;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 18 augustus 2020;

gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, derde lid, van de Jeugdwet;

gezien het advies de afdeling Jeugd en Samenleving van 10 augustus 2020;

besluit vast te stellen de:

Verordening jeugdhulp Aalsmeer 2020

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • algemene voorziening: voorziening op grond van de wet die rechtstreeks toegankelijk is zonder toegangsbeoordeling of op basis van een beperkte toegangsbeoordeling;

  • andere voorziening: voorziening op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen, niet vallend onder de wet;

  • ernstige enkelvoudige dyslexie (EED): Ontwikkelingsstoornis op het gebied van lezen en spellen bij kinderen op de basisschool in de leeftijd van 7 tot 13 jaar, niet gepaard gaand met andere stoornissen of beperkingen die de behandeling van EED in de weg staan;

  • hoogspecialistische jeugdhulp: individuele voorzieningen zoals bedoeld in artikel 3.2 zijnde voorzieningen voor jeugdhulp die een zeer intensieve aanpak en/of zeer hoge dan wel zeer specifieke – vaak multidisciplinaire – expertise vragen;

  • individuele voorziening: de op de jeugdige en/of zijn ouders toegesneden voorziening die door het college in natura of bij persoonsgebonden budget wordt verstrekt op basis van een besluit;

  • intensiteit: de duur en omvang van de individuele voorzieningen voor specialistische of hoogspecialistische jeugdhulp die geboden worden binnen een ondersteuningsprofiel;

  • lokale toegang: professionals (jeugdhulpverleners) die door het college aangewezen zijn om de gemeentelijke toegang naar de individuele voorzieningen te verzorgen;

  • ondersteuningsprofiel: een cluster van hulpvragen waarmee de ondersteuningsbehoefte van de jeugdige en zijn ouders wordt gecategoriseerd;

  • ondersteuningsvraag: behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet;

  • ouder: gezaghebbende ouder, adoptiefouder, stiefouder of een ander die een jeugdige als behorend tot zijn gezin verzorgt en opvoedt;

  • persoonsgebonden budget: het persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

  • perspectiefplan: het document waarin de ondersteuningsbehoeften van de jeugdige en/of zijn ouders zijn vastgelegd samen met de resultaten en hoe deze te bereiken en waarin op verschillende levensgebieden de gezinssituatie in kaart gebracht wordt om een effectieve ondersteuning van de jeugdige mogelijk te maken;

  • professional: een hulpverlener die op grond van de Jeugdwet of Wet publieke gezondheid zorg verleent en in de regel geregistreerd staat in en voldoet aan het Kwaliteitsregister Jeugd of het register Beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG);

  • specialistische jeugdhulp: individuele voorzieningen zoals bedoeld in artikel 3.1 zijnde voorzieningen voor jeugdhulp die een intensieve aanpak en/of hoge dan wel specifieke expertise vragen;

  • verzoek om toewijzing: verzoek van een jeugdhulpaanbieder aan de gemeente om hulp te mogen leveren wanneer de verwijzing niet via de gemeente is verlopen.

  • wet: de Jeugdwet;

  • zorg in natura: jeugdhulp geleverd door een, door de gemeente, gecontracteerde aanbieder.

Hoofdstuk 2 Algemene voorzieningen

Artikel 2.1 Algemene voorzieningen

  • 1.

    De volgende vormen van algemene voorzieningen zijn beschikbaar:

    • a.

      Jeugdgezondheidszorg;

    • b.

      Informatie en advies;

    • c.

      Opvoedspreekuren;

    • d.

      Schoolmaatschappelijk werk;

    • e.

      Jongerenwerk;

    • f.

      op preventie gerichte informatie en activiteiten.

  • 2.

    Het college kan bij nadere regeling vaststellen welk aanbod onder algemene voorzieningen op basis van het eerste lid beschikbaar is binnen de daartoe door de gemeenteraad gestelde kaders.

Artikel 2.2 Jeugdhulpverleners (lokale toegang)

  • 1.

    De jeugdhulpverleners van de lokale toegang hebben de volgende taken:

    • a.

      het bieden van kortdurende ondersteuning bestaande uit opvoed – en opgroeiondersteuning;

    • b.

      monitoring van jeugdhulptrajecten;

    • c.

      casusregie als de jeugdige en/of ouders hierbij ondersteuning nodig hebben.

  • 2.

    De lokale toegang neemt namens het college besluiten met betrekking tot het toekennen van individuele voorzieningen op het gebied van jeugdhulp.

Artikel 2.3 Sociaal Team

  • 1.

