Beleidsregels Wet taaleis Participatiewet 2020

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Capelle aan den IJssel;

 

gelet op artikel 18b van de Participatiewet;

 

gelet op het Besluit taaltoets Participatiewet;

 

overwegende dat het wenselijk is het beleid omtrent de toetsing van het niveau van de beheersing van de Nederlandse taal en de ontheffing hiervan

 

vast te leggen in beleidsregels;

besluit:

 

vast te stellen de Beleidsregels Wet taaleis Participatiewet 2020.

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      college: het college van burgemeester en wethouders;

    • b.

      belanghebbende;

      • -

        elke persoon die een uitkering in het kader van de Participatiewet aanvraagt en/of ontvangt;

      • -

        onder belanghebbende wordt mede verstaan het gezin;

    • c.

      participatiewet: de Participatiewet met inbegrip van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz);

    • d.

      uitkering: de door het college verleende bijstand in het kader van de Participatiewet;

    • e.

      Wet taaleis: de wet tot wijziging van de Wet werk en bijstand teneinde de eis tot beheersing van de Nederlandse taal toe te voegen aan die wet (Wet taaleis WWB);

    • f.

      Besluit taaltoets: het ‘Besluit taaltoets Participatiewet’;

    • g.

      referentieniveau: het niveau 1F of A2;

    • h.

      inburgering: de Wet inburgering.

  • 2.

    Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet(ten).

Artikel 2 Taaltoets

  • 1.

    Het college neemt de taaltoets, als bedoeld in artikel 18b, tweede lid, van de Participatiewet af, bij voorkeur binnen 4 weken na ontvangst van de uitkeringsaanvraag of na het gesprek over de taaltoets met een klant met een lopende uitkering, doch uiterlijk binnen 8 weken ervan.

  • 2.

    Voor het afnemen van de taaltoets(en) en de beoordeling van het resultaat ervan, kan het college gebruik maken van een externe partij. In ieder geval dient de beoordeling van de toets en de kwalificatie van de beoordelaar te voldoen aan het daaromtrent bepaalde in het Besluit taaleis Participatiewet.

Artikel 3 Geen taaltoets

Er wordt geen taaltoets afgenomen indien:

  • a.

    belanghebbende documenten overlegt waaruit blijkt dat de omstandigheden genoemd in artikel 18b, lid 2, onder a., b. of c. van de Participatiewet aanwezig zijn ten tijde van de aanvraag of desgevraagd gedurende de uitkeringsverstrekking of andere documenten waaruit blijkt dat belanghebbende beschikt over het vereiste referentieniveau;

  • b.

    belanghebbende deelneemt aan een leertraject in het kader van de Wet inburgering;

  • c.

    tijdens een vorige uitkeringsperiode al een toets is afgenomen en is vastgesteld dat belanghebbende de Nederlandse taal beheerst;

  • d.

    tijdens een vorige uitkeringsperiode al een toets is afgenomen en is vastgesteld dat belanghebbende de Nederlandse taal onvoldoende beheerst, maar ook is vastgesteld dat door in de persoon gelegen factoren belanghebbende niet in staat is om de Nederlandse taal op referentieniveau 1F machtig te worden;

  • e.

    belanghebbende in een andere gemeente een uitkering ontving en in die gemeente al aan een toets heeft deelgenomen. Het resultaat van de toets kan worden overgenomen, tenzij deze onvoldoende zekerheid biedt over de actuele taalvaardigheid;

  • f.

    er een kortdurende uitkering wordt verstrekt waarbij de einddatum van de uitkering reeds is vastgesteld.

Artikel 4 Het ontbreken van elke vorm van verwijtbaarheid

Elke vorm van verwijtbaarheid, zoals bedoeld in artikel 18b, lid 6 onder b. van de Participatiewet,

ontbreekt als:

  • 1.

    er sprake is van een gediagnosticeerd leerprobleem of van gediagnosticeerde psychische, fysieke of sociale problematiek;

  • 2.

    diverse malen een taalcursus gevolgd is en vastgesteld is door de educatie-instelling, dat door de in de persoon gelegen factoren belanghebbende niet in staat is om de Nederlandse taal op referentieniveau 1F machtig te worden.

Artikel 5 Relatie met de Wet inburgering

Wanneer belanghebbende begonnen is met een leertraject in het kader van de Wet Inburgering, kan dit traject worden aangemerkt als ‘voldoende inspanning’ van de kant van belanghebbende, zoals bedoeld is in de Wet taaleis.

Artikel 6 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels Wet taaleis Participatiewet 2020.

Artikel 7 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking op de dag na de bekendmaking.

  • 2.

    De Beleidsregels Wet taaleis Participatiewet, zoals op 29 november 2016 door het college vastgesteld, worden ingetrokken.

