Beleidsregels Middelentoets Geldrop-Mierlo 2019

Het college van burgemeester en wethouders,

 

Gelet op de artikelen 31, 32, 33 en 34 van de Participatiewet en artikel 8 van de IOAW of IOAZ:

 

Besluit

 

I. In te trekken de beleidsregels zoals opgenomen in richtlijnen B019, B020, B021, B022, B023, B024, B025, B026, B027, B028, B147 en B149 en opgenomen in Verzamelbesluit.

II. Vast te stellen de Beleidsregels Middelentoets Geldrop-Mierlo 2019

 

De beleidsregels worden als volgt ingevuld:

 

Artikel 1 Saldo lopende rekening bij vermogensvaststelling

  • 1.

    De saldi op lopende rekeningen van een belanghebbende, zijn eventuele echtgenoot of partner en zijn eventuele minderjarige kinderen behoren tot het vermogen. Dit geldt ook voor tegoeden op spaarrekeningen.

  • 2.

    Het college laat bij de vaststelling van het vermogen bij aanvang van de uitkering maximaal één x de van toepassing zijnde norm per kalendermaand vrij.

 

Artikel 2 Moment vermogensvaststelling bij echtscheiding/verlating

  • 1.

    Belanghebbende krijgt de verplichting opgelegd om binnen een redelijke termijn te kunnen beschikken over zijn aandeel in de boedel waarna door het college tot een definitieve vermogensvaststelling kan worden overgegaan.

  • 2.

    Zodra belanghebbende kan beschikken over zijn aandeel in de boedel, kan dit een reden zijn om over te gaan tot terugvordering indien belanghebbende hierdoor achteraf voldoende middelen had over de periode van bijstandsverlening.

 

Artikel 3 Vaststellen vermogen bij overname cliënt uit andere gemeente

Als er geen relevante feiten en omstandigheden zijn gewijzigd, bijvoorbeeld een normwijziging of een onderbreking van het recht van meer dan 30 dagen, dan neemt het college de vermogensvaststelling uit de vertrekgemeente over. Zijn er wel relevante feiten en omstandigheden gewijzigd, dan moet het vermogen en vrij te laten vermogen opnieuw worden vastgesteld.

 

Artikel 4 Vrijlaten giften

  • 1.

    Het college laat een gift vrij als het verantwoord is in het kader van de uitkering. Om dat te kunnen beoordelen kijkt het college naar de bestemming en de hoogte van de gift. Daarnaast is het noodzakelijk dat de gift een onverplicht karakter draagt.

  • 2.

    Een gift (ook in natura), eenmalig of periodiek, die betrekking heeft op kosten waarin de uitkering al voorziet wordt als inkomen in aanmerking genomen over de maand waarin de gift is ontvangen. Overstijgt de gift de van toepassing zijnde norm per kalendermaand dan wordt het meerdere als vermogen aangemerkt.

  • 3.

    Een gift (ook in natura), eenmalig of periodiek, die bestemd is voor specifieke kosten die niet in de uitkering zijn begrepen wordt vrijgelaten tenzij de gift de norm van redelijkheid overstijgt. Het gedeelte dat als onredelijk wordt beschouwd wordt als vermogen in aanmerking genomen.

 

Artikel 5 Immateriële schadevergoeding

Het college laat 1/3 van de toegekende immateriële schadevergoeding vrij.

 

Artikel 6 Materiële schadevergoeding

  • 1.

    Een materiële schadevergoeding kan bestaan uit:

    • 1.

      Extra kosten voor persoonlijke verzorging en extra slijtage kleding;

    • 2.

      Gederfde inkomsten;

    • 3.

      Noodzakelijke verhuiskosten;

    • 4.

      Noodzakelijk aanpassingen van uw woning en/of auto;

    • 5.

      Medische kosten zoals eigenrisico zorgverzekering en kosten verblijf ziekenhuis;

    • 6.

      Extra vervoerskosten;

    • 7.

      Eventueel verschuldigde hogere verzekeringspremies;

    • 8.

      Kosten van noodzakelijke hulp in huis, tuin of voor onderhoud huis;

    • 9.