    Er is een Sociaal Team voor minder of niet zelfredzame huishoudens (geen of weinig regie) (met en zonder kinderen) waarbij sprake is van meervoudige en domein overstijgende problematiek.

  • 2.

    Het Sociaal Team biedt ondersteuning en zorg aan jeugdigen en volwassenen door professionals uit verschillende leefdomeinen in een gezamenlijke aanpak bij elkaar te brengen die werken volgens het principe één gezin, één plan en één regisseur.

Artikel 2.4 Cliëntondersteuning

  • 1.

    Het college zorgt ervoor dat ingezetenen een beroep kunnen doen op kosteloze, onafhankelijke cliëntondersteuning, waarbij het belang van de cliënt uitgangspunt is.

  • 2.

    Het college wijst de jeugdige en/ of ouders op de mogelijkheid gebruik te maken van kosteloze, onafhankelijke cliëntondersteuning.

Artikel 2.5 Jeugdhulpvoorzieningen in het kader van speciaal onderwijs

  • 1.

    In aanvulling op het aanbod zoals bedoeld in artikel 2.1, 2.2 en 2.3, is er een laagdrempelig aanbod aan jeugdhulpvoorzieningen in het speciaal onderwijs.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen over de omvang en toegang van de in het eerste lid bedoelde aanbod binnen de daartoe door de gemeenteraad gestelde kaders.

Hoofdstuk 3 Individuele voorzieningen

Paragraaf 1 Soorten individuele voorzieningen

Artikel 3.1 Specialistische jeugdhulp

  • 1.

    In aanvulling op de algemene voorzieningen draagt het college zorg voor de beschikbaarheid van specialistische jeugdhulp.

  • 2.

    De ondersteuning die geboden wordt vanuit de specialistische jeugdhulp kan bestaan uit:

    • a.

      ambulante hulp, begeleiding, verzorging en ondersteuning voor jeugdigen en hun ouders, geboden in de thuissituatie, op het kinderdagverblijf, de school of de locatie van de jeugdhulpaanbieder;

    • b.

      kortdurende dagbehandeling, dagbesteding en verblijf (logeervoorzieningen) op de locatie van de jeugdhulpaanbieder.

Artikel 3.2 Hoogspecialistische jeugdhulp

  • 1.

    In aanvulling op de algemene voorzieningen draagt het college zorg voor de beschikbaarheid van hoogspecialistische jeugdhulp.

  • 2.

    De ondersteuning die geboden wordt vanuit hoogspecialistische jeugdhulp kan bestaan uit:

    • a.

      ambulante jeugdhulp bij complexe en/of meervoudige problematiek;

    • b.

      jeugdhulp met verblijf.

Artikel 3.3 Dyslexiezorg

  • 1.

    Het college draagt zorg voor de beschikbaarheid van dyslexiezorg.

  • 2.

    De ondersteuning die geboden wordt vanuit dyslexiezorg kan bestaan uit:

    • a.

      diagnostiek bij een vermoeden van ernstige enkelvoudige dyslexie;

    • b.

      behandeling van ernstige enkelvoudige dyslexie.

  • 3.

    Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de afbakening van de in het eerste lid bedoelde dyslexiezorg en de doelgroep binnen de daartoe door de gemeenteraad gestelde kaders.

Artikel 3.4 Overige individuele voorzieningen

  • 1.

    In aanvulling op de individuele voorzieningen en de voorzieningen zoals genoemd in artikel 3.1, 3.2 en 3.3 draagt het college zorg voor de beschikbaarheid van overige individuele voorzieningen.

  • 2.

    De in het vorige lid genoemde jeugdhulp betreft:

    • a.

      jeugdhulp voor jeugdigen die buiten de regio Amsterdam-Amstelland verblijven maar volgens het woonplaatsbeginsel onder de verantwoordelijkheid van het college vallen, en voor wie de gecontracteerde jeugdhulpaanbieders geen passende hulp kunnen organiseren of hulp die voldoende in de nabijheid van de jeugdige geboden kan worden,

    • b.

      jeugdhulp die geboden wordt door jeugdhulpaanbieders met een specialistische functie binnen de kaders van de door de Vereniging voor Nederlandse Gemeenten afgesloten landelijke raamcontracten.

    • c.

      jeugdigen die hun woonplaatsbeginsel krijgen in Aalsmeer en waarvan de continuering van de jeugdhulp door een niet door de gemeente Aalsmeer gecontracteerde aanbieder wordt voortgezet.

    • d.

      jeugdhulp die de rechter heeft opgenomen als verplichting in het vonnis.

  • 3.

    Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de in dit artikel bedoelde jeugdhulp binnen de daartoe door de gemeenteraad gestelde kaders.

