Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Opmeer houdende regels omtrent bijzondere bijstand (Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Opmeer)

Inhoudsopgave

Beleidsregels bijzondere bijstand

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Artikel 2 De aanvraag

Artikel 3 De duur van de bijstandsverlening

 

Hoofdstuk 2 Vormen van bijstand

Artikel 4 Vormen van bijstand

Artikel 5 Bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening of borgstelling

Artikel 6 Bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening onder verband van hypotheek

Artikel 7 Bijzondere bijstand in natura

Artikel 8 Aflossingsbedrag en aflossingstermijn leenbijstand

Artikel 9 Aflossingstoeslag bij een hoger aflossingsbedrag

 

Hoofdstuk 3 Draagkracht

Artikel 10 Het vermogen en de draagkracht

Artikel 11 Het inkomen en de draagkracht

Artikel 12 Draagkrachtpercentage

Artikel 13 Draagkrachtperiode

 

Hoofdstuk 4 Toeslagen voor levensonderhoud

Artikel 14 Toeslag bij co-ouderschap

 

Hoofdstuk 5 Bijzondere bijstand voor medische kosten

Artikel 15 Zorgverzekering

Artikel 16 Collectieve aanvullende zorgverzekering gemeente (AZG) Opmeer

Artikel 17 Brillen en contactlenzen

Artikel 18 Gehoorhulpmiddelen

Artikel 19 Mondzorg

Artikel 20 Techniekkosten

Artikel 21 Kunstgebit

Artikel 22 Orthopedisch schoeisel

Artikel 23 Geneesmiddelen

Artikel 24 Wmo-voorzieningen gemeente

Artikel 25 Reiskosten i.v.m. medische behandeling

Artikel 26 Dieetkosten

Artikel 27 Maaltijdvoorziening

Artikel 28 Extra uitgaven voor langdurig zieken (minimaal een halfjaar), chronisch zieken of gehandicapten

 

Hoofdstuk 6 Bijzondere bijstand voor niet-medische kosten

Artikel 29 Babyuitzet

Artikel 30 Kosten kraamzorg / kraampakket

Artikel 31 Begrafenis- of crematiekosten

Artikel 32 Computervergoeding

Artikel 33 Het Doe Mee-fonds

Artikel 34 Zwemlessen

Artikel 35 Kinderopvang sociaal-medisch geïndiceerden

Artikel 36 Peuteropvang

Artikel 37 Reiskosten

Artikel 38 Verhuiskosten

Artikel 39 Overbruggingsuitkering

 

Hoofdstuk 7 Rechtsbijstand en juridische hulp

Artikel 40 Eigen bijdrage rechtshulp

Artikel 41 Proceskosten tegenpartij

Artikel 42 Bewindvoeringskosten beschermingsbewind

Artikel 43 Kosten van bewindvoering in het kader van de Wsnp

Artikel 44 Bijdrage schuldhulpverlening

 

Hoofdstuk 8 Woninginrichting en kosten

Artikel 45 Woninginrichting

Artikel 46 Vaststelling van de kosten voor een woninginrichting

Artikel 47 Vervanging duurzame gebruiksgoederen

Artikel 48 Betaling van de kosten

 

Hoofdstuk 9 Woonkostentoeslagen

Artikel 49 Woonkostentoeslag bij een huurwoning

Artikel 50 Woonkostentoeslag bij een koopwoning

Artikel 51 Woonkostentoeslag boven de huurtoeslaggrens

Artikel 52 Verhuisplicht

 

Hoofdstuk 10 Bijzondere bijstand vergunninghouders

Artikel 53 Reiskosten vergunninghouders

Artikel 54 Verblijfsvergunning en naturalisatie

Artikel 55 Woninginrichting vergunninghouders

 

Algemene toelichting

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Opmeer

 

Gelet op:

 

Titel 4:3 van de Algemene wet bestuursrecht;

Artikel 35 Participatiewet;

 

Overwegende dat:

 

Het college het noodzakelijk vindt om aan te geven in welke situaties en onder welke voorwaarden bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet kan worden verstrekt en daartoe beleidsregels wenst vast te stellen;

 

Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Opmeer

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

 

- AZG:

aanvullende zorgverzekering gemeente Opmeer

- Bijstandsnorm:

de bijstandsnorm als bedoeld in artikel 5 onder c van de wet

- De wet:

Participatiewet

- Draagkracht:

dat gedeelte van het inkomen en/of het vermogen dat men zelf

dient aan te wenden alvorens voor een tegemoetkoming in aanmerking te komen

- FW:

Faillissementswet

- Nibud Prijzengids:

Door het Nibud uitgegeven prijzengids met richtbedragen voor bijzondere bijstand

- Student:

Als student wordt aangemerkt de studerende van 18 jaar en ouder die aanspraak heeft of kan maken op studiefinanciering op grond van de WSF of de Wtos

- Voorliggende voorziening

Een voorliggende voorziening als bedoeld in artikel 5 onder e van de wet

- Wmo:

Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

- Wsnp:

Wet schuldsanering natuurlijke personen

 

Artikel 2. De aanvraag

  • 1.

    Bijzondere bijstand wordt op aanvraag verstrekt. De aanvraag kan gemotiveerd ambtshalve worden ingenomen.

  • 2.

    Voor de verlening van bijzondere bijstand is het geen vereiste dat belanghebbende algemene bijstand ontvangt. Ook degene met een ander inkomen dan een bijstandsuitkering kan een beroep op bijzondere bijstand doen.

  • 3.

    Er kan alleen bijzondere bijstand worden verleend als;

    • a.

      geen sprake is van financiële draagkracht in inkomen en vermogen;

    • b.

      sprake is van noodzakelijke kosten door bijzondere individuele omstandigheden;

    • c.

      een voorliggende voorziening ontbreekt;

    • d.

      er geen administratieve drempel van toepassing is

  • 4.

    Bij de beoordeling van de aanvraag voor bijzondere bijstand is in het individuele geval maatwerk geboden.

  • 5.

    Op de verstrekking van de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten, worden altijd de kosten die voor iedereen algemeen gebruikelijk zijn in mindering gebracht.

Artikel 3. De duur van de bijstandsverlening

  • 1.

    Het college verleent periodieke bijzondere bijstand voor de duur van maximaal één jaar.

  • 2.

    Het college verleent geen individuele bijzondere bijstand voor kosten die al zijn gemaakt op het moment dat bijzondere bijstand wordt aangevraagd, tenzij

    • a.

      er sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor de bijzondere bijstand achteraf wordt aangevraagd;

    • b.

      blijkt dat de bijstand achteraf wordt aangevraagd en de kosten de 12 voorafgaande maanden lager zijn gebleven dan de administratieve drempel.

Hoofdstuk 2. Vormen van bijstand

Artikel 4. Vormen van bijstand

  • 1.

    Hoofdregel is dat bijzondere bijstand om niet wordt verstrekt.

  • 2.

    Bijzondere bijstand kan ook worden verstrekt in de vorm van een geldlening, borgstelling of onder verband van hypotheek.

Artikel 5. Bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening of borgstelling

  • 1.

    Bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening of borgstelling kan worden verleend, indien:

    • a.

      redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de belanghebbende op korte termijn over voldoende middelen zal beschikken om over de betreffende periode in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien (artikel 48 lid 2 sub a van de wet).

    • b.

      de noodzaak tot bijstandverlening het gevolg is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening van het bestaan (artikel 48 lid 2 sub b van de wet);

    • c.

      de aanvraag een door de belanghebbende te betalen waarborgsom betreft (artikel 48 lid 2 sub c van de wet);

    • d.

      het bijstand ter gedeeltelijke of volledige aflossing van een schuldenlast betreft (artikel 48 lid 2 sub d van de wet);

    • e.

      het bijstand voor duurzame gebruiksgoederen betreft (artikel 51 van de wet).

  • 2.

    In beginsel wordt bijstand in de vorm van borgtocht verleend en wel tot een maximumbedrag gelijk aan 36 maanden de aflossingscapaciteit. Als er geen mogelijkheid is een banklening af te sluiten, dan wordt beoordeeld of leenbijstand kan worden verstrekt.

Artikel 6. Bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening onder verband van hypotheek

Wanneer wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 50, tweede lid van de wet, is het mogelijk dat de bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening onder verband van hypotheek wordt verstrekt als (ook) de algemene bijstand in de vorm van een geldlening onder verband van hypotheek wordt verstrekt.

Artikel 7. Bijzondere bijstand in natura

Voor het verlenen van bijzondere bijstand in natura vindt een individuele afweging plaats.

Artikel 8. Aflossingsbedrag en aflossingstermijn leenbijstand

  • 1.

    De bijzondere bijstand die wordt verleend in afwachting van andere middelen moet ineens geheel worden afgelost als de belanghebbende over deze middelen beschikt.

  • 2.

    De maandelijkse aflossingsruimte voor overige bijstand in de vorm van een geldlening bedraagt;

    • a.

      bij een inkomen op bijstandsniveau 5% van de bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag.

    • b.

      als het netto inkomen 120% van de bijstandsnorm te boven gaat, wordt ook 50% van het meerdere aangewend als aflossingsruimte.

  • 3.

    Bij verstrekking van leenbijstand wordt als uitgangspunt gehanteerd dat een cliënt gedurende maximaal 36 maanden aaneengesloten aflost op de geldlening. Zodra gedurende 36 maanden volledig aan de aflossingsverplichtingen is voldaan wordt een eventueel restant van de lening buiten invordering gesteld (als bijstand om niet verstrekt).

  • 4.

    Als de geldlening het gevolg is van verwijtbaar handelen of nalatigheid van de belanghebbende kan de aflossingsduur worden verlengd.

Artikel 9. Aflossingstoeslag bij een hoger aflossingsbedrag

  • 1.

