Beleidsregels van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente West Betuwe houdende regels omtrent individuele bijzonder bijstand 2020

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente West Betuwe

gelezen het voorstel, met nummer ……..

gelet op:

  • -

    Titel 4:3 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    artikel 35 van de Participatiewet;

 

overwegende dat:

het college het noodzakelijk vindt om aan te geven in welke situaties en onder welke voorwaarden bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet kan worden verstrekt en daartoe beleidsregels wenst vast te stellen;

 

besluit:

vast te stellen de volgende ‘Beleidsregels individuele bijzondere bijstand gemeente West Betuwe 2020’

dd. 5 november 2019

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begrippen:

  • 1.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      Bijzondere bijstand de bijstand als bedoeld in artikel 35 van de wet;

    • b.

      Bijstandsnorm: de bijstandsnorm als bedoeld in artikel 5 onder c van de wet;

    • c.

      College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente West Betuwe;

    • d.

      Draagkracht: het (restant) gedeelte van het inkomen en vermogen dat moet worden gebruikt om de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan te betalen;

    • e.

      Vermogen: het vermogen zoals dat geldt voor de algemene bijstand. Het vermogen in de door de belanghebbende bewoonde eigen woning wordt buiten beschouwing gelaten;

    • f.

      Inkomen: het inkomen zoals dat geldt voor de algemene bijstand, het netto inkomen exclusief vakantiegeld dat is genoten gedurende de maand waarin de aanvraag wordt ingediend, of maximaal één maand voorafgaande aan de aanvraag. De artikelen 31, 32 en 33 Participatiewet zijn van toepassing.

    • g.

      Wet: de Participatiewet.

  • 2.

    Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet en/of de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Artikel 1.2 Aanvraag:

  • 1.

    De aanvraag wordt ingediend op een door het college beschikbaar gesteld formulier.

  • 2.

    Een aanvraag voor bijzondere bijstand moet worden ingediend voordat de kosten zijn gemaakt.

  • 3.

    In afwijking op het tweede lid kan de bijstand worden verstrekt voor kosten, gemaakt in de periode van drie maanden voorafgaand aan de eerste dag van de maand waarin de aanvraag is ingediend, onder de voorwaarde dat het college de noodzaak van de kosten nog kan vast stellen.

Artikel 1.3 Vorm van bijzondere bijstand

  • 1.

    Het college verstrekt bijzondere bijstand om niet, tenzij de wet of de beleidsregels anders bepalen.

  • 2.

    Indien sprake is van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de wet, verleent het college de bijzondere bijstand in de vorm van een lening.

Artikel 1.4 Aflossing van bijzondere bijstand in de vorm van een lening

  • 1.

    De bijzondere bijstand in de vorm van een lening wordt afgelost in maandelijkse termijnen ter grootte van 5% van de bijstandsnorm die op de belanghebbende van toepassing is.

  • 2.

    De aflossingsduur van de bijzondere bijstand in de vorm van een lening bedraagt maximaal 36 maanden.

  • 3.

    Nadat 36 maandelijkse aflossingstermijnen correct zijn voldaan, wordt het eventueel resterende bedrag omgezet in bijstand om niet.

  • 4.

    Over deze bijzondere bijstand in de vorm van een lening wordt geen rente in rekening gebracht.

  • 5.

    Als bijzondere bijstand in de vorm van een lening verleend is als gevolg van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid of als de bijzondere bijstand in de vorm van een lening is teruggevorderd op grond van artikel 58 van de wet geldt de maximale termijn van 36 maanden van terugbetaling niet.

Paragraaf 2 Recht op bijzondere bijstand

Artikel 2.1 Voorwaarden

  • 1.

    Het college beoordeelt de aanvraag om bijzondere bijstand op grond van 35 van de wet indien er geen voorwaarden als bedoeld in paragraaf 2.2 van de wet van toepassing zijn, tenzij deze beleidsregels anders bepalen.

  • 2.

    Er bestaat alleen aanspraak op bijzondere bijstand voor kosten die in Nederland zijn ontstaan en aan Nederland zijn verbonden

Artikel 2.2 Bijzondere omstandigheden: reservering

  • 1.

    Voor incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan geldt een reserveringsplicht.

  • 2.

    Onder de kosten als bedoeld in het eerste lid vallen in ieder geval:

    • a.

      eerste aanschaf of vervanging duurzame gebruiksgoederen,

    • b.

      verhuiskosten,

    • c.

      aanschaf of vervanging van een identiteitsbewijs,

    • d.

      legeskosten in verband met verlenging van een verblijfsvergunning.

Artikel 2.3 Bijzondere omstandigheden: overig

  • 1.

    Voor incidenteel of periodiek voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan beoordeelt het college of er sprake is van bijzondere omstandigheden. Voor deze kosten geldt geen reserveringsplicht.

  • 2.