Paragraaf 2 Toegang specialistische en hoogspecialistische voorzieningen

Artikel 3.5 Algemeen

  • 1.

    In dit artikel en volgende artikelen van paragraaf 2 wordt verstaan onder jeugdhulpaanbieder: de jeugdhulpaanbieder in de zin van de wet die specialistische of hoogspecialistische jeugdhulp aanbiedt zoals bedoeld in artikel 3.1 en 3.2, tenzij specifiek aangegeven is dat het om een van beide gaat.

  • 2.

    Het college kent een specialistische of hoogspecialistische voorziening toe door middel van een besluit dat toegang geeft tot specialistische of hoogspecialistische jeugdhulp binnen een bepaald ondersteuningsprofiel en – als het gaat om hoogspecialistische jeugdhulp – met een bepaalde intensiteit.

  • 3.

    Het college neemt het besluit als bedoeld in het tweede lid op grond van het gesprek over de ondersteuningsvraag met de jeugdige en/of zijn ouders en het opgestelde perspectiefplan zoals bedoeld in artikel 3.6, en wanneer het gaat om een persoonsgebonden budget, aanvullend op grond van het pgb-plan zoals bedoeld in artikel 3.11.

  • 4.

    Het gesprek, zoals bedoeld in artikel 3.6, kan achterwege gelaten worden, wanneer:

    • a.

      de huisarts, jeugdarts of medisch specialist conform artikel 2.6 eerste lid onderdeel g van de wet, verwezen heeft naar specialistische jeugdhulp;

    • b.

      er sprake is van een crisissituatie waar de onmiddellijke uitvoering van jeugdhulp geen uitstel duldt;

    • c.

      de basisschool een vermoeden heeft van ernstige enkelvoudige dyslexie.

  • 5.

    Wanneer de huisarts, jeugdarts of medisch specialist conform artikel 2.6 eerste lid onderdeel g van de wet verwezen heeft naar hoogspecialistische jeugdhulp, neemt het college het besluit als bedoeld in het tweede lid op grond van het door de jeugdige en/of zijn ouders – al dan niet met ondersteuning van de verwijzende huisarts, jeugdarts, medisch specialist, jeugdhulpaanbieder of de lokale toegang – opgestelde perspectiefplan, en de toets hiervan door de lokale toegang.

  • 6.

    Wanneer een jeugdige en/of zijn ouders ernstige bezwaren hebben tegen de toetsing van het perspectiefplan door de lokale toegang zoals bedoeld in het vorige lid, kunnen zij dit kenbaar maken aan het college; het college neemt dan het besluit enkel op aanwijzing van de jeugdhulpaanbieder dat inzet van hoogspecialistische jeugdhulp noodzakelijk is en dat een perspectiefplan heeft opgesteld.

  • 7.

    Het college stelt nadere regels vast ten aanzien van de ondersteuningsprofielen en intensiteiten zoals bedoeld in het tweede lid.

Artikel 3.6 Het gesprek en perspectiefplan

  • 1.

    De lokale toegang onderzoekt in een gesprek of gesprekken met de jeugdige of zijn ouder of de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouder ontoereikend zijn om hulp, zorg en ondersteuning aan de jeugdige te bieden naar aard en omvang voor de tijdens het gesprek of gesprekken vastgestelde problemen en stoornissen.

  • 2.

    De lokale toegang stelt namens het college in een of meerdere gesprek(ken) samen met de jeugdige en/of zijn ouders vast:

    • a.

      wat de ondersteuningsvraag is, met daarbij specifiek aandacht voor:

      • i.

        de gezinssituatie op de verschillende leefgebieden;

    • b.

      wat de van opgroei en opvoedingsproblemen zijn, met daarbij specifiek aandacht voor:

      • i.

        de beoogde resultaten van de ondersteuning;

    • c.

      welke ondersteuning nodig is, met daarbij specifiek aandacht voor:

      • i.

        de aard en omvang van de ondersteuning;

    • d.

      op welke wijze de ondersteuningsvraag opgelost kan worden, met daarbij specifiek aandacht voor:

      • i.

        wat de jeugdige, zijn ouders en het sociale netwerk zelf kunnen doen;

      • ii.

        of en welke ondersteuning nodig is vanuit de algemene voorzieningen;

      • iii.

        of en welke ondersteuning nodig is in de vorm van een individuele voorziening;

      • iv.

        op welke wijze de ondersteuning wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, wonen of werk en inkomen;

      • v.

        welke andere voorzieningen (deels) voorliggend zijn, en;

      • vi.

        of er sprake is van de wens voor een pgb.

  • 3.