    Wanneer voor noodzakelijke kosten een hogere lening noodzakelijk is, met een hoger aflossingsbedrag dan vanuit de bijstandsnorm mogelijk is, wordt voor het verschil gedurende maximaal 36 maanden een toeslag verstrekt vanuit de bijzondere bijstand.

  • 2.

    Als de belanghebbende door het verwerven van inkomsten meer kan aflossen aan de lening van de Kredietbank wordt de bijzondere bijstand verminderd. Hierbij wordt 50% van het inkomen boven 120% van de bijstandsnorm als extra aflossingscapaciteit aangemerkt.

Hoofdstuk 3. Draagkracht

Artikel 10. Het vermogen en de draagkracht

  • 1.

    Bij de vaststelling van de draagkracht is artikel 34 lid 2 van de wet inzake de vrijlating van vermogen volledig van toepassing.

  • 2.

    Hierop gelden de volgende uitzonderingen;

    • a.

      van het vermogen worden de middelen bedoeld in artikel 34 lid 2 onder c volledig in aanmerking genomen, voor zover deze het vrij te laten vermogen genoemd in artikel 34 lid 3 te boven gaan.

    • b.

      indien slechts sprake is van vermogen in de door de aanvrager of zijn gezin bewoonde woning wordt individueel beoordeeld in hoeverre voor de vaststelling van de draagkracht rekening wordt gehouden met dit vermogen.

    • c.

      in gevallen waarin naast de eigen woning nog sprake is van ander vermogen wordt het niet in de woning belegde vermogen geheel als voor de draagkracht in aanmerking te nemen middelen aangemerkt, met uitzondering van een bedrag gelijk aan het netto maandinkomen exclusief vakantietoeslag.

Artikel 11. Het inkomen en de draagkracht

  • 1.

    Het voor de draagkracht in aanmerking te nemen inkomen wordt vastgesteld conform het bepaalde in de artikelen 31 t/m 33 van de wet. Uitgegaan wordt van het actuele maandinkomen en dit inkomen wordt omgerekend naar een jaarinkomen. Alleen bij bijzondere omstandigheden kan hier van afgeweken worden.

  • 2.

    In de berekening dient het vakantiegeld te worden meegenomen. De hoogte van het vakantiegeld wordt vastgesteld conform artikel 11 van de Regeling Participatiewet.

  • 3.

    In de berekening van de draagkracht van een alleenstaande ouder dient uitgegaan te worden van de norm voor alleenstaanden plus de alleenstaande ouderkop.

Artikel 12. Draagkrachtpercentage

  • 1.

    Het conform hierboven onder artikel 10 vastgestelde vermogen wordt voor 100% als draagkracht in aanmerking genomen.

  • 2.

    Als hoofdregel geldt dat bij een inkomen tot en met 120% van de bijstandsnorm geen draagkracht aanwezig wordt geacht.

  • 3.

    Is het inkomen hoger dan 120% van de bijstandsnorm dan wordt wel verwacht dat men een deel van de kosten zelf kan betalen. Als draagkracht geldt 50% van dat deel van het inkomen dat hoger is dan 120% van de bijstandsnorm met uitzondering van de situatie als bedoeld in artikel 16 eerste lid.

  • 4.

    In afwijking van lid 2 en 3 wordt voor specifieke in de beleidsregels genoemde kosten 100% van het inkomen boven de bijstandsnorm als draagkracht aangemerkt: het gehele inkomen boven bijstandsniveau moet worden aangewend. Wanneer een draagkracht geldt van 100% dan wordt bij de berekening van woonkostentoeslagen en toeslagen voor levensonderhoud wel rekening gehouden met het mislopen van de huur- en zorgtoeslag. Hierop geldt als uitzondering dat dit niet gebeurt bij de kosten bij bewindvoering.

Artikel 13. Draagkrachtperiode

  • 1.

    De periode, waarover de draagkracht wordt vastgesteld, begint op de eerste dag van de maand waarvoor de bijstandsaanvraag wordt ingediend en wordt vastgesteld voor een periode van een jaar.

  • 2.

    De draagkracht kan over een afwijkende periode worden vastgesteld indien de omstandigheden van de aanvrager of de aard van de kosten daar aanleiding voor geven.

Hoofdstuk 4. Toeslagen voor levensonderhoud

Artikel 14. Toeslag bij co-ouderschap

  • 1.

    Als de belanghebbende als gevolg van de gedeeltelijke zorg voor een kind hogere kosten van het bestaan heeft, kan de gemeente de bijstandsnorm voor een alleenstaande aanvullen met bijzondere bijstand.

Hoofdstuk 5. Bijzondere bijstand voor medische kosten

Artikel 15. Zorgverzekering

  • 1.

    Bij een aanvraag om bijstand voor medische kosten wordt rekening gehouden met de zorgverzekering. Daarbij kunnen zich de volgende drie situaties voordoen:

    • a.

      de belanghebbende is verzekerd via de collectieve aanvullende zorgverzekering van de gemeente Opmeer. De vergoeding vanuit deze verzekering wordt toereikend geacht. Er wordt geen bijstand verstrekt;

    • b.

      de belanghebbende is niet verzekerd via de collectieve aanvullende verzekering van de gemeente Opmeer, maar heeft wel elders een aanvullende verzekering afgesloten. Er kan in een dergelijk geval maximaal bijstand worden verstrekt tot de vergoeding die wordt geboden vanuit de collectieve aanvullende verzekering, pakket compact. Op deze bijstand wordt dan de vergoeding vanuit de eigen aanvullende verzekering in mindering gebracht. Hierbij wordt geen rekening gehouden met een eigen risico;

    • c.

      de belanghebbende is niet verzekerd via de collectieve aanvullende verzekering van de gemeente Opmeer en heeft geen aanvullende verzekering afgesloten. In dit geval is de bijstand gelijk aan het bedrag dat vanuit de collectieve aanvullende zorgverzekering van de gemeente Opmeer, pakket compact zou zijn vergoed. Op deze bijstand wordt het bedrag in mindering gebracht dat zou zijn vergoed bij de eigen zorgverzekeraar vanuit een aanvullend pakket dat qua premie vergelijkbaar is met de premie van de collectieve aanvullende zorgverzekering voor het pakket compact. Het gaat daarbij om de totale premiebetaling voor het pakket compact; dit is de premie die een verzekerde zelf betaalt voor dit pakket plus de gemeentelijke bijdrage voor dit pakket.

  • 2.

    Er wordt geen bijzondere bijstand verleend voor het verplichte eigen risico en voor het vrijwillige eigen risico.

Artikel 16. Collectieve aanvullende zorgverzekering gemeente (AZG) Opmeer

  • 1.

    De gemeente Opmeer biedt belanghebbenden de mogelijkheid om deel te nemen aan een collectieve aanvullende zorgverzekering bij Univé mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      belanghebbende kan op het moment van de aanvraag niet beschikken over een inkomen dat hoger is dan 120 % van de bijstandsnorm waarbij de kostendelersnorm van artikel 22a van de wet buiten beschouwing wordt gelaten;

    • b.

      belanghebbende heeft op het moment van de aanvraag geen in aanmerking te nemen vermogen.

  • 2.

    Belanghebbenden die aan de voorwaarden voldoen ontvangen een korting op de maandelijkse premie bij Univé van:

    • a.

      € 10,- bij het GemeentePakket Compact

    • b.

      € 20,- bij het GemeentePakket Compleet

    • c.

      € 35,- bij het GemeentePakket Compleet inclusief herverzekering eigen risico.

  • 3.

    De bijzondere bijstand wordt direct doorbetaald aan Univé zodat belanghebbenden maandelijks een lagere premie betalen.

  • 4.

    Wanneer niet meer aan de voorwaarden voor deelname wordt voldaan kan deelname aan de collectieve aanvullende zorgverzekering door de gemeente worden stopgezet.

Artikel 17. Brillen en contactlenzen

  • 1.

    Voor de vergoeding van brillen en contactlenzen wordt verwezen naar de Vergoedingenoverzichten van Univé.

  • 2.

    Indien het aangevraagde bedrag gebaseerd op de ingediende offerte hoger ligt dan het vergoedingenoverzicht of indien de vervanging van de bril of de contactlenzen plaatsvindt binnen een periode van 3 jaar, dient de belanghebbende aan te geven welke (medische) noodzaak hiertoe heeft geleid.

  • 3.

    Als vervanging door verandering van het gezichtsvermogen binnen een periode van 3 jaar door de medisch adviseur van Univé noodzakelijk wordt geacht, is vergoeding van glazen of lenzen mogelijk conform de in de tabel vastgestelde bedragen vanuit de AZG

  • 4.

    Bij belanghebbenden die niet collectief verzekerd zijn, dient de noodzaak van eerdere vervanging door de consulent te worden onderzocht. Als uit onderzoek blijkt dat het gezichtsvermogen 0,5 of meer dioptrie is gewijzigd kan bijzondere bijstand worden verleend.

Artikel 18. Gehoorhulpmiddelen

  • 1.

    Een hoortoestel behoort tot het zogenaamde basispakket van de zorgverzekeraar. Hieraan is echter een maximum vergoeding verbonden. Sommige aanvullende verzekeringen geven een extra vergoeding voor de aanschaf van een hoortoestel. Wanneer de vergoeding niet toereikend is omdat volgens medische redenen een duurder gehoortoestel moet worden aangeschaft kan voor de eigen bijdrage bijzondere bijstand worden verleend.

  • 2.

    Voor de eigen bijdrage van gehoorhulpmiddelen kan bijzondere bijstand worden verleend overeenkomstig de bepaling genoemd in de AZG.

  • 3.

    De kosten van batterijen worden niet vanuit de zorgverzekering vergoed. Hiervoor wordt ook geen bijzondere bijstand verleend.

Artikel 19. Mondzorg

  • 1.

    Voor de vergoedingen van mondzorg wordt met toepassing van het bepaalde in artikel 15 verwezen naar de Vergoedingenoverzichten van Univé.