    Onder de kosten als bedoeld in het eerste lid vallen in ieder geval:

    • a.

      dieetkosten;

    • b.

      bewassingskosten en kledingslijtage;

    • c.

      bewindvoerderskosten;

    • d.

      woonkosten.

Paragraaf 3. Draagkracht

Artikel 3.1 Draagkracht algemeen

  • 1.

    Het college maakt geen gebruik van het drempelbedrag als bedoeld in artikel 35 tweede lid van de wet.

  • 2.

    De individuele inkomenstoeslag als bedoeld in artikel 36 van de wet en individuele studietoeslag als bedoeld in artikel 36b van de wet worden niet in aanmerking genomen bij de draagkracht.

  • 3.

    Indien binnen de vastgestelde draagkrachtperiode een nieuwe aanvraag om bijzondere bijstand wordt ingediend, stelt het college de draagkracht (opnieuw) vast op basis van de eerder vastgestelde draagkracht, behoudens een relevante wijziging in de persoonlijke of financiële situatie van de belanghebbende.

  • 4.

    Bij het vaststellen van de draagkracht gaat het college uit van het beschikken of redelijkerwijs kunnen beschikken over het in aanmerking te nemen inkomen en/of vermogen.

  • 5.

    Indien en zolang de belanghebbende die is toegelaten tot het wettelijk schuldhulpverleningstraject voldoet aan de voorwaarden van dat traject, gaat het college er van uit dat redelijkerwijs niet kan worden beschikt over het inkomen en/of vermogen en wordt dus buiten beschouwing gelaten bij het vaststellen van de draagkracht. Ook inkomen waarop beslag ligt en dit beslag wordt geëffectueerd, wordt niet in aanmerking genomen.

  • 6.

    Een eenmaal vastgestelde draagkracht wordt alleen tijdens het draagkrachtjaar gewijzigd indien een wijziging van de persoonlijke of financiële situatie daartoe aanleiding geeft.

Artikel 3.2 Draagkrachtperiode inkomen en vermogen

  • 1.

    Het college stelt de draagkrachtperiode in beginsel vast op een kalenderjaar. De draagkrachtperiode begint op de eerste dag van de maand waarin de bijzondere bijstand wordt toegekend.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan het college de draagkrachtperiode voor een kortere periode vaststellen als daar in het individuele geval op basis van de kostensoort aanleiding voor is.

  • 3.

    De hoogte van de bijzondere bijstand wordt vastgesteld op basis van het verschil tussen de draagkracht en de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten.

Artikel 3.3 Draagkracht en inkomen

  • 1.

    Het college merkt het inkomen dat niet meer bedraagt dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm als bedoeld in paragraaf 3.2 van de wet aan als inkomen zonder draagkracht.

  • 2.

    In afwijking van het vorige lid merkt het college het inkomen dat niet meer bedraagt dan 100% van de toepasselijke bijstandsnorm aan als draagkrachtinkomen voor de woonkostentoeslag.

  • 3.

    Indien het inkomen meer bedraagt dan 120% dan wordt 35 % van het meerdere in aanmerking genomen voor de draagkracht. Voor de woonkostentoeslag wordt 100% van het meerdere in aanmerking genomen voor de draagkracht.

  • 4.

    Bij de vaststelling van het inkomen als bedoeld in het eerste lid blijven de middelen als bedoeld in artikel 31, tweede lid, van de wet buiten beschouwing met uitzondering van de huurtoeslag in het geval van een aanvraag om woonkostentoeslag.

Artikel 3.4 Draagkracht en vermogen

  • 1.

    Het college merkt het vermogen, voor zover dat meer bedraagt dan de toepasselijke vermogensgrens als bedoeld in artikel 34, derde lid, van de wet, aan als 100% draagkracht.

  • 2.

    De vaststelling van het vermogen en toepasselijke vrijlatingen worden op dezelfde wijze vastgesteld als bij de algemene bijstand.

Paragraaf 4. Gezond leven

Artikel 4.1 Uitgangspunten medische kosten

  • 1.

    De Zorgverzekeringswet, de Wet langdurige zorg, de Collectieve zorgverzekering voor de minima (CZM) en de regeling ‘Tegemoetkoming meerkosten personen met een beperking of chronische problemen’ zijn passende en toereikende voorzieningen. Dit betekent dat er geen aanspraak bestaat op bijzondere bijstand voor medische kosten.

  • 2.

    Indien belanghebbende een andere aanvullende ziektekostenverzekering heeft afgesloten dan de CZM kan belanghebbende eenmalig in aanmerking komen voor bijzondere bijstand voor medische kosten..

  • 3.

    De hoogte van de bijzondere bijstand voor de in het tweede lid genoemde medische kosten zijn niet hoger dan de vergoedingen opgenomen in de GarantVerzorgd 2 polis van de CZM. De vergoeding van de huidige verzekering wordt hierop in mindering gebracht.