    De lokale toegang en de jeugdige en/of zijn ouders leggen de zaken genoemd in het tweede lid vast in een perspectiefplan dat door de professional van de lokale toegang, de jeugdige en/of zijn ouders ondertekend wordt.

  • 4.

    In het perspectiefplan worden afspraken opgenomen over de wijze en het moment waarop de resultaten van het perspectiefplan met de jeugdige en/of zijn ouders, de lokale toegang en de jeugdhulpaanbieder besproken worden.

  • 5.

    Als de jeugdige en zijn ouders een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet hebben opgesteld, betrekt de lokale toegang dat als eerste bij het gesprek.

  • 6.

    De lokale toegang verzamelt voorafgaand aan of tijdens het gesprek in overleg met de jeugdige of zijn ouders de noodzakelijke en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie.

  • 7.

    De jeugdige of zijn ouders verstrekken aan de lokale toegang voorafgaand aan of tijdens het gesprek alle overige gegevens, die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen.

  • 8.

    Het ondertekende perspectiefplan, dan wel de weergave ervan in een gespreksverslag, kan door de lokale toegang worden opgeslagen in de eigen administratie.

  • 9.

    Het (ondertekende) perspectiefplan wordt, voor zover van toepassing, voor een effectieve uitvoering van de specialistische of hoogspecialistische jeugdhulp, door de jeugdige en/of zijn ouders, of in voorkomende gevallen door de lokale toegang, gedeeld met de betrokken jeugdhulpaanbieder met inachtneming van de geldende privacyregelgeving.

  • 10.

    Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de inhoud van en de wijze waarop het gesprek zoals bedoeld in dit artikel gevoerd wordt.

Artikel 3.7 Criteria en afwegingsfactoren bij de toekenning van individuele voorzieningen

  • 1.

    Het college kent specialistische en hoogspecialistische jeugdhulp toe indien en voor zover in het gesprek en perspectiefplan zoals bedoeld in artikel 3.6 vastgesteld is dat:

    • a.

      een individuele voorziening aangewezen is gezien de aard en ernst van de ondersteuningsvraag;

    • b.

      de jeugdige op eigen kracht, of met zijn ouders of andere personen uit zijn naaste omgeving, geen afdoende oplossing voor zijn ondersteuningsvraag kan vinden;

    • c.

      een algemene voorziening niet adequaat is voor de oplossing van de ondersteuningsvraag;

    • d.

      de jeugdige of de ouders geen aanspraak kunnen maken op een andere voorziening om de ondersteuningsvraag te beantwoorden.

  • 2.

    Het college kan nadere regels vaststellen ter verdere uitwerking van de algemene criteria zoals genoemd in het eerste lid of ter bepaling van specifieke criteria voor bepaalde individuele voorzieningen binnen de daartoe door de gemeenteraad gestelde kaders.

Artikel 3.8 Besluit specialistische en hoogspecialistische jeugdhulp

  • 1.

    In het besluit tot toekenning van specialistische en hoogspecialistische jeugdhulp wordt vastgelegd:

    • a.

      wat de beoogde resultaten zijn;

    • b.

      of sprake is van specialistische of hoogspecialistische jeugdhulp, het ondersteuningsprofiel en als het gaat om hoogspecialistische jeugdhulp ook de intensiteit van de jeugdhulp;

    • c.

      in geval van een persoonsgebonden budget de hoogte van het budget en hoe deze is berekend.

  • 2.

    Het besluit tot toekennen van specialistische en hoogspecialistische jeugdhulp wordt afgegeven:

    • a.

      als het gaat om zorg in natura met een duurzaam traject met een in het besluit vastgestelde geldigheidsduur;

    • b.

      als het gaat om zorg in natura met traject gericht op herstel, met een geldigheidsduur tot vier maanden nadat de jeugdige en/of zijn ouders in overleg met de betrokken jeugdhulpaanbieder hebben besloten dat de jeugdhulp niet langer nodig is en het college hiervan door de jeugdhulpaanbieder op de hoogte is gesteld;

    • c.

      als het gaat om een persoonsgebonden budget: met een in het besluit vastgestelde geldigheidsduur.

  • 3.

    In aanvulling op het gestelde in het tweede lid wordt het besluit opnieuw van kracht wanneer een jeugdige en/of zijn ouders zich binnen vier maanden na een volgens plan beëindigd jeugdhulptraject dat gericht was op herstel opnieuw, met dezelfde hulpvraag, bij de jeugdhulpaanbieder melden.

  • 4.

    De geldigheid van het besluit kan vervallen wanneer de jeugdhulpaanbieder niet binnen drie maanden na het afgegeven van het besluit is gestart met zorg.

  • 5.