      Kosten van het verhalen van de schade en wettelijke rente;

  • 2.

    Het college laat de vergoeding voor gederfde inkomsten niet vrij voor zover hier een aanspraak op uitkering wordt gedaan.

  • 3.

    De overige vergoedingen laat het college vrij indien de belanghebbende aantoont dat hij ook feitelijk de vergoeding gebruikt voor de kosten waarvoor een vergoeding is verstrekt. Als de belanghebbende niets of slechts een deel van de vergoeding aanwent voor het wegnemen van de schade wordt het niet benutte deel als middel in aanmerking genomen.

 

Artikel 7 Vaststelling middelen bij co-ouderschap

De vermogensgrens voor de ouder wordt berekend door de vermogensgrens voor een alleenstaande te vermeerderen met x/7 maal het verschil tussen de vermogensgrens voor een alleenstaande ouder - de vermogensgrens voor een alleenstaande.

Eventueel inkomen en vermogen van het kind of de kinderen worden voor x/7 toegerekend aan de ouder.

Hierbij staat x voor het gemiddelde aantal dagen per week dat de co-ouder voor het kind zorgt.

 

Artikel 8 Waarde bezittingen in natura bij vermogensvaststelling

  • 1.

    Niet als vermogen wordt in aanmerking genomen bezittingen in natura die naar hun aard en waarde algemeen gebruikelijk zijn dan wel, gelet op de omstandigheden van persoon en gezin, noodzakelijk zijn. Deze zijn dan in principe ook uitgesloten van de inlichtingenplicht tenzij er bijvoorbeeld sprake is van handelsactiviteiten.

  • 2.

    Het college vindt één auto of snor,- brom- of motorfiets met een dagwaarde tot € 3.000,- algemeen gebruikelijk. Indien de dagwaarde meer bedraagt dan € 3.000,- wordt het meerdere meegenomen in de vermogensvaststelling.

  • 3.

    Van auto’s of snor,- brom- of motorfietsen die 12 jaar of ouder zijn wordt verondersteld dat deze een dagwaarde vertegenwoordigen tot € 3000,- behalve indien door de exclusiviteit anders blijkt.

  • 4.

    Indien de belanghebbende de beschikking krijgt over een auto, snor,- brom- of motorfiets door middel van een gift dan geldt artikel 7 van deze beleidsregels, ook als de dagwaarde minder dan € 3000,- bedraagt.

  • 5.

    Caravans, campers, vouwwagens, aanhangers, vaartuigen, 2e auto, 2e snor,- 2e brom- of 2e motorfiets of meer zijn naar hun aard en waarde niet algemeen gebruikelijk. De volledige dagwaarde wordt daarom meegenomen in de vermogensvaststelling. Dit geldt ook voor overige bezittingen in natura die naar hun aard en waarde niet algemeen gebruikelijk zijn. Deze zijn dan ook niet uitgesloten van de inlichtingenplicht.

  • 6.

    Bij aanvang van de uitkering wordt de vrijlating, zoals bedoeld in het tweede lid, toegepast op de duurste auto of snor,- brom- of motorfiets indien het vijfde lid van toepassing is.

  • 7.

    De dagwaarde bepaling van een auto vindt plaats via de ANWB koerslijst. Op basis van kenteken, actuele kilometerstand (verificatie kilometerstand ter plekke of inzage laatste RDW-keuringsrapport), uitvoering en extra opties. De inruilprijs bij autobedrijf vormt de dagwaarde waarmee het college rekening houdt. Staat een auto niet opgenomen in de ANWB koerslijst dan dient op een andere objectieve wijze, bijvoorbeeld via een merkdealer, verzekeringsmaatschappij, internet of een onafhankelijke taxateur, een dagwaarde bepaling plaats te vinden op basis van merk, actuele kilometerstand (verificatie kilometerstand ter plekke of inzage laatste RDW-keuringsrapport), uitvoering en extra opties.

  • 8.