Artikel 4.2 Collectieve Zorgverzekering voor Minima en collectiviteitskorting

  • 1.

    Het college stelt een Collectieve zorgverzekering voor de minima (CZM) beschikbaar aan belanghebbenden met een inkomen tot maximaal 120% van de toepasselijke bijstandsnorm (het minimuminkomen).

  • 2.

    Deelnemers aan de collectieve zorgverzekering wordt een tegemoetkoming in de kosten van de aanvullende verzekering beschikbaar gesteld.

  • 3.

    De deelname aan de collectieve zorgverzekering eindigt wanneer de deelnemer niet meer aan de voorwaarden voldoet of op eigen verzoek van de deelnemer. De deelname stopt vanaf het volgende kalenderjaar of eerder als de deelnemer daarom vraagt.

  • 4.

    Directe beëindiging vindt plaats bij detentie, fraude of een betalingsachterstand in premie van zes maanden of meer. De gemeente stelt de zorgverzekeraar in kennis van de beëindiging.

Artikel 4.3 Meerkosten kleding, schoeisel, beddengoed

  • 1.

    Het college kan bijzondere bijstand verlenen voor meerkosten was en kledingslijtage, waaronder ook schoeisel, indien er sprake is van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten.

  • 2.

    Onder meerkosten was en kledingslijtage als bedoeld in het eerste lid worden de kosten verstaan die zich voordoen wanneer vanwege een medische oorzaak meer slijtage van de kleding, schoeisel of beddengoed dan wel extra bewassing noodzakelijk is ten opzichte van wat gebruikelijk is.

  • 3.

    De bijzondere bijstand voor bewassingkosten en kledingslijtage wordt verleend om niet. Aangaande de kosten wordt gebruik gemaakt van de geïndexeerde GMD lijst. Voor de kosten voor aanschaf van (extra) kleding gelden de bedragen in de prijzengids van het NIBUD als maximum.

Artikel 4.4 Meerkosten stoken

  • 1.

    Het college kan bijzondere bijstand verlenen in de vorm van meerkosten stoken indien er sprake is van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten vanwege een medische oorzaak.

  • 2.

    Indien en voor zover de meerkosten het gevolg zijn van een slecht geïsoleerde woning komen die kosten niet voor bijzondere bijstand in aanmerking.

Artikel 4.5 Maaltijdvoorziening

  • 1.

    Het college kan bijzondere bijstand verlenen voor de meerkosten verbonden aan een warme maaltijdvoorziening indien de belanghebbende over een sociaal medische indicatie over de noodzaak van maaltijdservice beschikt die is afgegeven door een onafhankelijk arts.

  • 2.

    De hoogte van de bijzondere bijstand bedraagt maximaal de meerkosten van de maaltijd boven het standaardbedrag wat Nibud jaarlijks berekent voor het zelf bereiden van een warme maaltijd.

Artikel 4.6 Dieetkostenvergoeding

  • 1.

    Het college kan bijzondere bijstand verstrekken voor dieetkosten wanneer er sprake is van een medische indicatie.

  • 2.

    Voor het aanvragen van bijzondere bijstand is een medische advies vereist. Jaarlijks moet een nieuw advies worden aangevraagd, ook als de medische situatie gelijk blijft.

  • 3.

    Er wordt geen dieetvergoeding verstrekt bij:

    • a.

      myalgische encefalomyelitis (ME);

    • b.

      candida;

    • c.

      diabetes;

    • d.

      voor een calcium verrijkt dieet;

    • e.

      een lactosebeperkt dieet.

  • 4.

    Voor de kosten van het zogenaamde Moermandieet kan bijzondere bijstand worden verstrekt. Na een periode van 5 jaar dieetgebruik dient extra aandacht te worden geschonken aan de noodzaak tot verlenging van de bijzondere bijstand voor de meerkosten van het Moermandieet.

  • 5.

    Voor de kosten van een dieet voor coeliakie kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor de extra kosten van voedingsmiddelen aan klanten die lijden aan coeliakie van de darm of Dermatitis herpetiformis (coeliakie van de huid).

  • 6.

    De maximale bijzondere bijstand voor dieetkosten bedraagt € 50,- per kalendermaand.

Paragraaf 5. Woonkosten

 

Artikel 5.1 Verhuiskosten

  • 1.

    Het college kan bijzondere bijstand verlenen indien er geen sprake is van een voorliggende voorziening die als passend en toereikend kan worden aangemerkt.

  • 2.

    Onder verhuiskosten in dit artikel worden aangemerkt:

    • a.

      de eerste (gebroken) maand huur en administratiekosten;

    • b.

      de waarborgsom;

    • c.

      de transportkosten.

  • 3.

    Het college kan bijzondere bijstand verlenen als er sprake is van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten. Daarvoor stelt het college eerst de noodzaak van verhuizing vast.

