Beleidsregels inlichtingenplicht en bestuurlijke boete Participatiewet, IOAW en IOAZ Geldrop-Mierlo 2019

Het college van burgemeester en wethouders,

 

Gelet op artikel 17, eerste lid en artikel 18a van de Participatiewet en artikel 13, eerste lid en artikel 20a van de IOAW en artikel 13, eerste lid en artikel 20a van de IOAZ, Regeling uitzondering inlichtingenplicht en Boetebesluit socialezekerheidswetten:

 

Besluit

 

I. In te trekken de Beleidsregels inzake verplichtingen en sancties zoals opgenomen in richtlijnen B157, B166, B167 en B171 en opgenomen in Verzamelbesluit beleidsrichtlijnen Participatiewet Geldrop-Mierlo 2015 en beleidsregel bestuurlijke recidiveboete bij eenzelfde gedraging Geldrop-Mierlo 2015

II. Vast te stellen de Beleidsregels inlichtingenplicht en bestuurlijke boete Participatiewet, IOAW en IOAZ Geldrop-Mierlo 2019

 

De beleidsregels inlichtingenplicht en bestuurlijke boete Participatiewet, IOAW en IOAZ Geldrop-Mierlo 2019 worden als volgt ingevuld:

 

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • 1.

    Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), Bbz 2004, Boetebesluit socialezekerheidswetten en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • 2.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      college: het college van burgemeester en wethouders van Geldrop-Mierlo;

    • b.

      belanghebbende: degene die de inlichtingenplicht heeft geschonden;

    • c.

      uitkering: de door het college verleende bijstand in het kader van de Participatiewet en de uitkering in het kader van de IOAW en IOAZ;

    • d.

      inlichtingenplicht: de verplichting zoals bedoeld in artikel 17, eerste lid van de Participatiewet, artikel 13, eerste lid van de IOAW, artikel 13, eerste lid van de IOAZ en artikel 30c, tweede en derde lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen met uitzondering van de uitzonderingen zoals bedoeld in de Regeling uitzondering inlichtingenplicht.

 

Artikel 2 Schriftelijke waarschuwing in plaats van bestuurlijke boete

  • 1.

    Het college ziet af van het opleggen van een bestuurlijke boete en volstaat met het geven van een schriftelijke waarschuwing indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      de schending van de inlichtingenplicht niet heeft geleid tot een benadelingsbedrag of het benadelingsbedrag niet hoger is dan € 150,- of de belanghebbende wel inlichtingen heeft verstrekt, die echter onjuist of onvolledig waren, of heeft anderszins een wijziging van omstandigheden niet onverwijld gemeld, maar uit eigen beweging alsnog binnen een redelijke termijn van 60 dagen, gerekend vanaf het ontstaan van de wijziging, de juiste inlichtingen verstrekt voordat de overtreding is geconstateerd, tenzij de belanghebbende deze inlichtingen heeft verstrekt in het kader van toezicht op de naleving van een inlichtingenverplichting en

    • b.

      in de afgelopen 24 maanden is aan belanghebbende geen waarschuwing of boete opgelegd in verband met schending van de inlichtingenplicht.

  • 2.

    Indien niet volstaan wordt met het geven van een schriftelijke waarschuwing, wordt als uitgangspunt een bestuurlijke boete van € 150 vastgesteld, tenzij een afwijkend bedrag noodzakelijk is voor de vaststelling van een evenredige boete.

  • 3.

    Schending van de inlichtingenplicht binnen het aanvraagproces om uitkering wordt niet bestraft met een schriftelijke waarschuwing of bestuurlijke boete indien de aanvraag wordt ingetrokken, buiten behandeling wordt gesteld of wordt afgewezen.

 

Artikel 3 Berekening bestuurlijke boete

Bij de berekening van de bestuurlijke boete worden de criteria, zoals genoemd in het Boetebesluit socialezekerheidswetten, gehanteerd.

 

Artikel 4 Vaststellen mate van verwijtbaarheid

Bij het vaststellen van de mate van verwijtbaarheid worden de criteria, zoals genoemd in het Boetebesluit socialezekerheidswetten, gehanteerd.

 

Artikel 5 Vaststellen draagkracht

  • 1.

    De bestuurlijke boete wordt afgestemd op de draagkracht van belanghebbende door de fictieve draagkracht te vermenigvuldigen met 24 maanden in geval van opzet, 18 maanden in geval van grove schuld, 12 maanden in geval van normale verwijtbaarheid en 6 maanden in geval van verminderde verwijtbaarheid.

  • 2.

    Onder fictieve draagkracht wordt verstaan de financiële ruimte boven 90% van de toepasselijke uitkeringsnorm op het moment van het opleggen van de bestuurlijke boete.