    De dagwaarde bepaling van een caravan vindt plaats via https://www.caravankoopwijzer.nl/koerslijst. Op basis van merk, serie, bouwjaar en uitvoering. De inruilprijs bij caravanbedrijf vormt de dagwaarde waarmee het college rekening houdt. Staat een caravan niet opgenomen in de koerslijst dan dient op een andere objectieve wijze, bijvoorbeeld via een merkdealer, verzekeringsmaatschappij, internet of een onafhankelijke taxateur, een dagwaarde bepaling plaats te vinden op basis van merk, serie, bouwjaar en uitvoering.

  • 9.

    De dagwaarde van een snor-, brom- of motorfiets, camper, aanhanger en vaartuig dient op een objectieve wijze, bijvoorbeeld via een merkdealer, verzekeringsmaatschappij, internet of een onafhankelijke taxateur plaats te vinden waarbij de huidige staat van de bezitting in acht wordt genomen.

  • 10.

    Dagwaarden bepalingen van overige bezittingen in natura die naar hun aard en waarde niet algemeen gebruikelijk zijn dienen op een objectieve wijze, bijvoorbeeld via een merkdealer, verzekeringsmaatschappij, internet of een onafhankelijke taxateur plaats te vinden waarbij de huidige staat van de bezitting in acht wordt genomen.

  • 11.

    Dagwaarden bepalingen worden in principe kosteloos gerealiseerd. Indien dit niet mogelijk is, zijn in beginsel de kosten voor de belanghebbende indien hij niet op andere objectieve wijze de dagwaarde van zijn bezitting in natura kan aantonen.

 

Artikel 9 Reservering uitvaartkosten bij vermogensvaststelling

  • 1.

    Er is geen juridische grondslag waarop het college de vermogensgrens voor belanghebbende kan verhogen met een bedrag aan reserveringen voor begrafenis- of crematiekosten. Het college houdt hier dan ook geen rekening mee, behalve in de volgende situaties:

    • a.

      Indien de uitvaartverzekering of uitvaartreservering echter zodanig van vorm is dat gesteld moet worden dat belanghebbende hier niet over kan beschikken, dan neemt het college deze op grond van artikel 31, eerste lid, van de Participatiewet niet als middel in aanmerking. Dit zal zich met name voordoen bij uitvaartverzekeringen welke in natura uitkeren. Het vrijlaten van de waarde van de verzekering in natura is dus niet gelegen in de bestemming van de uitkering maar in het feit er niet over beschikt kan worden.

    • b.

      Indien de uitvaartverzekering echter zodanig van vorm is dat gesteld moet worden dat belanghebbende hier wel over kan beschikken, dan neemt het college deze vanaf € 4500,- op grond van artikel 31, eerste lid, van de Participatiewet als middel in aanmerking. Dit geldt per in de uitkering begrepen gezinslid.

  • 2.

    In het geval belanghebbende wist of redelijkerwijs had kunnen weten dat hij op korte termijn aangewezen zou raken op een uitkering en hij vermogen steekt in een uitvaartverzekering of een afkoopbare uitvaartverzekering omzet in een niet-afkoopbare zal hem een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening van het bestaan worden verweten.

 

Artikel 10 Wanneer wordt toepassing gegeven aan de inkomstenvrijlating

  • 1.

    Het college stelt ambtshalve of op aanvraag van belanghebbende vast of toepassing wordt gegeven aan de inkomstenvrijlating als bedoeld in de artikel 31 tweede lid onder n, r en y van de Participatiewet of artikel 8 van de IOAW of IOAZ.

  • 2.

    Het college stelt dat de vrijlating altijd bijdraagt aan de arbeidsinschakeling behalve indien er sprake is van verzwegen inkomsten door schending van de inlichtingenplicht.

  • 3.

    De inkomstenvrijlating kan slechts één keer toegepast worden binnen een aangesloten uitkeringsperiode.

 

Artikel 11 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de eerste dag na publicatie.

 

Artikel 12 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘ Beleidsregels Middelentoets Geldrop-Mierlo 2019’.

 

Aldus vastgesteld in vergadering van Burgemeester en wethouders van de gemeente Geldrop-Mierlo van 26 februari 2019,

Burgemeester en wethouders van Geldrop-Mierlo

N.J.H. Scheltens B.H.M. Link

secretaris burgemeester

Naar boven