  • 4.

    Er is sprake van een noodzakelijke verhuizing indien de belanghebbenden aan wie de verhuisplicht is opgelegd verhuist naar een woning met woonkosten lager dan de maximale huurgrens.

  • 5.

    De hoogte van de bijzondere bijstand voor de eerste (gebroken) maand huur en administratiekosten en/of de waarborgsom wordt vastgesteld op basis van feitelijk uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten.

  • 6.

    De bijzondere bijstand voor de eerste maand huur en administratiekosten worden om niet verleend en de kosten waarborgsom wordt in de vorm van een lening verstrekt.

Artikel 5.2 Duurzame gebruiksgoederen  

  • 1.

    Het college kan bijzondere bijstand verstrekken voor de kosten van duurzame gebruiksgoederen indien de kosten aangemerkt kunnen worden als uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten.

  • 2.

    De hoogte van bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen bedraagt niet meer dan 50% van het normbedrag van de Nibudprijzengids

  • 3.

    De bijzondere bijstand wordt verstrekt in de vorm van een lening.

Artikel 5.3 Woninginrichting

  • 1.

    Het college kan bijzondere bijstand verstrekken voor inrichtingskosten indien er geen voorliggende voorziening is en indien de kosten aangemerkt kunnen worden als uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten.

  • 2.

    De hoogte van de bijzondere bijstand voor een volledige woninginrichting bedraagt niet meer dan 50% van het normbedrag van de Nibudprijzengids.

  • 3.

    De bijzondere bijstand voor de ‘stoffering’ wordt verstrekt om niet en de overige inrichtingskosten worden verstrekt in de vorm van een lening.

Artikel 5.4 Woonkostentoeslag

  • 1.

    Woonkostentoeslag voor een huurwoning, woonwagen of woonschip:

    • a.

      Indien belanghebbende een woning bewoont, waarvan de hoogte van de woonkosten, gelet op artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag geen belemmering vormt voor de toekenning van die huurtoeslag, maar hij door omstandigheden buiten zijn schuld nog geen aanspraak kan maken op deze toeslag, wordt bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag verstrekt tot de datum waarop belanghebbende wel in aanmerking komt voor huurtoeslag.

    • b.

      De woonkostentoeslag is gelijk aan het bedrag van de huurtoeslag die belanghebbende gelet op zijn financiële situatie op grond van de Wet op de huurtoeslag voor de woonkosten per maand zou ontvangen.

  • 2.

    Woonkostentoeslag voor een eigen woning:

    • a.

      Indien belanghebbende een woning in eigendom heeft, waar hij in woont, waarvan de hoogte van de woonkosten gelet op artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag geen belemmering zou vormen voor toekenning van een huurtoeslag, wordt bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag verstrekt.

    • b.

      De woonkostentoeslag is gelijk aan het bedrag van de huurtoeslag die belanghebbende op grond van de Wet op de huurtoeslag, gelet op zijn financiële situatie, voor de woonkosten per maand zou ontvangen.

    • c.

      Het college kan bijzondere bijstand verlenen aan de belanghebbende met woonkosten boven de maximaal subsidiabele huurgrens voor een periode van telkens 12 maanden maar in totaal gedurende niet meer dan 24 maanden.

    • d.

      Aan de bijzondere bijstand als bedoeld in het vorige lid verbindt het college de verplichting dat belanghebbende actief een goedkopere woning zoekt en deze accepteert.

    • e.

      Onder de in aanmerking te nemen woonkosten wordt verstaan:

      • a.

        Hypotheekrente (niet de aflossing) min de voorlopige teruggaaf (voorheffing) bij de Belastingdienst via maandelijkse uitbetaling;

      • b.

        Opstalverzekering;

      • c.

        Rioolrecht en onroerendezaakbelasting (eigenaarsgedeelte, tenzij kwijtschelding mogelijk is)

      • d.

        Erfpachtcanon

      • e.

        Waterschapslasten en dergelijk over het eigendom en niet-eigendom voor zover geen kwijtschelding is verleend

      • f.

        Onderhoudskosten voor groot onderhoud tot een maximum van € 500,-.

  • 3.

    Woonkostentoeslag voor woonkosten boven de maximale huurprijs zoals omschreven in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag:

    • a.

      Wanneer belanghebbende een woning in huur of eigendom bewoont, wordt een toeslag verstrekt welke in overeenstemming lid 1 onder b van deze beleidsregel wordt berekend, met dien verstande dat de woonkosten die uitgaan boven de maximale rekenhuur volledig voor bijzondere bijstand in aanmerking komen.

    • b.

      De woonkostentoeslag wordt verstrekt tot de datum waarop de belanghebbende wel aanspraak kan maken op huurtoeslag en, als huurtoeslag niet aan de orde is, voor de periode van maximaal één jaar. Deze periode van één jaar kan verlengd worden indien bijzondere omstandigheden daartoe noodzaken.