    Het besluit wordt genomen:

    • a.

      indien er overeenstemming is tussen de lokale toegang en de jeugdige en/of zijn ouders over de in te zetten specialistische of hoogspecialistische jeugdhulp, direct na de ondertekening van het perspectiefplan door de jeugdige en/of zijn ouders en de professional van de lokale toegang en;

    • b.

      binnen twee weken na ontvangst van het eenzijdig door de jeugdige en/of zijn ouders opgestelde perspectiefplan, wanneer de lokale toegang en de jeugdige en/of zijn ouders geen overeenstemming hebben kunnen bereiken over het perspectiefplan;

    • c.

      binnen vijf werkdagen na het verzoek om toewijzing van de jeugdhulpaanbieder, wanneer een perspectiefplan op grond van artikel 3.5 vierde lid niet nodig is.

  • 6.

    Als de jeugdige of zijn ouders hierom vragen, bij de verstrekking van een pgb of bij situaties zoals beschreven in lid 5a en 5b van dit artikel legt het college het besluit vast in een beschikking.

  • 7.

    Het college kan periodiek onderzoeken of er aanleiding is een besluit te heroverwegen en kan hieromtrent nadere regels stellen binnen de daartoe door de gemeenteraad gestelde kaders.

Paragraaf 3 Toegang dyslexiezorg

Artikel 3.9 Toegang dyslexiezorg

  • 1.

    Het college kent een individuele voorziening voor dyslexiezorg toe door middel van een besluit dat toegang geeft tot diagnostiek, om vast te stellen of sprake is van ernstige enkelvoudige dyslexie, en behandeling, indien uit de uitgevoerde diagnostiek blijkt dat sprake is van ernstige enkelvoudige dyslexie.

  • 2.

    Het college neemt het besluit als bedoeld in het eerste lid op grond van het leerlingdossier dyslexie van de basisschool.

  • 3.

    Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de werkwijze van de toegang dyslexiezorg en de eisen waaraan het leerlingdossier dyslexie dient te voldoen.

Paragraaf 4 Toegang overige individuele voorzieningen jeugdhulp

Artikel 3.10 Toegang overige individuele voorzieningen jeugdhulp

  • 1.

    Het college neemt een besluit tot toekenning van een overige individuele voorziening jeugdhulp:

    • a.

      op grond van een aanvraag van de lokale toegang of een andere op grond van de wet daartoe bevoegde professional, als het gaat om jeugdhulp zoals bedoeld in artikel 3.4 tweede lid onderdeel a, c en d;

    • b.

      op grond van het verzoek tot toewijzing van een landelijke jeugdhulpaanbieder, als het gaat om jeugdhulp zoals bedoeld in artikel 3.4 tweede lid onderdeel b.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de inhoud en de wijze van indienen van de aanvraag zoals bedoeld in het eerste lid onderdeel a.

Paragraaf 5 Aanvullende regels persoonsgebonden budget

Artikel 3.11 Het pgb-plan

  • 1.

    Als de jeugdige en/of zijn ouders zich in het gesprek zoals bedoeld in artikel 3.6 gemotiveerd op het standpunt stellen dat zij de individuele voorziening die wordt geleverd door de door gemeente gecontracteerde jeugdhulpaanbieders niet passend achten, en naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort en die de jeugdige of zijn ouders van het budget willen betrekken, van goede kwaliteit is, kunnen zij een persoonsgebonden budget aanvragen.

  • 2.

    De jeugdige en/of zijn ouders moeten hiervoor in aanvulling op het perspectiefplan een pgb-plan op te stellen waarin is opgenomen:

    • a.

      de motivatie waarom zorg in natura niet toereikend is en een persoonsgebonden budget gewenst is;

    • b.

      de voorgenomen uitvoerder van de individuele voorziening;

    • c.

      de kosten (uitgedrukt in aantal eenheden en tarief) van de uitvoering;

    • d.

      de kwalificaties van de uitvoerder.

  • 3.

    Het college kan nadere regels stellen over de voorwaarden die worden gesteld aan het pgb-plan en de pgb budgetbeheerder.

Artikel 3.12 Onderscheid formele en informele hulp

  • 1.

    Bij het vaststellen van de soort hulp die benodigd is, wordt onderscheid gemaakt tussen formele en informele hulp.

  • 2.

    Van formele hulp is sprake als de hulp verleend wordt door onderstaande personen, met uitzondering van bloed- of aanverwanten in de 1e of 2e graad van de budgethouder:

    • a.

      personen die werkzaam zijn bij een instelling die ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staat in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007), en die beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken, of;

    • b.

      personen die aangemerkt zijn als zelfstandige zonder personeel. Daarnaast moeten zij beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende jeugdhulptaken en moet de onderneming van deze persoon ingeschreven staan in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007) ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden, of;

    • c.

      personen die ingeschreven staan in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG-register) en/of artikel 5.2.1 van het Besluit Jeugdwet (SKJ-register), voor het uitoefenen van een beroep voor het verlenen van jeugdhulp.