 

Capelle aan den IJssel, 1 september 2020

Het college van burgemeester en wethouders voornoemd,

de secretaris,

drs. A. de Baat

de burgemeester,

mr. P. Oskam

Toelichting Beleidsregels Wet taaleis Participatiewet 2020

Algemeen

Op 1 juli 2016 is de Wet taaleis - zowel voor nieuwe instroom, als voor het zittende bestand - van kracht.

De beheersing van de Nederlandse taal is een zeer belangrijk element om te kunnen participeren in de Nederlandse samenleving en om inzetbaar te zijn en te blijven op de arbeidsmarkt. Om deze redenen is de beheersing van de Nederlandse taal als extra verplichting toegevoegd aan de bestaande verplichtingen van de uitkeringsgerechtigde en is er de mogelijkheid opgenomen om een verlaging van de uitkering op te leggen, als iemand niet bereid is om de Nederlandse taal te leren of geen voortgang hierin vertoont terwijl dit verwijtbaar is.

Met deze beleidsregels streeft het college naar een adequate en effectieve uitvoering van de Wet taaleis.

Artikelsgewijs

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit artikel is een aantal begrippen gedefinieerd. Wanneer een begrip niet is gedefinieerd, dient te worden teruggevallen op hetgeen hieronder in de wet(ten) en de Algemene wet bestuursrecht wordt verstaan.

Artikel 2 Taaltoets

In de Wet taaleis is vastgelegd dat wanneer een belanghebbende er niet in slaagt om aan te tonen dat hij de Nederlandse taal op referentieniveau 1F beheerst, hem uiterlijk binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag om bijstand een toets moet worden afgenomen. Het college heeft besloten te streven naar een termijn van uiterlijk 4 weken. Wanneer bij een klant met een lopende uitkering in een gesprek wordt geconstateerd, dat het taalniveau mogelijk onvoldoende is en de belanghebbende eveneens niet kan aantonen dat hij over het vereiste referentieniveau beschikt, gelden dezelfde termijnen als die voor een klant die een nieuwe bijstandsaanvraag indient.

In het Besluit taaltoets Participatiewet zijn criteria geformuleerd waaraan de taaltoets, het toetsmateriaal en de toetsbeoordelaar moeten voldoen. Voor de inkoop van de taaltoets is aangesloten bij de openbare aanbesteding die door Rotterdam is uitgevoerd.

De opdracht is gegund aan Aob.

Artikel 3 Geen taaltoets

In sommige situaties kan sprake zijn van omstandigheden waardoor het afnemen van een toets niet zinvol is en/of niet tot nieuwe inzichten leidt. De keuze om wel of geen taaltoets af te nemen is derhalve maatwerk. De omstandigheden van belanghebbende en in de persoon gelegen factoren moeten worden meegewogen om een keuze te kunnen maken.

 

In dit artikel worden een aantal situaties beschreven waarin geen taaltoets wordt afgenomen: Onderdelen a. tot en met e.: spreken voor zich.

Onderdeel f.: met bijstand voor korte duur wordt in ieder geval bedoeld, een aanvraag voor bijstand voor de duur van 3 maanden of korter. Het gaat hierbij om situaties waarin bij de aanvraag van de bijstand helder is dat er sprake is van in zijn aard kortdurende bijstand. Er moet dan ook zijn vastgesteld wat de einddatum van de bijstandsverlening zal zijn.

Artikel 4 Het ontbreken van elke vorm van verwijtbaarheid

De taaleis geldt niet voor belanghebbenden waarbij sprake is van ontbrekende verwijtbaarheid. Er is dan sprake van een omstandigheid waardoor belanghebbende geen verwijt kan worden gemaakt van het niet boeken van voortgang in het verwerven van de Nederlandse taal ondanks de inspanningen die worden verricht. In dit artikel zijn twee situaties beschreven waarbij in ieder geval sprake is van ontbrekende verwijtbaarheid. Deze omschrijving is niet limitatief. Er kunnen ook andere factoren zijn die de verwijtbaarheid doen ontbreken. Dit zal altijd individueel moeten worden beoordeeld. De bewijslast om aan te tonen dat sprake is van ontbrekende verwijtbaarheid, ligt bij de belanghebbende.

Artikel 5 Relatie met de Wet inburgering

De strekking van dit artikel is, dat de belanghebbende, die tevens valt onder de Wet inburgering, niet wordt uitgenodigd voor het afleggen van een toets in het kader van de Wet taaleis. Als een belanghebbende inburgeringsplichtig is en een inburgeringstraject volgt, wordt dit gezien als voldoende inspanning zoals bedoeld in de Wet taaleis.

Artikel 6 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Naar boven