  • 4.

    Aan bijstandsverlening zoals beschreven in het derde lid wordt met toepassing van artikel 55 van de wet de verplichting verbonden dat belanghebbende zo spoedig mogelijk verhuist naar een goedkopere woning, dan wel, indien de woning een eigen woning betreft, de woning zo spoedig mogelijk te koop aanbiedt, tenzij zwaarwegende belangen zich daartegen verzetten.

  • 5.

    De verhuisplicht als bedoeld in het vierde lid wordt niet opgelegd aan:

    • i.

      gehandicapten, als de hoge huur veroorzaakt wordt door voorzieningen die in de woning aangebracht zijn vanwege de handicap;

    • ii.

      personen vanaf de pensioengerechtigde leeftijd, als een goedkoper redelijk woonalternatief, gelet op medische en sociale omstandigheden, niet voorhanden is;

    • iii.

      huishoudens die bestaan uit 6 personen of meer.

  • 6.

    Als de belanghebbende naar vermogen getracht heeft goedkopere woonruimte te vinden, maar dit niet gelukt is, dan wordt de woonkostentoeslag met maximaal één jaar verlengd.

5.5 Personenalarmering

  • 1.

    Het college kan bijzondere bijstand verlenen voor de kosten van personenalarmering, mits daar een medische noodzaak voor is.

  • 2.

    Slechts de kosten van het abonnement en de eenmalige aansluitkosten komen voor bijzondere bijstand in aanmerking.

Artikel 5.6 Overbruggingsuitkering

  • 1.

    Een overbruggingsuitkering kan worden verstrekt wanneer de belanghebbende bij aanvang van de uitkering onvoldoende middelen bezit om de eerste maand huur in eigen levensonderhoud te voorzien.

  • 2.

    De hoogte van de overbruggingsuitkering is de van toepassing zijnde bijstandsnorm, exclusief vakantiegeld, min de reeds betaalde lasten over deze maand.

  • 3.

    De overbruggingsuitkering wordt verstrekt om niet, tenzij zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 48 lid 2 van de wet.

Paragraaf 6. reiskosten

 

Artikel 6.1  

  • 1.

    Reiskosten behoren tot de algemene noodzakelijke bestaanskosten welke uit de bijstandsnorm kunnen worden voldaan.

  • 2.

    Van het in lid 1 gestelde kan worden afgeweken als er sprake is van individuele, bijzondere omstandigheden. Dit geldt in ieder geval, maar niet uitsluitend voor bezoek van familieleden (eerste graad) verblijvend in een zorginrichting of penitentiarie inrichting in Nederland en voor de inburgeringsplichtige die reiskosten heeft in verband met het volgen van onderwijs voor het behalen van het inburgeringsexamen.

  • 3.

    De hoogte van de bijzondere bijstand wordt gebaseerd op een bezoekfrequentie van maximaal twee keer per maand voor twee gezinsleden. De bijzondere bijstand bedraagt niet meer dan het goedkoopste OV-tarief of, wanneer het college van belanghebbende niet kan vergen dat gebruik wordt gemaakt van het OV of gebruik van het OV niet mogelijk is, kan bijzondere bijstand worden vastgesteld op basis van de belastingvrije kilometervergoeding voor het gebruik van een (eigen) auto.

Artikel 6.2 Reiskosten voor leerplichtige kinderen

  • 1.

    Het college verleent geen bijzondere bijstand voor de reiskosten naar school.

  • 2.

    In uitzondering op het eerste lid kan het college bijzondere bijstand verlenen voor reiskosten gerekend vanaf 15 kilometer van de dichtstbijzijnde mogelijkheid per fiets in verband met het volgen van voortgezet (speciaal) onderwijs indien:

    • a.

      belanghebbende aantoont dat het noodzakelijk is deze school te bezoeken; en

    • b.

      er geen aanspraak bestaat op vervoer of een tegemoetkoming in de kosten op grond van de Verordening leerlingenvervoer of een andere regeling.

  • 3.

    De reiskosten worden gedurende maximaal 10 maanden per jaar vergoed.

Paragraaf 7. diverse kosten

 

Artikel 7.1. Babyuitzet

  • 1.

    Het college kan bijzondere bijstand verstrekken voor een babyuitzet indien er sprake is van bijzondere omstandigheden .

  • 2.

    De hoogte van de bijzondere bijstand bedraagt maximaal 75% van de Nibudprijzengids.

  • 3.

    De bijzondere bijstand wordt verstrekt in de vorm van een lening.

Artikel 7.2 Uitvaartkosten

  • 1.

    Er kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor uitvaartkosten aan nabestaanden voor een erfrechtelijk evenredig deel, voor zover de kosten niet uit de nalatenschap kunnen worden voldaan en er geen voorliggende voorziening voor de kosten zijn.