Artikel 20. Techniekkosten

Techniekkosten worden middels de collectieve verzekering vergoed tot een maximumbedrag.

Artikel 21. Kunstgebit

  • 1.

    De aanschafkosten van een kunstgebit of reparatiekosten van een kunstgebit worden vergoed door de zorgverzekeraar. Na goedkeuring worden de kosten van een kunstgebit (inclusief de techniekkosten) voor 75% vergoed op grond van de basisverzekering tot een bepaald maximumbedrag, afhankelijk of de tandarts of een tandprotheticus de gebitsprothese verzorgt. Daarnaast wordt een vergoeding via de aanvullende verzekering verstrekt. De overgebleven eigen bijdrage komt voor bijstandsverlening in aanmerking.

  • 2.

    Alleen als de reparatie is uitgevoerd door een tandarts of tandprotheticus kan bijzondere bijstand worden verleend.

Artikel 22. Orthopedisch schoeisel

  • 1.

    De eigen bijdrage voor volledig individueel vervaardigd orthopedisch maatschoeisel komt voor bijstandsverlening in aanmerking minus de aanschafkosten voor gewone schoenen. Als de aanschafkosten voor gewone schoenen hoger zijn dan de eigen bijdrage, dan wordt geen bijzondere bijstand verstrekt.

  • 2.

    De aftrek wegens de besparing voor gewone schoenen wordt eenmaal per jaar toegepast. Worden meerdere paren binnen een jaar aangeschaft, dan wordt dit niet meer algemeen gebruikelijk geacht.

Artikel 23. Geneesmiddelen

Dit artikel is komen te vervallen

Artikel 24. Wmo-voorzieningen gemeente

Bij de verstrekking van Wmo-voorzieningen kan men een abonnementstarief verschuldigd zijn. Voor deze bijdrage kan bijzondere bijstand worden verleend.

Artikel 25. Reiskosten i.v.m. medische behandeling

  • 1.

    (De eigen bijdrage voor) zittend ziekenvervoer kan in individuele gevallen voor bijzondere bijstand in aanmerking komen met toepassing van artikel 2 vierde lid.

  • 2.

    Incidenteel ziekenvervoer komt niet voor bijzondere bijstand in aanmerking omdat deze kosten behoren tot de algemene noodzakelijke kosten van het bestaan.

Artikel 26. Dieetkosten

  • 1.

    Om bijzondere bijstandsverlening mogelijk te maken, moet het dieet medisch geïndiceerd zijn.

  • 2.

    De kosten van een aantal diëten zijn aftrekbaar bij de Belastingdienst mits dit dieet op doktersvoorschrift wordt gevolgd. Welke bedragen aftrekbaar zijn en voor welke diëten is te vinden op www.belastingdienst.nl. Bij de beoordeling moet hiermee rekening gehouden worden.

  • 3.

    Bij de aanvraag moet men een dieetadvies van een diëtist(e) aanleveren met een op naam gesteld dieetadvies, ondertekend door de diëtist(e).

  • 4.

    Bij de vaststelling van de maximale vergoeding wordt uitgegaan van de Nibud-Prijzengids.

Artikel 27. Maaltijdvoorziening

  • 1.

    Indien noodzakelijkerwijs gebruik wordt gemaakt van een maaltijdvoorziening dan komen de zogenaamde meerkosten voor bijzondere bijstandsverlening in aanmerking. De extra kosten worden berekend door op de aan de belanghebbende in rekening gebrachte kosten voor de maaltijdvoorziening, het referentiebedrag voor een warme maaltijd volgens de Nibud-Prijzengids in mindering te brengen.

Artikel 28. Extra uitgaven voor langdurig zieken (minimaal een half jaar), chronisch zieken of gehandicapten

  • 1.

    Bijzondere bijstand wordt verleend in de vorm van een forfaitair bedrag ter bestrijding van de extra uitgaven van een chronisch zieke of gehandicapte.

  • 2.

    De vergoeding bedraagt € 150,- per persoon per kalenderjaar maximaal.

  • 3.

    Tot de doelgroep behoren gehandicapten, langdurig zieken (minimaal een half jaar) en chronisch zieken van 18 jaar en ouder.

  • 4.

    Een persoon verblijvend in een instelling komt niet voor een forfaitaire vergoeding in aanmerking.

Hoofdstuk 6. Bijzondere bijstand voor niet-medische kosten

Artikel 29. Babyuitzet

  • 1.

    In beginsel komen de kosten voor een babyuitzet niet voor bijzondere bijstand in aanmerking. De kosten komen enkel voor bijzondere bijstand in aanmerking indien een reservering voor deze kosten door bijzondere omstandigheden niet mogelijk is (geweest).

  • 2.

    De maximumvergoeding voor de kosten van een babyuitzet is vastgesteld op € 300,-. Er is hierbij vanuit gegaan dat de aanschaf van de babyuitzet ook met tweedehands aangeschafte goederen kan plaatsvinden.

Artikel 30. Kosten kraamzorg/kraampakket

  • 1.

    In beginsel is bijzondere bijstand voor de kosten van kraamzorg/kraampakket niet mogelijk. Als het voor belanghebbende niet mogelijk was te reserveren wordt onderzocht of dit belanghebbende verweten kan worden.

    • °

      Indien er sprake is van verwijtbaarheid, dan kan bijzondere bijstand worden verstrekt in de vorm van een geldlening.

    • °

      Indien er geen sprake is van verwijtbaarheid, dan kan bijzondere bijstand om niet worden verstrekt.

  • Voor de kosten van een kraampakket worden de maximum bedragen gevolgd zoals beschreven in de Nibud-Prijzengids. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen een kraampakker voor een ziekenhuisbevalling en voor een thuisbevalling. Wanneer de belanghebbende collectief verzekerd is via de gemeente worden de kosten door Univé conform de afgesproken maximumbedragen vergoed.

Artikel 31. Begrafenis- of crematiekosten

  • 1.

    Voor zover de eigen middelen niet toereikend zijn om in de kosten van een begrafenis of een crematie te voorzien en de nabestaanden de kosten van een begrafenis of crematie niet of niet geheel voor hun rekening kunnen nemen, bestaat de mogelijkheid om bijzondere bijstand voor deze kosten te verstrekken.

  • 2.

    Er wordt alleen bijzondere bijstand verstrekt voor dat deel van de kosten waarvoor belanghebbende een wettelijke verplichting heeft.

  • 3.

    Bijstandsverlening voor begrafenis- of crematiekosten in het buitenland van een (in Nederland of in het buitenland) overleden persoon is niet mogelijk.

  • 4.

    Tot de noodzakelijke kosten van lijkbezorging worden gerekend (overige kosten worden als niet-noodzakelijk aangemerkt):

    • °

      opbaren van de overledene;

    • °

      vervoer overledene naar rouwcentrum;

    • °

      gebruik rouwcentrum en/of aula;

    • °

      eenvoudige kist;

    • °

      rouwdrukwerk (incl. portokosten) volgens standaardtarief;

    • °

      lijkwagen en dragers;

    • °

      werkzaamheden uitvaartverzorger;

    • °

      volgauto(‘s), voor zover noodzakelijk voor directe familie;

    • °

      legeskosten en eventuele schouw- en verzegelingskosten.

  • 5.

    Bij de vaststelling van de maximale vergoeding wordt uitgegaan van de Nibud-Prijzengids.

Artikel 32. Computervergoeding

  • 1.

    De computervergoeding wordt verleend voor kinderen van 8 tot 18 jaar die in de bovenbouw van het basisonderwijs zitten, voortgezet onderwijs of een MBO opleiding volgen.

  • 2.

    De eenmalige vergoeding voor de aanschaf van een computer bedraagt maximaal € 400,-

  • 3.

    Dit bedrag wordt per gezin eenmaal in de vier jaar verstrekt en de kosten dienen door middel van bewijsstukken te worden aangetoond.

Artikel 33. Het Doe Mee-fonds

  • 1.

    Er kan een financiële bijdrage worden gekregen voor de kosten van sportieve, recreatieve, culturele en schoolactiviteiten.

  • 2.

    Voor een vergoeding vanuit het Doe Mee-fonds komen de volgende personen in aanmerking;

    • °

      De persoon van 18 jaar en ouder die zelfstandig woont en geen student is. De hoogte van de vergoeding bedraagt per kalenderjaar maximaal € 150,-.

    • °

      De ouder/verzorger met een kind op de basisschool, het voortgezet onderwijs of op het beroepsonderwijs.

      • Voor elk ten laste komend kind op de basisschool bedraagt de vergoeding per kalenderjaar maximaal € 250,-. Er bestaat voor het eerst recht in het kalenderjaar waarin het kind 4 jaar wordt.

      • Voor elk ten laste komend kind op het voortgezet onderwijs of een beroepsopleiding bedraagt de vergoeding per kalenderjaar maximaal € 365,-. Er bestaat voor het laatst recht in het kalenderjaar waarin het kind 18 jaar wordt.

      • Bij de overgang van basisonderwijs naar vervolgonderwijs is er een eenmalige vergoeding van € 200,-

  • 3.

    De aanvraag moet worden ingediend in het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft. De kosten moeten door middel van bewijsstukken kunnen worden verantwoord.

Artikel 34. Zwemlessen

  • 1.

    Voor de kosten van het behalen van zwemdiploma A en B kan bijzondere bijstand worden verleend.

    • °

      Het behalen van het zwemdiploma A en B via zwembad ‘t Woudmeer wordt volledig vergoed.

    • °

      Indien er omstandigheden zijn waardoor het volgen van zwemles in het buitenbad van ‘t Woudmeer niet mogelijk of wenselijk is kan er een vergoeding van maximaal € 400,- gegeven worden voor het volgen van zwemles in een ander (binnen)zwembad.

  • 2.

    De aanvraag moet binnen een maand na het behalen van het diploma worden ingediend. De factuur kan door de aanvrager bij de gemeente worden ingediend.