  • 3.

    Indien de jeugdhulp geboden wordt door een bloed- of aanverwant in de 1e of 2e graad van de budgethouder is er altijd sprake van informele hulp.

  • 4.

    Indien de hulp wordt verleend door een andere persoon dan beschreven in lid 2 onder a, b of c, is sprake van informele hulp.

Artikel 3.13 Vaststellen hoogte van persoonsgebonden budget

  • 1.

    De hoogte van het persoonsgebonden budget wordt berekend aan de hand van het aantal uren, dagdelen of etmalen dat de individuele voorziening nodig is vermenigvuldigt met een vast tarief per zorgvorm.

  • 2.

    De tarieven op basis waarvan de hoogte van het persoonsgebonden budget berekend wordt, bedragen voor formele hulp:

    • a.

      als het gaat om ambulante hulpverlening:

      • i.

        voor praktische begeleiding en ondersteuning: € 35,80 per uur,

      • ii.

        voor specialistische begeleiding: € 65,00 per uur,

      • iii.

        voor specialistische behandeling: € 93,60 per uur,

    • b.

      als het gaat om dagbehandeling of –begeleiding in groepsverband:

      • i.

        voor praktische begeleiding en ondersteuning € 44,20 per dagdeel,

      • ii.

        voor specialistische behandeling €73,80 per dagdeel,

    • c.

      als het gaat om verblijf binnen een jeugdhulpinstelling:

      • i.

        met lichte begeleiding: € 101,00 per etmaal,

      • ii.

        met specialistische begeleiding: €198,80 per etmaal,

      • iii.

        met specialistische behandeling: € 264,40 per etmaal,

    • d.

      als het gaat om vervoer van een jeugdige van en naar de locatie waar de jeugdhulp wordt geboden en uitgevoerd door een persoon, die handelt in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf: € 26,00 per retourrit.

  • 3.

    De in het vorige lid genoemde tarieven zijn uitgedrukt in het prijspeil van 2020 en worden ieder opvolgend kalenderjaar gewijzigd aan de hand van de ontwikkeling van de consumentenprijsindex die geldt voor het tweede kalenderjaar voorafgaand aan het desbetreffende kalenderjaar (T-2). De berekende bedragen worden naar beneden afgerond op een veelvoud van € 0,2.

  • 4.

    Als toepassing is gegeven aan het vorige lid, draagt het college zorg voor de kenbaarheid van de laatstelijk in de plaats gestelde bedragen.

  • 5.

    De tarieven op basis waarvan de hoogte van het persoonsgebonden budget berekend wordt, bedragen € 20,00 per uur voor informele hulp, met uitzondering voor verblijf/logeervoorziening waarvoor een etmaaltarief van 60,- geldt.

Artikel 3.14 Verstrekken persoonsgebonden budget formele hulp en informele hulp

  • 1.

    Het college kent een persoonsgebonden budget voor formele hulp die wordt geleverd door een professionele ondersteuner enkel toe indien de zorgverlener:

    • a.

      Voldoet aan het Kwaliteitskader Jeugd, wat onder andere een registratie bij het SKJ (Stichting Kwaliteitszorg Jeugd) of een inschrijving in het BIG-register inhoudt;

    • b.

      werkt op basis van een hulpverleningsplan;

    • c.

      werkt met een systeem voor kwaliteitsbewaking;

    • d.

      de verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling, de meldplicht calamiteiten en de meldplicht geweld bij de verlening van jeugdhulp hanteert;

    • e.

      een vertrouwenspersoon in staat stelt zijn taak uit te voeren.

  • 2.

    Het college kent een persoonsgebonden budget voor informele hulp die wordt geleverd vanuit het sociale netwerk enkel toe:

    • a.

      voor zorg zoals genoemd in artikel 3.1;

    • b.

      als wordt gemotiveerd waarom de inzet van informele hulp leidt tot een gelijk of beter resultaat dan de inzet van formele hulp;

    • c.

      indien de persoon die de informele hulp verleent voldoet aan de volgende minimale (kwaliteits)criteria:

      • i.

        De zorgverlener beschikt over de voor de hulpvraag benodigde competenties, beschikbaarheid, kennis en vaardigheden om verantwoorde hulp te bieden;

      • ii.

        De zorgverlener beschikt over een VOG (behalve als de zorgverlener een ouder is, zoals bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet);

      • iii.