  • 2.

    De hoogte van de bijzondere bijstand bedraagt niet meer dan het normbedrag van de Nibud prijzengids.

Artikel 7.3 Rechtsbijstand en griffierechten

  • 1.

    Het college kan bijzondere bijstand verstrekken voor de kosten van de eigen bijdrage rechtsbijstand, bijkomende kosten zoals griffierechten en verschotten (bureaukosten van de advocaat), mits er op grond van de Wet voor de rechtsbijstand een toevoeging is gegeven.

  • 2.

    De noodzakelijke kosten voor de eigen bijdrage rechtsbijstand worden vastgesteld op basis van de verschuldigde eigen bijdrage verminderd met de verlaging, als bedoeld in het Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand, die belanghebbende redelijkerwijs had kunnen krijgen.

  • 3.

    Het college kan bijzondere bijstand verlenen voor het verschuldigde griffierecht, mits de belanghebbende gebruik maakt van de mogelijke kortingsregelingen voor griffierechten.

Artikel 7.4 Kosten budgetbeheer

Het college kan bijzondere bijstand verstrekken voor de kosten van budgetbeheer indien budgetbeheer onderdeel is van een traject schuldhulpverlening en de noodzaak voor budgetbeheer kan worden vastgesteld.

Artikel 7.5 Kosten bewindvoering

  • 1.

    Het college kan bijzondere bijstand verstrekken voor de kosten van bewindvoeringskosten.

  • 2.

    Onder bewindvoeringskosten als bedoeld in dit artikel worden verstaan:

    • a.

      curatele;

    • b.

      beschermingsbewind;

    • c.

      mentorschap, op basis van een beschikking van de Kantonrechter

  • 3.

    De hoogte van de bijzondere bijstand wordt gebaseerd op de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren.

Artikel 7.6 Kinderopvang

Het college kan bijzondere bijstand verstrekken voor de eigen bijdrage in de kosten van noodzakelijke kinderopvang als er bij de ouder of het kind sprake is van een sociaal medische indicatie en er geen beroep kan worden gedaan op de Wet Kinderopvang.

Artikel 7.7 Peuteropvang

  • 1.

    De kinderopvangtoeslag via de Belastingdienst dan wel de gemeentelijke subsidieverlening voor peuteropvang geldt als een voorliggende voorziening.

  • 2.

    Indien de in het eerste lid genoemde voorliggende voorzieningen niet toereikend zijn kan het college periodiek bijzondere bijstand verstrekken voor de eigen bijdrage peuteropvang voor kinderen van 2,5 tot 4 jaar voor maximaal 2 dagdelen (van 3 uur) per week, gedurende 40 weken in een kalenderjaar, als er bij de ouder of het kind sprake is van een sociaal medische indicatie en er geen beroep kan worden gedaan op de Wet Kinderopvang. De belanghebbende moet dan over een sociaal medische indicatie over de noodzaak van peuteropvang beschikken die is afgegeven door een onafhankelijk arts.

  • 3.

    De hoogte van bijzondere bijstand voor de in lid 2 genoemde vergoeding voor de eigen bijdrage peuteropvang bedraagt niet meer dan maximaal € 8,50 per uur.

Paragraaf 8 Slot- en overgangsbepalingen

 

Artikel 8.1 Maatwerk

Het verstrekken van bijzondere bijstand is maatwerk, het college houdt altijd rekening met de individuele omstandigheden van de belanghebbende bij het bepalen van het recht en de hoogte van bijzondere bijstand. Dit met toepassing van de wet en de beleidsregels en voorzieningen binnen het totale sociaal domein. In uitzonderingsgevallen kan afgeweken worden van de beleidsregels als door bijzondere omstandigheden de gevolgen voor belanghebbende onevenredig zwaar zijn (artikel 4:84 Awb).

Artikel 8.2 Intrekken oude beleidsregels

De Nota Bijzondere Bijstand en voorzieningen voor minima 2008 Gemeente Neerijnen, de gewijzigde beleidsregels bijzondere bijstand als lening en drempelbedrag bijzondere bijstand Gemeente Geldermalsen 2012 en de richtlijnen bijzondere bijstand gemeente Geldermalsen vervallen op het moment van inwerkingtreding van deze Beleidsregels.

Artikel 8.3 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag nadat de beleidsregels zijn bekendgemaakt.

Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van 5 november 2019.

Burgemeester en wethouders van de gemeente West Betuwe

de secretaris,

…………………….

de burgemeester,

…………………..