Artikel 35. Kinderopvang sociaal-medisch geïndiceerden

  • 1.

    Indien kinderopvang noodzakelijk is wegens een handicap of chronische ziekte van de ouder of indien de huiselijke situatie beperkingen meebrengt voor de goede en gezonde ontwikkeling van het kind kan bijzondere bijstand worden verleend voor de kosten van kinderopvang.

  • 2.

    Beoordeling zal plaatsvinden op individuele gronden en na het inwinnen van advies bij een deskundige.

  • 3.

    De maximaal te vergoeden uurprijs is gelijk aan de in de Wet kinderopvang genoemde bedragen.

  • 4.

    Er is geen bijzondere bijstand mogelijk voor de kosten van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie als de ouder en de partner al een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang ontvangen of kunnen ontvangen.

Artikel 36. Peuteropvang

  • 1.

    De kosten van opvang in de peuteropvang komen voor bijzondere bijstand in aanmerking.

  • 2.

    De bijzondere bijstand kan worden verleend tot het moment waarop het kind basisonderwijs kan volgen en voor maximaal twee dagdelen per week.

Artikel 37. Reiskosten

  • 1.

    In beginsel komen reiskosten, anders dan bedoeld in artikel 25 , niet voor bijzondere bijstand in aanmerking. In een aantal situaties kan echter via de bijzondere bijstand een reiskostenvergoeding worden verleend. De noodzaak van de reiskosten en de frequente daarvan dienen op individuele basis te worden vastgesteld.

  • 2.

    De reiskostenvergoeding als bedoeld in het eerste lid wordt toegekend op basis van de kosten openbaar vervoer klasse 2 dan wel tegen een kilometervergoeding van 0,19 cent per gereisde kilometer. De vergoeding is niet afhankelijk van het aantal gezinsleden dat meereist.

  • 3.

    Een deel van de reiskosten kan worden aangemerkt als algemene bestaanskosten. Dit bedrag wordt vastgesteld op € 25,- per maand. Bijzondere bijstand wordt verleend voor de gemaakte kosten tot maximumbedragen per maand onder aftrek van de eigen bijdrage van € 25,- per maand.

Artikel 38. Verhuiskosten

  • 1.

    Verhuiskosten behoren tot de incidenteel voorkomende algemene bestaanskosten waarvoor in principe geen bijstand kan worden verleend. Onder verhuiskosten vallen transportkosten, kosten voor een maand dubbele huur.

  • 2.

    Bijzondere bijstand is alleen mogelijk als er sprake is van bijzondere omstandigheden.

  • 3.

    Bij verhuizing naar een andere gemeente kan alleen bijzondere bijstand worden verleend voor de transportkosten.

  • 4.

    Als sprake is van een verhuizing naar de gemeente Opmeer wordt alleen bijstand verleend voor de kosten van dubbele huur.

Artikel 39. Overbruggingsuitkering

  • 1.

    Een overbruggingsuitkering kan worden verstrekt wanneer de belanghebbende bij aanvang van de uitkering onvoldoende middelen bezit om de eerste maand in eigen levensonderhoud te voorzien.

  • 2.

    De hoogte van de overbruggingsuitkering is de van toepassing zijnde bijstandsnorm, exclusief vakantietoeslag.

  • 3.

    De overbruggingsuitkering wordt verstrekt in de vorm van een geldlening. Het blijft altijd mogelijk om gezien dringende redenen, bijzondere omstandigheden in een later stadium alsnog af te zien van invordering

Hoofdstuk 7. Rechtsbijstand en juridische hulp

Artikel 40. Eigen bijdrage rechtshulp

De kosten voor de eigen bijdrage voor rechtshulp en de bijkomende griffierechten komen voor vergoeding in aanmerking, wanneer er geen (gedeeltelijke) aanspraak kan worden gedaan op een verzekering voor rechtsbijstand.

Artikel 41. Proceskosten tegenpartij

De kosten voor de proceskosten van de tegenpartij komen voor vergoeding in aanmerking indien de rechter bepaalt dat belanghebbende bij verlies van het proces, (een deel van) de proceskosten van de tegenpartij dient te voldoen en geen (gedeeltelijke) aanspraak kan worden gedaan op een verzekering voor rechtsbijstand.

Artikel 42. Bewindvoeringskosten, beschermingsbewind en mentorschap

  • 1.

    Kosten van de bewindvoerder die voortkomen uit geheel of gedeeltelijk beschermingsbewind (curatele of bewindvoering) of de kosten van het mentorschap komen voor bijzondere bijstand in aanmerking als de rechter een beschikking heeft afgegeven, de werkzaamheden daadwerkelijk worden verricht en de kosten daadwerkelijk worden gemaakt.

  • 2.

    De hoogte van de bijzondere bijstand wordt afgestemd op de door de rechter in de beschikking vastgestelde kosten van bewindvoering of mentorschap dan wel de door hen in rekening gebrachte voorschotten.

  • 3.

    In dit geval geldt een draagkrachtpercentage van 100%. Er wordt geen rekening gehouden met het mislopen van de huur- en zorgtoeslag.

Artikel 43. Kosten van bewindvoering in het kader van de Wsnp

Indien er sprake is van bewindvoering in het kader van de Wsnp kan aan de belanghebbende geen bijzondere bijstand verleend worden voor de hiermee gepaard gaande kosten. De Fw voorziet al in het al dan niet toekennen van voorschotten en het salaris van de bewindvoerder.

Artikel 44. Bijdrage schuldhulpverlening

De gemeente heeft de schuldhulpverlening uitbesteed. Als gebruik kan worden gemaakt van schuldhulpverlening die de gemeente kosteloos aanbiedt zal voor de kosten van andere schuldhulpverleners geen bijzondere bijstand worden verleend.

Hoofdstuk 8. Woninginrichting en kosten

Artikel 45. Woninginrichting

  • 1.

    De kosten van woninginrichting behoren in beginsel tot de incidenteel voorkomende, algemeen noodzakelijke bestaanskosten. Men wordt geacht hiervoor te reserveren. Onder inrichtingskosten van een woning vallen de kosten van de stoffering van de woning en de inrichting van de woning.

  • 2.

    Voor de kosten van eerste woninginrichting kan geen bijzondere bijstand worden verleend. Ook als de kosten verband houden met een voorzienbare verhuizing kan geen bijzondere bijstand worden verstrekt, mits de mogelijkheid tot reservering aanwezig was.

  • 3.

    Indien het een noodzakelijke verhuizing betreft en de belanghebbende is niet in de gelegenheid geweest hiervoor geheel of gedeeltelijk te reserveren dan kan meestal in de kosten worden voorzien door een lening van een kredietverlenende instelling. Slechts als een dergelijke lening niet mogelijk is kan er bijzondere bijstand worden verleend. In beginsel geschiedt de bijstand in de vorm van een geldlening. Individuele omstandigheden kunnen het soms noodzakelijk maken dat bijstand om niet wordt verstrekt.

Artikel 46. Vaststelling van de kosten voor een woninginrichting

  • 1.

    Het wordt niet onredelijk geacht te verlangen dat de inrichting plaatsvindt met behulp van merendeels tweedehands aangeschafte gebruiksgoederen.

  • 2.

    De hoogte van de leenbijstand voor inrichtingskosten wordt bepaald op maximaal 50% van de NIBUD normen.

  • 3.

    De maximale vergoeding voor stoffering kan worden afgeleid van de Nibud-Prijzengids.

  • 4.

    Er wordt bij het vaststellen van de hoogte van de leenbijstand rekening gehouden met al aanwezige meubilering dan wel stoffering, evenals met aanwezige eigen financiële middelen.

Artikel 47. Vervanging duurzame gebruiksgoederen

  • 1.

    Duurzame gebruiksgoederen behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Kosten voor vervanging van duurzame gebruiksgoederen komen in beginsel niet in aanmerking voor bijzondere bijstand.

  • 2.

    Bijzondere bijstand voor deze kosten is mogelijk wanneer:

    • a.

      er geen sprake is van enige voorliggende voorziening; en

    • b.

      belanghebbende gedurende 3 jaar een inkomen heeft dat niet meer bedraagt dan 120% van de bijstandsnorm; of

    • c.

      wegens bijzondere omstandigheden reserveren niet of niet voldoende mogelijk was; in welk geval de bijstand wordt verleend met toepassing van artikel 5, lid 2;

  • 3.

    De hoogte van de bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen wordt bepaald aan de hand van de bedragen uit de Nibud prijzengids en de mogelijkheid van het aanschaffen van tweedehands artikelen.

Artikel 48. Betaling van kosten

  • 1.

    Voor de uitbetaling van de leenbijstand en de verstrekking van de borgstelling dienen de betalingsbewijzen overgelegd te worden. Eventueel kan vooraf bevoorschotting plaatsvinden op basis van een eerste inschatting.

  • 2.

    Voor zover er geen betalingsbewijzen zijn overlegd, komt de bijstand niet tot uitbetaling.

  • 3.

    De kosten dienen binnen maximaal drie maanden na toekenning gedeclareerd te worden. Na deze termijn worden de kosten niet meer geacht tot de noodzakelijke (her) inrichtingskosten te behoren.

  • 4.

    Er wordt door de gemeente globaal beoordeeld of de bijstand is uitgegeven aan het daarvoor bestemde doel en/of de hoogte van de uitgaven ongeveer overeenkomt met het bedrag.

Hoofdstuk 9. Woonkostentoeslagen

Artikel 49. Woonkostentoeslag bij een huurwoning

  • 1.

    Indien belanghebbende een huurwoning bewoont en geen aanspraak kan maken op de maximale huurtoeslag, dan wordt een woonkostentoeslag verleend als de woonkosten niet hoger zijn dan het van toepassing zijnde bedrag vermeld in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag. Onder woonkosten van een huurwoning wordt verstaan de huurprijs als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag (artikel 1, sub d).