  • 3.

    Indien belanghebbende geen inkomen heeft of het inkomen bedraagt minder dan 90% van de toepasselijke uitkeringsnorm, dan wordt uitgegaan van een bestuurlijke boete van € 45,- x het toepasselijk aantal maanden.

  • 4.

    In afwijking van het eerste, tweede en derde lid geldt voor de belanghebbende die ten tijde van het opleggen van de bestuurlijke boete andere inkomsten heeft dan een uitkering en géén medewerking verleent om inzicht te geven in de hoogte van de inkomsten, dan bedraagt de bestuurlijke boete de maximale boete zoals vastgesteld in artikel 4 en indien van toepassing artikel 6.

  • 5.

    Boetebedragen worden naar beneden afgerond op een veelvoud van €10,-. De maximale wettelijke boete wordt niet afgerond.

  • 6.

    Invordering vindt plaats conform de regels van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering waarbij rekening wordt gehouden met de beslagvrije voet.

 

Artikel 6 Maximale wettelijke boete

  • 1.

    Indien er sprake is van opzet is de boete niet hoger dan het bedrag van de vijfde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.

  • 2.

    In alle andere gevallen is de boete niet hoger dan het bedrag van de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.

  • 3.

    De maximale boete genoemd in het eerste en tweede lid geldt ook indien er sprake is van recidive.

 

Artikel 7 Dringende redenen

Het college ziet af van het opleggen van een bestuurlijke boete indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

 

Artikel 8 Afspraken OM bij fraudebedragen

  • 1.

    Het college doet overeenkomstig de Richtlijn Sociale Zekerheidsfraude aangifte bij het Openbaar Ministerie bij een benadelingsbedrag van meer dan € 50.000,-.

  • 2.

    Bovendien doet het college aangifte bij een benadelingsbedrag tot en met € 50.000,- indien:

    • a.

      strafrechtelijke dwangmiddelen zijn toegepast voor 1 januari 2013, dan wel de fraude niet te bewijzen is zonder toepassing van strafrechtelijke dwangmiddelen;

    • b.

      de sociale zekerheidsfraude gepaard is gegaan met andere strafbare feiten;

    • c.

      de status van de verdachte en/of diens voorbeeldfunctie daartoe aanleiding geeft;

    • d.

      tweede of meerdere herhaling van overtredingen binnen een bepaalde periode (5 of 10 jaar) zich heeft voorgedaan;

    • e.

      geen mogelijkheid bestaat tot het opleggen van, dan wel het effectueren van een bestuursrechtelijke maatregel of boete;

    • f.

      de fraude is gepleegd met medewerking of medeweten van ambtena(a)r(en) van de uitkerende instantie;

    • g.

      de fraude is gepleegd in georganiseerd verband door meer dan twee personen.

 

Artikel 9 Kwijtschelding

  • 1.

    Indien ten aanzien van een overtreding waarvoor een bestuurlijke boete is opgelegd geen sprake is geweest van opzet of grove schuld, en voorts is gebleken dat binnen een jaar nadat de bestuurlijke boete is opgelegd niet nogmaals een overtreding wegens eenzelfde gedraging is begaan, maakt het college gebruik van haar bevoegdheid om op verzoek van degene aan wie de bestuurlijke boete is opgelegd, de bestuurlijke boete geheel of gedeeltelijk kwijt te schelden bij medewerking aan een schuldregeling.

  • 2.

    Gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de bestuurlijke boete is afhankelijk van de mate van verwijtbaarheid van de gedraging waarvoor de bestuurlijke boete is opgelegd:

    • a.

      bij normale verwijtbaarheid: 50% kwijtschelding;

    • b.

      bij verminderde verwijtbaarheid: 100% kwijtschelding.

  • 3.

    Het besluit tot kwijtschelding wordt ingetrokken of ten nadele van degene aan wie de bestuurlijke boete is opgelegd herzien indien binnen vijf jaar na het besluit tot kwijtschelding wederom een overtreding wegens eenzelfde gedraging is begaan.

 

Artikel 10 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de eerste dag na bekendmaking daarvan in het Gemeenteblad.

 

Artikel 11 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels inlichtingenplicht en bestuurlijke boete Participatiewet, IOAW en IOAZ Geldrop-Mierlo 2019’.

 

Aldus vastgesteld in vergadering van Burgemeester en wethouders van de gemeente Geldrop-Mierlo van 26 februari 2019,

Burgemeester en wethouders van Geldrop-Mierlo

N.J.H. Scheltens B.H.M. Link

secretaris burgemeester

Naar boven