Algemene toelichting  

Gemeenten zijn, op grond van artikel 35 van de wet, verantwoordelijk voor het verstrekken van individuele bijzondere bijstand. Het gaat dan om een vergoeding voor uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten. In de artikelen 11 tot en met 16 van de wet zijn de algemene voorwaarden opgenomen voor het recht op (bijzondere) bijstand. Hier valt onder andere onder dat bijzondere bijstand alleen wordt verstrekt indien er geen bekostiging mogelijk is via voorliggende voorzieningen (artikel 15 van de wet). Bij aanvragen voor bijzondere bijstand wordt daarom altijd breed gekeken naar mogelijkheden voor bekostiging van de kosten. Belanghebbende komt pas in aanmerking voor bijzondere bijstand indien er daarbij in sprake is individuele bijzondere omstandigheden. Hierbij is artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing: “Het bestuursorgaan handelt overeenkomst de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.”

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2.1 Algemene voorwaarden

Eerste lid

In paragraaf 2.2 van de wet staan de algemene voorwaarden voor het recht op (bijzondere bijstand). Dat betekent dat het college (in principe) geen bijzondere bijstand verleent als een van deze artikelen van toepassing is (artikel 11 tot en met 16 van de wet). Dat geldt niet als deze beleidsregels anders bepalen.

Tweede lid

De wet heeft als uitgangspunt dat alleen recht op bijstand bestaat voor personen die in Nederland verblijven en wonen. Uit het in artikel 11 van de wet genoemde territorialiteitsbeginsel vloeit ook voort dat de kosten die buiten Nederland zijn ontstaan of niet aan Nederland zijn gebonden niet voor bijzondere bijstand in aanmerking komen (CRVB:2000:AJ9617 en CRVB:2015:363).

Artikel 2.2 Bijzondere omstandigheden: reservering

Eerste en tweede lid

De wet beschrijft niet wat (precies) onder noodzakelijke kosten wordt verstaan. Alleen in artikel 14 van de wet is een limitatief aantal kostensoorten genoemd die in ieder geval niet noodzakelijk zijn. Voor deze kostensoorten volgt dus geen beoordeling op grond van artikel 35 van de wet, er is geen bijzondere bijstand mogelijk. Het gaat bij incidenteel (of periodiek) voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan om kosten die in principe voorzienbaar zijn. Zo is na de aanschaf van een nieuw identiteitsbewijs op voorhand al bekend wanneer dit weer moet worden verlengd. Op basis van vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep zijn in het tweede lid kostensoorten opgenomen die in ieder geval als incidenteel of periodiek voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan worden aangemerkt. Er is dus geen limitatief overzicht bedoeld.

Uitzonderingen

Een oordeel over de reserveringscapaciteit heeft logischerwijs ook te maken met de vraag of de kosten van de belanghebbende plotseling zijn ontstaan en daarom niet voorzienbaar waren. Ook kan de periode, waarover men geacht wordt te reserveren, te kort zijn geweest gelet op de hoogte van de kosten. Denk bijvoorbeeld aan een lange periode van detentie bij een aanvraag om inrichtingskosten(CRVB:2014:478). Daarnaast kan het voor komen dat belanghebbende in de te beoordelen periode te maken heeft gehad met een cumulatie van eigen noodzakelijke voorzienbare kosten. Het kan zijn dat dit met zich meebrengt dat er geen of onvoldoende reserveringsmogelijkheden zijn (geweest). Dit is wel afhankelijk van de aard en omvang van die kosten. Het ligt in ieder geval op de weg van belanghebbende dat te stellen en desgevraagd aan te tonen met verifieerbare bewijsstukken.

Artikel 2.3 Bijzondere omstandigheden: overig

Eerste lid

Het gaat bij incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan om kosten die in principe voorzienbaar zijn. Zo is na de aanschaf van een nieuw identiteitsbewijs op voorhand al bekend wanneer dit moet worden verlengd. De beoordeling van de reservecapaciteit hangt er logischerwijs van af of de kosten plotseling zijn ontstaan en daarom niet voorzienbaar waren. Ook kan het zo zijn dat de periode om te reserveren te kort is geweest om in de kosten te voorzien.

Tweede lid

Dit zijn kostensoorten die, op basis van de vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep, in ieder geval kunnen worden aangemerkt als incidenteel of periodiek voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan. Er is dus geen limitatief overzicht bedoeld.

Artikel 4.1 Uitgangspunten medische kosten

Behandelingen en kosten die door de wetgever als noodzakelijk zijn aangemerkt, worden vergoed vanuit de Zorgverzekeringswet (de basisverzekering). Voor kosten die door de wetgever als niet noodzakelijk zijn aangemerkt of waarvoor (deels) een eigen bijdrage is verschuldigd, kunnen vanuit een aanvullende ziektekostenverzekering of aanvullende tandheelkundige verzekering worden vergoed.