  • 2.

    De toeslag wordt berekend in overeenstemming met het bepaalde in hoofdstuk 3, paragraaf 3, van de Wet op de huurtoeslag. De door de Belastingdienst toegekende huurtoeslag wordt in mindering gebracht op de woonkostentoeslag.

  • 3.

    De volledige draagkracht wordt in aanmerking genomen (100%).

Artikel 50. Woonkostentoeslag bij een koopwoning

  • 1.

    Indien er sprake is van een eigen woning wordt onder woonkosten verstaan de kosten die de eigenaar verschuldigd is voor:

    • °

      de hypotheekrente;

    • °

      het eigenaarsaandeel onroerendzaakbelasting;

    • °

      de premie voor de opstalverzekering;

    • °

      de erfpachtcanon;

    • °

      de omslagheffing voor huiseigenaren (waterschapslasten).

  • 2.

    Vanwege de te betalen hypotheekrente ontstaat een belastingvoordeel. Het deel van het belastingvoordeel dat betrekking heeft op de hypotheekrente wordt in mindering gebracht op de woonlasten. Bij de berekening van de woonkostentoeslag wordt daarom rekening gehouden met de Voorlopige teruggaaf inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen die de Belastingdienst aan de belanghebbende uitbetaalt. Aan de bijstandsverlening wordt de verplichting verbonden een verzoek tot Voorlopige teruggaaf bij de Belastingdienst in te dienen.

  • 3.

    Afhankelijk van de vermogensvaststelling kan de bijstand in de vorm van een geldlening (onder verband van hypotheek) worden verleend.

Artikel 51. Woonkostentoeslag boven de huurtoeslaggrens

  • 1.

    Indien een huurwoning of een eigen woning wordt bewoond, waarvan de woonkosten hoger zijn dan het van toepassing zijnde bedrag vermeld in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag, kan een woonkostentoeslag worden verstrekt.

  • 2.

    De toeslag is gelijk aan het bedrag van de woonkosten, verminderd met het bedrag dat maximaal voor rekening van de belanghebbende zou blijven, indien zijn woonkosten gelijk zouden zijn aan de maximaal subsidiabele huur ingevolge de Wet op de huurtoeslag.

Artikel 52. Verhuisplicht

  • 1.

    Aan de verlening van de bijzondere bijstand wordt de verplichting verbonden dat de belanghebbende alles in het werk stelt om goedkopere woonruimte te verkrijgen die het best overeenstemt met de eigen financiële omstandigheden en mogelijkheden.

  • 2.

    De toeslag wordt telkens voor een half jaar verlengd, indien en zolang naar het oordeel van burgemeester en wethouders de belanghebbende nog niet heeft kunnen voldoen aan de voorwaarde om goedkopere woonruimte te verkrijgen.

  • 3.

    De volledige draagkrachtruimte wordt als draagkracht in aanmerking genomen.

Hoofdstuk 10. Bijzondere bijstand vergunninghouders

Artikel 53. Reiskosten vergunninghouders

  • 1.

    Bijzondere bijstand voor reiskosten kan worden verstrekt voor vergunninghouders die een inburgeringscursus dan wel scholing volgen tot het moment dat zij stoppen met deze inburgeringscursus dan wel scholing.

  • 2.

    De reiskostenvergoeding als bedoeld in het eerste lid wordt toegekend op basis van de kosten openbaar vervoer klasse 2.

Artikel 54. Verblijfsvergunning en naturalisatie

  • 1.

    Legeskosten voor de aanvraag van een verblijfsvergunning komen niet in aanmerking voor bijzondere bijstand.

  • 2.

    In afwijking van bovenstaande kan voor kosten verbonden aan het verlengen of wijzigen van een verblijfsvergunning bijzondere bijstand worden verstrekt

  • 3.

    Indien belanghebbende de verblijfsvergunning in een andere gemeente dient af te halen kan voor de reiskosten bijzondere bijstand worden verstrekt.

  • 4.

    De (leges)kosten van naturalisatie zijn geen noodzakelijke kosten in de zin van bijzondere bijstand. Voor deze kosten wordt geen bijzondere bijstand verstrekt.

Artikel 55. Woninginrichting vergunninghouders

In afwijking van artikel 45 kan er bijzondere bijstand worden verstrekt aan vergunninghouders die voor de eerste keer een woning of kamer betrekken.

Hoofdstuk 11 Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 56.1 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels bijzondere bijstand Opmeer 2020.

Artikel 56.2 Inwerkingtreding Beleidsregels 2020 en intrekking Beleidsregels 2018

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag na bekendmaking.

  • 2.

    Met de inwerkingtreding van deze beleidsregels worden de Beleidsregels bijzondere bijstand Opmeer 2018 ingetrokken.

Artikel 56.3 Overgangsrecht

  • 1.

    Voor aanvragen om bijzondere bijstand die zijn ingediend vóór inwerkingtreding van deze beleidsregels en waarop het college op een datum na inwerkingtreding beslist geldt dat deze beleidsregels van toepassing zijn, tenzij het oude regime gunstiger is voor belanghebbende.

  • 2.

    Voor aanvragen om bijzondere bijstand als bedoeld in artikel 34 van deze beleidsregels die zijn ingediend vóór inwerkingtreding van dat artikel en waarop het college op een datum na inwerkingtreding beslist, geldt dat artikel 34 van deze beleidsregels van toepassing is op de bijzondere bijstand die wordt verstrekt over de periode vanaf 1 april 2018.

Aldus vastgesteld op 18 augustus 2020,

Het college van burgemeester en wethouders van Opmeer,

M.A.S. Winder

Gemeentesecretaris

G.J.A.M. Nijpels

Burgemeester

Algemene toelichting  

1. Inleiding

 

De beleidsregels bijzondere bijstand 2020 zijn gebaseerd op artikel 35 Participatiewet. In dit artikel wordt aangegeven dat de alleenstaande of het gezin recht heeft op bijzondere bijstand voor die kosten die voortvloeien uit een bijzondere omstandigheid, niet behoren tot de algemene kosten van het bestaan en indien de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om in die kosten te voorzien. Deze beleidsregels geven aan welke kosten, naar het oordeel van het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Opmeer, daadwerkelijk als bijzondere kosten kunnen worden aangemerkt en onder welke voorwaarden voor die kosten geheel dan wel gedeeltelijk bijzondere bijstand kan worden verleend. Overeenkomstig het 1e lid van artikel 35 bepaalt het college in welke mate vermogen en inkomen in aanmerking wordt genomen.

 

Uiteraard zijn er ook restricties aan verbonden. Zo geeft artikel 14 van de Participatiewet een limitatieve opsomming van die kosten die als niet noodzakelijk worden aangemerkt. Daarnaast is sinds de invoering van de Participatiewet op 1 januari 2015 een individuele beoordeling verplicht. De zogeheten categoriale bijzondere bijstand, bijstand niet voor het individu maar voor groepen, is komen te vervallen met uitzondering van een collectieve aanvullende zorgverzekering. De bevoegdheid voor het opstellen van deze beleidsregels heeft de basis in artikel 4.81 Awb, een bestuursorgaan (het college) kan beleidsregels opstellen voor zover het een bevoegdheid betreft die haar toekomt dan wel aan haar gedelegeerd is. De uitvoering van de Participatiewet is gedelegeerd aan het college van Burgemeester en Wethouders.

 

Zowel voor algemene bijstand (uitkering) als bijzondere bijstand geldt dat eerst gebruik moet worden gemaakt van een zogeheten voorliggende voorziening. Het aloude principe1, de bijstand, algemeen of bijzonder, is het laatste vangnet. Ook voor de burgers van de gemeente Opmeer is de bijstand een laatste vangnet. Als er geen voorliggende voorziening meer voor handen is dan resteert een beroep op een uitkering in het kader van de Participatiewet (bijstand). Een uitkering is bedoeld voor levensonderhoud, voor de reguliere uitgaven. Gas, licht, water, huur, eten en kleding. Een burger, ook die in Opmeer, komt wel eens voor onverwachte of bijzondere uitgaven te staan. Hiervoor kan een beroep gedaan worden op de bijzondere bijstand.

 

In 2018 en 2020 zijn de beleidsregels herzien naar aanleiding van wetswijzigingen en signalen vanuit de gemeente, het wijkteam en maatschappelijke partners.

 

2. Uitgangspunten

 

Uitgangspunt 1:

De beleidsregels zijn geen strak kader, er is en blijft ruimte voor maatwerk, voor individualisering.

 

Uitgangpunt 2:

De doelgroep bijzondere bijstand zijn niet alleen de klanten van de gemeente, de uitkeringsgerechtigden, maar iedere burger van de gemeente Opmeer met een inkomen tot 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Dat is met inbegrip van de kostendelersnorm2. Op die regel zijn een tweetal uitzonderingen:

-voor bewindvoeringskosten geldt een percentage van 100% van de bijstandsnorm;

-deelname aan de collectieve aanvullende zorgverzekering is mogelijk voor een ieder tot 120% van de bijstandsnorm exclusief de kostendelersnorm.

 

Uitgangspunt 3:

Het streven is om te komen tot een verdere vereenvoudiging ook in de uitvoering van de bijzondere bijstand. Deze beleidsregels zijn een eerste stap daartoe.

 

3. Doelgroepen

 

Door nadrukkelijk benoemen van een computerregeling voor schoolgaande kinderen en meerkosten voor chronisch zieken en gehandicapten wordt vorm gegeven aan het door de Rekenkamercommissie en de commissie Samenlevingszaken gewenste doelgroepenbeleid. Een doelgroepenbeleid dat door de ingebrachte individualisering niet in strijd is met het verbod op categoriale bijzondere bijstand.