        De zorgverlener neemt bij (een vermoeden van) huiselijk geweld en kindermishandeling contact op met Veilig Thuis voor advies of het doen van een melding en maakt hierbij bij voorkeur gebruikt van de Meldcode Huiselijk geweld;

      • iv.

        De zorgverlener meldt calamiteiten direct aan de lokale toegang;

      • v.

        De zorgverlener werkt op basis van een plan.

    • d.

      als de ondersteuning aan de jeugdige of zijn ouders niet leidt tot overbelasting bij de persoon die deze informele hulp verleent.

  • 3.

    Ondersteuning kan niet worden geboden door iemand vanuit het sociaal netwerk als die, conform het afwegingskader voor een verantwoorde werktoedeling op basis van het Kwaliteitskader Jeugd, geboden moet worden door een geregistreerde professional.

  • 4.

    Het college kent geen vrij besteedbaar bedrag toe vanuit het persoonsgebonden budget.

  • 5.

    Beheer van het pgb is niet toegestaan door de persoon of organisatie die ook de ondersteuning levert aan de pgb-houder, tenzij hiervoor door het college toestemming is verleend.

Paragraaf 6 Nieuwe feiten en omstandigheden

Artikel 3.15 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

  • 1.

    Degene aan wie krachtens deze verordening een individuele voorziening is verstrekt, is verplicht zo spoedig mogelijk, en uiterlijk binnen een maand, aan het college mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden, waarvan hen redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een besluit aangaande een individuele voorziening.

  • 2.

    Het college kan een besluit aangaande een individuele voorziening herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of op het daarmee samenhangende persoonsgebonden budget zijn aangewezen;

    • c.

      de individuele voorziening of het daarmee samenhangende persoonsgebonden budget niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening of het daarmee samenhangende persoonsgebonden budget, of;

    • e.

      de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening of het daarmee samenhangende persoonsgebonden budget niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.

  • 3.

    Als het college een besluit op grond van het tweede lid, onder a heeft ingetrokken, kan het college geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten persoonsgebonden budget.

  • 4.

    Een beslissing tot verlening van een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken als blijkt dat het persoonsgebonden budget binnen zes maanden na toekenning niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

Artikel 3.16 Bestrijding oneigenlijk gebruik en misbruik

  • 1.

    Het college informeert de jeugdige en zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een individuele voorziening of persoonsgebonden budget zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • 2.

    Het college wijst personen aan die belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij de wet, dan wel deze verordening, ten aanzien van de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget, alsmede van misbruik of oneigenlijk gebruik van het bepaalde bij de wet, dan wel deze verordening.

  • 3.

    Het college kan nadere regels vaststellen over de bevoegdheden van de toezichthouder.

  • 4.

    Het college onderzoekt periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, het gebruik van individuele voorzieningen in natura en pgb met het oog op de beoordeling van de recht- en doelmatigheid daarvan.

Artikel 3.17 Opschorting betaling uit het pgb

  • 1.

    Het college kan de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een geheel of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor ten hoogste dertien weken, als er ten aanzien van de persoon aan wie het pgb is verstrekt een ernstig vermoeden is gerezen dat er sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 8.1.4, eerste lid, onder a, d of e, van de wet.

  • 2.

    Indien de jeugdige langer dan twee maanden verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet kan het college de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor de duur van de opname.

  • 3.

    Het college stelt de pgb-houder schriftelijk op de hoogte van het verzoek op grond van het eerste en tweede lid.

Hoofdstuk 4 Afstemming met andere voorzieningen

Artikel 4.1 Afstemming gezondheidszorg

  • 1.

    Het college draagt zorg dat wanneer de lokale toegang een besluit neemt over de inzet van zorg die vanaf de 18e verjaardag valt onder het basispakket van de Zorgverzekeringswet en er de reële verwachting is dat deze zorg na de 18e verjaardag van de jeugdige door zal lopen, het besluit voldoet aan de eisen die daaraan gesteld worden door de zorgverzekeraars.

  • 2.

    Het college draagt zorg dat de lokale toegang zich in de gevallen bedoeld in het eerste lid de jeugdige en zijn ouders wijst op de consequenties dat deze zorg vanaf de 18e verjaardag van de jeugdige onder de Zorgverzekeringswet valt, en zich inspant voor de continuïteit van de zorg indien noodzakelijk.

Artikel 4.2 Afstemming langdurige zorg

  • 1.

    Het college draagt zorg dat de lokale toegang de jeugdige en/of zijn ouders ondersteunt richting het Centraal Indicatieorgaan Zorg, indien er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de jeugdige in aanmerking kan komen voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg.