 

De computerregeling wordt van toepassing voor kinderen zowel in het basisonderwijs als in het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs (van 8 tot 18 jaar), één computer3 per gezin, eenmaal in de vier jaar en een maximale vergoeding van € 400,00. Chronisch zieken en gehandicapten hebben extra uitgaven in bijvoorbeeld stook- of waskosten. Er zal ook eerder een volledige benutting van het verplichte eigen risico van toepassing zijn. Een individu die voldoet aan de uitgangspunten bijzondere bijstand en behoort tot de doelgroep chronisch zieken en gehandicapten op basis van in de beleidsregels te omschrijven kenmerken kan een individuele vergoeding ontvangen van € 150,00 per jaar.

 

In 2018 is bij het herzien van de beleidsregels extra aandacht geweest voor de doelgroep vergunninghouders. Bijvoorbeeld door bij de regeling voor een bijdrage aan het behalen van zwemdiploma A en B de leeftijdsgrenzen los te laten waardoor nu ook inwoners ouder dan 12 jaar in aanmerking komen.

 

4. Overbrugging

 

Nieuw in deze beleidsregels is de mogelijkheid van een overbruggingsuitkering4. Deze uitkering wordt toegepast indien de periode tussen vestiging in de gemeente en aanvraag uitkering en het eerste betaalmoment niet uit eigen middelen kan worden overbrugd. De gemeente Opmeer kiest er voor om dan uit te gaan van de norm zak- en kleedgeld, dit te begroten op een maximum van 20 dagen, als uitgangspunt bijzondere bijstand maar dan onder verband van een lening.

 

Dit laatste omdat bij de uitkering altijd achteraf wordt verstrekt derhalve over de uitkeringsperiode in beginsel twee maal levensonderhoud wordt verstrekt. Het blijft altijd mogelijk om gezien dringende redenen, bijzondere omstandigheden in een later stadium alsnog af te zien van invordering5.

 

Een voorbeeld voor een overbrugging is de statushouder die zich op grond van de taakstelling huisvesting vreemdelingen vestigt in de gemeente Opmeer en tot datum vestiging slechts zak- en kleedgeld van het COA ontvangt.

 

5. Vereenvoudiging

 

Bij het opstellen van deze beleidsregels is ook aandacht geweest voor vereenvoudiging. Kan het voor de burger eenvoudiger worden gemaakt. De kosten voor bijstand dienen bij aanvraag dan wel achteraf te worden aangetoond door middel van bonnetjes. Het kan een keuze zijn om die aantoonplicht te laten vervallen en uit te gaan van de opgave op het aanvraagformulier. Middels steekproeven achteraf kan dan worden bezien of de verstrekte bijstand terecht is verstrekt.

 

Een andere vereenvoudiging is de toekenning van de premie voor een aanvullende zorgverzekering (AZG). Deze premie wordt toegekend voor een jaar en er vindt in de loop van het jaar geen controle plaats of de premie nog altijd terecht wordt verstrekt. Ook hier kan door middel van een steekproef op een aantal momenten in het jaar worden bezien of de premie nog terecht wordt verstrekt.

 

Met het herzien van de beleidsregels in 2018 zijn de Bijzondere Bijstand verder vereenvoudigd. Bijvoorbeeld door het zwemdiploma A en B dat behaald wordt bij zwembad Het Woudmeer volledig te vergoeden wanneer de factuur door de aanvrager bij de gemeente wordt ingediend in plaats van 75% achteraf terug te betalen aan de aanvragen.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Beleidsregels bijzondere bijstand Opmeer 2020

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze beleidsregels worden dezelfde begripsbepalingen gebruikt als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht. Dit artikel verduidelijkt enkele begrippen uit de Participatiewet.

 

Artikel 2. De aanvraag

Voor de verlening van bijzondere bijstand is het geen vereiste dat belanghebbende algemene bijstand ontvangt. Ook degene met een ander inkomen dan een bijstandsuitkering kan een beroep op bijzondere bijstand doen. Beoordeeld zal worden of dat andere inkomen niet toereikend is om in bepaalde bijzondere noodzakelijke kosten te kunnen voorzien.

 

Het recht op bijzondere bijstand is afhankelijk van het inkomen en het vermogen van belanghebbende. Bedraagt het inkomen meer dan de geldende bijstandsnorm dan moet belanghebbende een deel van dit meerdere aanwenden ter voldoening van de kosten waarvoor hij bijzondere bijstand vraagt. Dit geldt ook voor het vermogen.

 

Het is alleen mogelijk om bijzondere bijstand te verlenen voor noodzakelijke kosten van het bestaan. Het begrip noodzakelijke kosten moet worden vastgesteld in het individuele geval. In beginsel komt alleen de goedkoopst adequate voorziening voor bijzondere bijstand in aanmerking. Kiest de belanghebbende voor een relatief dure voorziening, terwijl er goedkopere alternatieven zijn, dan leidt dit ertoe dat slechts de kosten van deze goedkope voorziening voor bijzondere bijstand in aanmerking komen. De meerkosten komen voor rekening van belanghebbende.

 

Een voorliggende voorziening is elke voorziening, buiten de Participatiewet, die gelet op haar aard en doel, geacht wordt passend en toereikend te zijn, waarop de belanghebbende of het gezin aanspraak kan maken, dan wel een beroep kan doen, ter verwerving van middelen of ter bekostiging van specifieke uitgaven voor die kosten. Het gaat om voorzieningen waarop wettelijk aanspraak bestaat of een beroep kan worden gedaan.

 

Bij de vraag naar een bijzondere omstandigheid dient gekeken te worden naar de mogelijkheid om te reserveren. In beginsel geldt dat voor voorzienbare uitgaven gereserveerd dient te worden. Indien niet is gereserveerd dan dient belanghebbende voor deze kosten geheel of gedeeltelijk een lening af te sluiten.

 

Artikel 3. De duur van de bijstandsverlening

De gemeente Opmeer hanteert de administratieve drempel, zoals benoemd in artikel 35 2de lid van de wet6. Zolang de kosten of een combinatie van kosten in een periode van 12 maanden de administratieve drempel niet overschrijden wordt nog geen bijzondere bijstand verstrekt. Blijkt nadien dat de kosten over de 12 voorafgaande maanden lager zijn gebleven dan kan alsnog bijstand worden verleend.

 

Hoofdstuk 2. Vormen van bijstand

 

Artikel 4. Vormen van bijstand

Doorgaans wordt bijzondere bijstand verleend om niet. Dit betekent dat belanghebbende de verleende bijstand in beginsel niet hoeft terug te betalen. Er zijn echter ook andere vormen van bijzondere bijstandsverlening mogelijk. Voorbeelden hiervan zijn geldlening en borgstelling. In die gevallen geldt wel een terugbetalingsverplichting.

 

Artikel 5. Bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening of borgstelling

Leenbijstand is bijstand die moet worden terugbetaald, dit in tegenstelling tot bijzondere bijstand om niet. Er wordt over een leenbijstand geen rente berekend. Voor de situaties zoals beschreven onder punt 5.1.a. en 5.1.b. hoeft geen banklening te worden aangevraagd. Hiervoor wordt leenbijstand verstrekt. Voor alle andere situaties gaat een banklening, eventueel met borgstelling voor.

 

Artikel 6. Bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening onder verband van hypotheek

Het is mogelijk bijzondere bijstand te verlenen in de vorm van een geldlening onder verband van hypotheek. Deze mogelijkheid wordt individueel beoordeeld.

 

Artikel 7. Bijzondere bijstand in natura

Bij dit artikel is geen toelichting noodzakelijk.

 

Artikel 8. Aflossingsbedrag en aflossingstermijn leenbijstand

Het aflossingsbedrag en de duur van de aflossing wordt afgestemd op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende.

 

Artikel 9. Aflossingstoeslag bij een hoger aflossingsbedrag

Bij een inkomen boven de bijstandsnorm blijft per maand voor eigen rekening;

  • -

    6% van de toepasselijke bijstandsnorm;

  • -

    50% van het verschil tussen het inkomen en 120% van de toepasselijke bijstandsnorm.

 

Hoofdstuk 3. Draagkracht

Onder draagkracht wordt verstaan het geheel of gedeeltelijk in aanmerking te nemen vermogen en/of inkomen.

 

Artikel 10. Het vermogen en de draagkracht

Met het vermogen wordt rekening gehouden voor zover dit boven de vermogensgrenzen van de Participatiewet uitkomt. Deze vermogensgrenzen staan beschreven in artikel 34, lid 3 van de participatiewet.

 

Artikel 11. Het inkomen en de draagkracht

Om te bepalen of belanghebbende de bijzondere kosten kan voldoen uit zijn inkomen dient eerst te worden bepaald wat de draagkrachtruimte is. Van belang voor het vaststellen van de draagkrachtruimte zijn het inkomen van belanghebbende en de voor belanghebbende toepasselijke bijstandsnorm. Het inkomen wordt vastgesteld conform de artikelen 31 tot en met 33 van de Participatiewet.

Vanaf 1 januari 2015 kunnen alleenstaande ouders met een laag inkomen én die geen toeslagpartner hebben via de Belastingdienst een extra toeslag ontvangen, de alleenstaande ouderkop op het kindgebonden budget. Met deze 'kop' wil het kabinet het koopkrachtverschil tussen alleenstaande ouders en paren met kinderen gelijk trekken. Door bij de berekening van de draagkracht van een alleenstaande ouder uit te gaan van de norm voor alleenstaanden plus de alleenstaande ouderkop wordt beter rekening gehouden met de financiële situatie van een alleenstaande ouder.

 

Artikel 12. Draagkrachtpercentage

Het conform artikel 10 vastgestelde vermogen wordt volledig in aanmerking genomen.

Indien het inkomen hoger is dan 120% van de bijstandsnorm dan wordt verwacht dat de belanghebbende een deel van de kosten zelf kan betalen. In deze situatie wordt geen rekening gehouden met het mislopen van huur- en zorgtoeslag. Eventuele bestaande bijzondere kosten, waarvoor geen bijzondere bijstand is toegekend, kunnen op deze draagkracht in mindering worden gebracht.

 

Wanneer een draagkracht geldt van 100%, zoals bij een woonkostentoeslag en een toeslag voor levensonderhoud, dan wordt bij het maken van de juiste draagkrachtberekening het hogere inkomen met de toegekende huur- en zorgtoeslag vergeleken met de bijstandsnorm met de maximale huur- en zorgtoeslag.

 

Artikel 13. Draagkrachtperiode

Bij dit artikel is geen toelichting noodzakelijk.

 

Hoofdstuk 4. Toeslagen voor levensonderhoud

 

Toeslagen voor 18, 19 of 20-jarigen

Ingevolge artikel 12 van de wet heeft een persoon van 18, 19 of 20 jaar recht op bijzondere bijstand voor zover zijn noodzakelijke kosten van het bestaan uitgaan boven de bijstandsnorm en hij voor deze kosten geen beroep kan doen op zijn ouders omdat de middelen van de ouders daartoe niet toereikend zijn, of hij redelijkerwijs zijn onderhoudsrecht jegens zijn ouders niet te gelde kan maken. Deze vorm van bijzondere bijstand wordt uitgevoerd door de gemeenschappelijke regeling WerkSaam Westfriesland en is apart vastgelegd in de Beleidsregels van WerkSaam Westfriesland .

 

Artikel 14. Toeslag bij co-ouderschap

In een situatie van co-ouderschap voldoet de ouder niet aan de omschrijving van een alleenstaande ouder (artikel 4 Participatiewet). Daarvoor is immers de volledige zorg voor een ten laste komend kind vereist. Bij co-ouderschap wordt een toeslag in de vorm van bijzondere bijstand verleend die gelijk is aan het verschil tussen de norm voor een alleenstaande + toeslag van de belastingdienst en een alleenstaande, berekend naar het aantal verzorgingsdagen per maand.

 

Hoofdstuk 5. Bijzondere bijstand voor medische kosten

 

Artikel 15. Zorgverzekering

De gemeente gaat ervan uit dat personen zich adequaat verzekeren. Dit houdt in dat naast de basisverzekering, die verplicht is, in ieder geval een aanvullende verzekering wordt afgesloten.

Of en hoeveel bijzondere bijstand voor medische kosten wordt verleend hangt af van de mate waarin men zich heeft verzekerd.

Bij de zorgverzekeraar dient te worden nagegaan wat bij de gegeven kosten vergoed zou zijn indien een adequate verzekering zou zijn afgesloten.

 

Artikel 16. Collectieve aanvullende zorgverzekering gemeente (AZG) Opmeer

De collectie aanvullende zorg verzekering geeft een extra dekking voor ziektekosten en is een vorm van categoriale bijzondere bijstand (op grond van artikel 35 lid 3 Participatiewet). De gemeente Opmeer biedt belanghebbenden onder bepaalde voorwaarden de mogelijkheid om deel te nemen aan deze AZG en in aanmerking te komen voor een korting op de premie.

De voorwaarde met betrekking tot het inkomen in lid 1 onder a wijkt af van de draagkrachtregels uit hoofdstuk 3: voor de AZG wordt de bijstandsnorm exclusief kostendelersnorm gehanteerd.

 

Artikel 17. Brillen en contactlenzen

Bij dit artikel is geen toelichting noodzakelijk.

 

Artikel 18. Gehoorhulpmiddelen

Bij dit artikel is geen toelichting noodzakelijk.

 

Artikel 19. Mondzorg

Bij dit artikel is geen toelichting noodzakelijk.

 

Artikel 20. Techniekkosten

Bij dit artikel is geen toelichting noodzakelijk.

 

Artikel 21. Kunstgebit

Bij dit artikel is geen toelichting noodzakelijk.

 

Artikel 22. Orthopedisch schoeisel

Bij het toekennen van bijzondere bijstand voor orthopedisch schoeisel, kan sprake zijn van bijzondere omstandigheden die maken dat er van de termijn van een jaar kan worden afgeweken.

 

Artikel 23. Geneesmiddelen

Artikel is in 2018 komen te vervallen.

 

Artikel 24. Wmo -voorzieningen gemeente

Onder Wmo-voorzieningen vallen rolstoelen, vervoersvoorzieningen, woningaanpassingen en hulp bij het huishouden. Voor de hulp bij het huishouden kan een abonnementstarief in rekening worden gebracht. Voor deze bijdrage kan bijzondere bijstand worden verleend.

 

Een te betalen besparingsbijdrage die in bepaalde gevallen verschuldigd is bij verstrekking van een driewielfiets of scootmobiel in het kader van de Wmo wordt gerekend tot de algemeen noodzakelijke kosten van bestaan.

 

Artikel 25. Reiskosten i.v.m. medische behandeling

Zittend ziekenvervoer wordt door de zorgverzekeraar vergoed voor nierdialyse patiënten, patiënten die een chemokuur of radiotherapie krijgen, blinden en slechtzienden en rolstoelgebruikers. In andere gevallen kan men bij de zorgverzekeraar een beroep doen op de hardheidsclausule. De wettelijke eigen bijdrage staat vermeld in het Vergoedingenoverzicht van Univé. Deze eigen bijdrage komt voor bijzondere bijstand in aanmerking.

 

Incidenteel ziekenvervoer valt buiten deze regeling omdat in eerste instantie gebruik kan worden gemaakt van de omgeving (mantelzorg) of de kosten voor eigen verantwoording zijn. Er wordt in beginsel geen bijzondere bijstand verleend.

 

Artikel 26. Dieetkosten

Als gevolg van een ziekte kan belanghebbende op doktersadvies gehouden zijn een dieet te volgen. De meerkosten van sommige diëten liggen boven de kosten van een normaal voedingspatroon. Voor deze meerkosten kan bijzondere bijstand worden verstrekt.

 

Artikel 27. Maaltijdvoorziening

Bij dit artikel is geen toelichting noodzakelijk.

 

Artikel 28. Extra uitgaven voor langdurig zieken (minimaal een half jaar), chronisch zieken of gehandicapten

In deze situatie gaat het vaak om verborgen kosten die niet op een andere manier worden vergoed. Hierbij valt te denken aan hogere telefoonkosten in verband met de beperking of ziekte, zoals extra kleding, extra was kosten van kleding en beddengoed, extra energieverbruik, extra kosten i.v.m. klusjes rondom huis of lidmaatschapskosten van belangenverenigingen en/of patiëntenorganisaties.

 

Indicaties voor langdurig/chronisch zieken of gehandicapten zijn;

  • -

    arbeidsongeschiktheid 80-100%;

  • -

    gebruikmaken van hulpmiddelen voor wonen/werk, vervoer, lopen/rolstoel, vervoersvoorziening, parkeerkaart gehandicapten;

  • -

    het langdurig gebruikmaken van persoonlijke verzorging;

  • -

    het langdurig onder behandeling zijn van een specialist.

Deze opsomming is niet uitputtend. Ook indien uit andere gegevens blijkt dat er sprake is van langdurige/chronische ziekte of handicap kan men voor vergoeding in aanmerking komen.

Bij gehandicapten gaat het om mensen met een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking.

Als onduidelijk is of iemand al minimaal een half jaar (langdurig) ziek is kan aansluiting gezocht worden bij het moment dat men zich met die klachten bij de huisarts en/of specialist heeft gemeld.

 

Hoofdstuk 6. Bijzondere bijstand voor niet-medische kosten

 

Artikel 29. Babyuitzet

Er wordt vanuit gegaan dat de belanghebbende voor deze kosten reserveert omdat hier sprake is van een voorzienbare gebeurtenis. Een uitzondering wordt gemaakt als reservering door bijzondere omstandigheden voor deze kosten niet mogelijk is (geweest).

 

De kosten voor de babyuitzet behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke bestaanskosten. Het gaat hierbij om kosten die in eerste instantie vlak na de geboorte noodzakelijk zijn. Toepassing van de Nibud-normen brengt met zich mee dat bijzondere bijstand zou worden verstrekt voor de aanschaf van nieuwe goederen, aangezien de Nibud-normen uitgaan van nieuwe gebruiksgoederen. Het is echter niet onredelijk te verlangen dat de aanschaf van de babyuitzet plaatsvindt met behulp van merendeels tweedehands aangeschafte goederen.

 

Artikel 30. Kosten kraamzorg/kraampakket

Bij dit artikel is geen toelichting noodzakelijk.

 

Artikel 31. Begrafenis- of crematiekosten

Als iemand is overleden moeten de begrafenis- of crematiekosten worden voldaan door de bloed- en aanverwanten, die krachtens het Burgerlijk Wetboek tot onderhoud van de overledene verplicht zouden zijn geweest. In zijn algemeenheid is het uitgangspunt dat een ieder zelf kan voorzien in deze kosten. Er dient rekening te worden gehouden met de eigen middelen van de overledene, de draagkracht van de aanvrager, evenals met de noodzakelijke kosten van lijkbezorging.

 

Artikel 32. Computervergoeding

Ook hier geldt dat bij de beoordeling van een aanvraag maatwerk is geboden (artikel 2, lid 4). Dit kan in uitzonderingsgevallen betekenen dat er, afhankelijk van de bijzondere individuele omstandigheden, binnen één gezin voor meer computers een vergoeding wordt verstrekt als meerdere kinderen tegelijkertijd voortgezet onderwijs volgen.

 

Artikel 33. Het Doe Mee-fonds

Voorbeelden waaraan de bijdrage kan worden besteed zijn:

Lidmaatschap sportvereniging, club

Scouting, jeugdclubs

Gabberweek, huttendorp

Kampweek

Muziekschool

Bioscoop, schouwburg, concerten

Dansschool

Abonnement internet

Culturele organisaties

Schoolspullen, schoolreisje, schoolbijdrage

Aanschaf/reparatie fiets kind

Educatieve activiteiten

Bibliotheek

Volksuniversiteit

Sportschool, fitness, zwemmen

Museum (jaarkaart)

Ouderenorganisatie

 

Artikel 34. Zwemlessen

Voor het behalen van het nationaal zwemdiploma A en B kan een vergoeding worden verstrekt via de Bijzondere Bijstand.