  • 2.

    Indien de jeugdige en/of zijn ouders weigeren mee te werken aan het verkrijgen van een besluit van het Centraal Indicatieorgaan Zorg, is het college niet gehouden een individuele voorziening toe te kennen op grond van deze verordening.

Artikel 4.3 Afstemming voorschoolse voorzieningen en het onderwijs

  • 1.

    Het college draagt zorg dat alle locaties voor kinderopvang, primair en voortgezet onderwijs een contactpersoon hebben bij de lokale toegang.

  • 2.

    Afspraken over de afstemming van jeugdhulpvoorzieningen en onderwijszorg worden vastgelegd in het perspectiefplan van de jeugdige en zijn ouders.

Artikel 4.4 Afstemming maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Het college draagt zorg voor een goede afstemming tussen de lokale toegang en de Wmo aanbieders, indien een jeugdige en/of zijn ouders naast jeugdhulpvoorzieningen ook in aanmerking komen voor voorzieningen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning.

  • 2.

    Het college draagt zorg dat wanneer de begeleiding van een jeugdige na het achttiende jaar voortgezet moet worden onder de Wet maatschappelijke ondersteuning, de continuïteit gewaarborgd wordt en de lokale toegang een besluit hiertoe zo nodig (mede)voorbereidt.

Artikel 4.5 Afstemming werk en inkomen

Het college draagt zorg dat de lokale toegang en de gecertificeerde instellingen financiële belemmeringen voor het slagen van preventie en jeugdhulp vroegtijdig signaleren en waar nodig jeugdigen en hun ouders helpen de juiste ondersteuning vanuit de gemeentelijke voorzieningen – zoals schuldhulpverlening, inkomensvoorzieningen, minimaregelingen te krijgen om deze belemmeringen weg te nemen.

Hoofdstuk 5 Waarborging verhouding prijs-kwaliteit

Artikel 5.1 Verhouding prijs en kwaliteit jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen

Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, in ieder geval rekening met:

  • a.

    de aard en omvang van de te verrichten taken;

  • b.

    de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functies;

  • c.

    een redelijke toeslag voor overheadkosten;

  • d.

    een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg, en;

  • e.

    kosten voor bijscholing van het personeel.

Hoofdstuk 6 Klachten en vertrouwenspersoon

Artikel 6.1 Klachtregeling

Het college stelt een regeling vast voor de afhandeling van klachten van jeugdigen en ouders die betrekking hebben de wijze van afhandeling van hun ondersteuningsvraag als bedoeld in deze verordening.

Artikel 6.2 Vertrouwenspersoon

  • 1.

    Het college zorgt ervoor dat jeugdigen, ouders en pleegouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

  • 2.

    Het college wijst jeugdigen en ouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

Hoofdstuk 7 Beleidsparticipatie

Artikel 7.1 Inspraak en medezeggenschap

Het college geeft middels de Verordening procedure en vormgeving structurele participatie gemeente Aalsmeer 2016 vorm aan inspraak en medezeggenschap ten aanzien van de voorbereiding van het jeugdhulpbeleid.

Artikel 7.2 Right to challenge

  • 1.

    Het college wijst de ingezetenen op de mogelijkheid initiatieven te ontplooien die het uitvoeren van taken van het college op grond van de Jeugdwet betreffen.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen omtrent de in het eerste lid beschreven mogelijkheid om initiatieven te ontplooien.

  • 3.

    Ter uitvoering van het eerste lid regelt het college dat minimaal éénmaal per jaar ingezetenen en maatschappelijke initiatieven de mogelijkheid tot intekening op en de uitvoering van de genoemde taken hebben.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 8.1 Inwerkingtreding

  • 1.

    De verordening treedt in werking op 1 oktober 2020.

  • 2.

    De Verordening jeugdhulp Aalsmeer 2018 vervalt op 1 oktober 2020.

Artikel 8.2 Overgangsbepaling

De rechten en verplichtingen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze verordening gelden met betrekking tot een individuele voorziening waarvoor op grond van de verordening jeugdhulp Aalsmeer 2018 een besluit is afgegeven, blijven gelden gedurende de looptijd van het besluit, dan wel tot het moment dat er op basis van een gewijzigde ondersteuningsbehoefte een nieuw besluit wordt genomen. Meldingen die zijn gedaan voor 1 oktober 2020 en waarop op 1 oktober 2020 niet beslist is worden afgehandeld op grond van deze verordening.

Artikel 8.4 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening jeugdhulp Aalsmeer 2020.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 17 september 2020.

De griffier,

O. van Kolck

De voorzitter,

mr. G.E. Oude Kotte

Naar boven