In de regel wordt een vergoeding voor zwemles enkel gegeven aan kinderen in de basisschoolleeftijd. Wanneer een inwoner echter op jonge leeftijd niet heeft leren zwemmen kan ook een bijdrage gevraagd worden voor zwemles aan (jong)volwassenen. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij een vergunninghouder die in het land van herkomst geen zwemles heeft gevolgd. In een waterrijk gebied is het omwille van de veiligheid immers wenselijk dat alle inwoners beschikken over voldoende zwemvaardigheid.

 

Artikel 35. Kinderopvang sociaal-medisch geïndiceerden

Bij dit artikel is geen toelichting noodzakelijk.

 

Artikel 36. Peuteropvang

Peuteropvang heeft een duur van 2,5 tot 3 uur per dagdeel en is gericht op pedagogische activiteiten in tegenstelling tot reguliere kinderopvang die de gehele ochtend of middag beslaat en waarbij ook zorgtaken worden vervuld.

De gemeente wil de peuters van de belanghebbende met een minimuminkomen in de gelegenheid stellen de peuteropvang te bezoeken. Om deze reden worden de kosten van opvang in de peuterspeelzaal gerekend tot de bijzondere noodzakelijke kosten van bestaan en komen daarom voor vergoeding in aanmerking.

 

Artikel 37. Reiskosten

In beginsel behoren reiskosten tot de algemene bestaanskosten. Hieronder zijn begrepen de reiskosten voor regulier familiebezoek, thuis of in een verzorgingshuis. Voor afzonderlijke bijstandsverlening is in het algemeen geen plaats. In een aantal situaties is er wel een mogelijkheid tot bijzondere bijstandsverlening.

 

Artikel 38. Verhuiskosten

Bij dit artikel is geen toelichting noodzakelijk.

 

Artikel 39. Overbruggingsuitkering

In beginsel wordt men geacht de kosten van levensonderhoud te overbruggen tot de eerste uitbetaling van de toepasselijke bijstandsnorm. Indien naar het oordeel van het college het niet redelijk is om te wachten op die uitbetaling, kan een overbruggingsuitkering worden verstrekt. Bij die beoordeling kunnen bijvoorbeeld het ongewenst aangaan van schulden, dan wel het niet kunnen betrekken van noodzakelijke woonruimte een rol spelen.

 

Aangezien bij de eerste betaling voor dezelfde kosten van levensonderhoud alsnog bijstand wordt verstrekt, is de bijstandsverlening altijd in de vorm van een lening. Het is mogelijk om op een later moment, naar beoordeling van het college, toepassing te geven artikel 58 8ste lid van de wet en alsnog van gehele of gedeeltelijke invordering af te zien.

 

Hoofdstuk 7. Rechtsbijstand en juridische hulp

 

Artikel 40. Eigen bijdrage rechtshulp

Als gebruik wordt gemaakt van de diensten van een advocaat, moet daarvoor worden betaald. Soms komen daar ook nog andere kosten bij zoals griffierecht. Deze kosten worden onder bepaalde voorwaarden vergoed op grond van de Wet op de Rechtsbijstand. In deze wet is geregeld wanneer er geen gefinancierde rechtskundige bijstand zal worden verstrekt. Hiervan is bijvoorbeeld sprake als er geen belang is om een rechtsprocedure te voeren of als de zaak om een te gering bedrag gaat.

 

De eigen bijdrage wordt vastgesteld aan de hand van inkomen en vermogen. Hiervoor gelden andere criteria dan in de bijstand. De Verklaring omtrent inkomen en vermogen kan worden aangevraagd bij degene die rechtsbijstand verstrekt. Op basis daarvan vindt toevoeging plaats en wordt tevens de eigen bijdrage voor rechtsbijstand berekend.

 

Uit vaste jurisprudentie van de CRvB blijkt dat de noodzaak voor het verlenen van rechtsbijstand en het maken van kosten van griffierecht in beginsel kan worden aangenomen indien op grond van de Wrb krachtens toevoeging rechtsbijstand is verleend. Als dat niet het geval is, dient de gemeente zich aan de hand van de concrete omstandigheden een oordeel te vormen over de noodzaak van de gevoerde procedure.

 

Artikel 41. Proceskosten tegenpartij

Soms wordt door de rechter bepaald dat (een deel van) de proceskosten van de tegenpartij moet worden betaald. Deze kosten komen in principe voor rekening van belanghebbende tenzij het proces op verzoek van de gemeente is gevoerd of door het winnen van het proces eigen inkomsten zouden worden verkregen of worden behouden. Deze kosten kunnen bij verlies van het proces in deze gevallen via de bijzondere bijstand volgens de gebruikelijke bepalingen worden vergoed.

 

Artikel 42. Bewindvoeringskosten beschermingsbewind en mentorschap

Beschermingsbewind/mentorschap is een regeling waarbij de rechter een bewindvoerder/mentor machtigt om de verantwoording te nemen over de financiën van een persoon. Deze bewindvoerder/mentor legt hierover vervolgens verantwoording af aan de kantonrechter. Aan het beschermingsbewind/mentorschap zijn kosten verbonden. De hoogte van deze kosten worden jaarlijks vastgesteld door de kantonrechter.

De gemeente is gebonden aan de beschikking van de kantonrechter en heeft geen vrijheid om zelf de noodzaak van de onderbewindstelling te beoordelen en evenmin om te bezien of andere oplossingen mogelijk zijn.

 

Artikel 43. Kosten van bewindvoering in het kader van de Wsnp

Bij dit artikel is geen toelichting noodzakelijk.

 

Artikel 44. Bijdrage schuldhulpverlening

Bij dit artikel is geen toelichting noodzakelijk.

 

Hoofdstuk 8. Woninginrichting en kosten

 

Artikel 45. Woninginrichting

Als belanghebbende in gemeenschap van goederen gehuwd is en gaat scheiden of is gescheiden, dan wordt de huwelijksgoederengemeenschap verdeeld. Belanghebbende is in beginsel gerechtigd tot de helft van de boedel. De bijstandsverlening is bij boedelscheiding beperkt tot maximaal de helft van de kosten.

 

Artikel 46. Vaststelling van de kosten voor een woninginrichting

Toepassing van de normen in de Nibud Prijzengids zou met zich meebrengen dat er hoge leningen worden verstrekt, aangezien de Nibud normen geheel uitgaan van nieuwe gebruiksgoederen. In de praktijk blijkt dat het mogelijk is tweedehands kwalitatief redelijke en toereikende gebruiksgoederen aan te schaffen. Het wordt niet onredelijk geacht te verlangen dat de inrichting plaatsvindt met behulp van merendeels tweedehands aangeschafte gebruiksgoederen.

Bij aanschaf van een gedeeltelijke woninginrichting wordt de bijzondere bijstand vastgesteld aan de hand van een (in het concrete geval nader te bepalen) percentage van de voor een complete woninginrichting geldende maximale bedragen.

 

Artikel 47. Vervanging duurzame gebruiksgoederen

Bij dit artikel is geen toelichting noodzakelijk.

 

Artikel 48. Betaling van kosten

Bij dit artikel is geen toelichting noodzakelijk.

 

Hoofdstuk 9. Woonkostentoeslagen

 

Artikel 49. Woonkostentoeslag bij een huurwoning

De Wet op de huurtoeslag wordt uitgevoerd door de Belastingdienst. Bij een (actueel) minimuminkomen hoort een maximale huurtoeslag. Zijn er wijzigingen in het inkomen dan moet dit worden doorgegeven en wordt de huurtoeslag navenant naar boven of beneden aangepast. Na afloop van het jaar wordt een definitieve vaststelling gemaakt. Slechts in uitzonderingssituaties waarin er (nog) geen volledige aanspraak is op huurtoeslag, zal de aanspraak op bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag onderzocht moeten worden.

 

Artikel 50. Woonkostentoeslag bij een koopwoning

Bij dit artikel is geen toelichting noodzakelijk.

 

Artikel 51. Woonkostentoeslag boven de huurtoeslaggrens

Bij dit artikel is geen toelichting noodzakelijk.

 

Artikel 52. Verhuisplicht

De beoordeling om de woning te verkopen of de huurwoning te verlaten moet zeer zorgvuldig worden gemaakt. Hierbij wordt onder andere rekening gehouden met het feit of de verhuisplicht een onevenredig groot nadeel oplevert.

 

Hoofdstuk 10. Bijzondere bijstand vergunninghouders

 

Artikel 53. Reiskosten vergunninghouders

De reiskosten voor het volgen van een inburgeringscursus worden, ook indien men een eigen auto gebruikt, altijd omgerekend naar de kosten openbaar vervoer klasse 2.

 

Artikel 54. Verblijfsvergunning en naturalisatie

De belanghebbende die een verblijfsvergunning aanvraagt heeft op het moment dat de kosten ontstaan nog geen geldige verblijfstitel en dus geen recht op bijzondere bijstand. De kosten van verlenging of wijziging komen wel voor bijzondere bijstand in aanmerking.

 

Artikel 55. Woninginrichting vergunninghouders

Bij dit artikel is geen toelichting noodzakelijk.

 

Hoofdstuk 11. Slot- en overgangsbepalingen

 

Artikel 56 regelt de citeertitel (56.1), de inwerkingtreding van de beleidsregels (56.2) en het overgangsrecht (56.3). Voor de kosten van het behalen van zwemdiploma A en B geldt dat met terugwerkende kracht tot 1 april 2018 deze volledig worden vergoed indien deze zijn gemaakt bij zwembad ‘t Woudmeer.

Bij dit artikel is verder geen toelichting noodzakelijk.

 

Naar boven