Tweede en derde lid

Voor alle kosten die op grond van de CZM worden vergoed, wordt in beginsel geen bijzondere bijstand verstrekt. Deelname aan de CZM is echter geen verplichting. Een ieder is vrij om zich bij een andere zorgverzekeraar te verzekeren en om al dan niet een aanvullende zorg- of tandheelkundige verzekering af te sluiten. Indien een inwoner aanvullend verzekerd is bij een andere zorgverzekering dan de CZM kan op basis daarvan eenmalig bijzondere bijstand worden verstrekt voor medische kosten. De inwoner komt vanaf het volgende kalenderjaar niet meer in aanmerking voor bijzondere bijstand voor medische kosten, omdat zij zich via de CZM had kunnen verzekeren.

Met artikel drie wordt bedoeld dat de mogelijke vergoeding op grond van de collectieve ziektekostenverzekering leidend is. Als iemand bij een andere zorgverzekeraar verzekerd is en deze verzekeraar kent een lagere vergoeding dan GarantVerzorgd2, dan wordt voor het verschil eenmalig bijzondere bijstand verleend.

Artikel 4.2 Collectieve Zorgverzekering voor Minima en collectiviteitskorting

De gemeente West Betuwe biedt alle inwoners met een inkomen tot 120% van het minimuminkomen de mogelijkheid tot deelname aan de CZM. Als extra ten opzichte van een aanvullende ziektekostenverzekering is daarin een uitgebreid gemeentepakket opgenomen.

Artikel 5.2 Duurzame gebruiksgoederen

Bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen wordt in principe verstrekt in de vorm van een lening. Echter geldt dat wanneer er voor belanghebbende feitelijk geen mogelijkheden bestaan om te lenen of de lening terug te betalen, kan bijstand om niet worden verstrekt. Dat belanghebbende vanwege het aflossen op de lening geen reserveringscapaciteit meer zal hebben is geen reden om bijstand om niet te verstrekken (zie CRvB 05-07-2005, ECLI:NL:CRVB:2005:AT9104).

Artikel 5.3 Woninginrichting

Derde lid

In het artikel wordt een onderscheid gemaakt tussen stoffering en overige inrichtingskosten. Onder stoffering valt hetgeen onder stoffering is opgenomen in de Nibud prijzengids, dit zijn onder andere de kosten voor vloerbedekking, behang, muurverf en (over)gordijnen. Meubilair, linnengoed, servies en glas, bestek en de keukeninventaris vallen onder andere onder ‘overige inrichtingskosten’.

Artikel 5.4 Woonkostentoeslag

Tweede lid, onder e

Voor onderhoudskosten wordt een naar omstandigheden bedrag vastgesteld. Alleen kosten voor groot onderhoud komen in aanmerking voor de woonkostentoeslag. Bedoeld zijn de onderhoudskosten die in geval van bewoning van een huurhuis voor rekening van de verhuurder komen (bijvoorbeeld buitenschilderwerk). Kosten van klein onderhoud moeten worden voldaan uit het inkomen. Voor kosten van ingrijpende reparaties moet afzonderlijk bijstand worden verleend.

Als richtlijn voor de kosten van groot onderhoud gelden de bedragen die zijn opgenomen in het actuele overzicht van normen en bedragen. Deze bedragen zijn door het ministerie van VROM vastgesteld. Afwijking van deze bedragen kan alleen in bijzondere omstandigheden. Niet als een bijzondere omstandigheid kan gelden dat de betrokkene een zeer grote woning bewoont en derhalve hogere onderhoudskosten heeft. De bovengemiddelde kosten zijn niet noodzakelijk en komen daarom niet in aanmerking voor bijstandsverlening.

Artikel 5.6 Overbruggingsuitkering

Derde lid

Het feit dat belanghebbende binnenkort over algemene bijstand beschikt kan niet worden aangemerkt als een situatie bedoeld in artikel 48, lid 2 sub a van de wet.

Artikel 7.4 Rechtsbijstand en griffierechten

De eigen bijdrage wordt in principe verlaagd als de rechtzoekende alvorens een toevoeging aan te vragen gebruik maakt van de rechtshulp (bijv. Juridisch Loket) en in dat kader een diagnosedocument is opgesteld. De hoogte van de bijzondere bijstand bedraagt in principe niet meer dan de lage eigenbijdrage die zou gelden als de belanghebbende gebruikt gemaakt zou hebben van rechtshulp zoals het Juridisch Loket (CRVB:2016:595). De hoogte van het griffierecht is afhankelijk van de hoogte van inkomen en vermogen van de rechtzoekende.

De regering is voornemens de gesubsidieerde rechtsbijstand (verder) te herijken. De plannen zijn om mogelijkheden te creëren tot individueel maatwerk in de Wet op de rechtsbijstand zoals een passende betalingsregeling (TK 2015/16, 31 753, nr. 118). Dit met het streven dat deze regeling gezien haar aarden doel, in het kader van de wet wordt beschouwd als een passende en toereikend voorliggende voorziening. Aanvragen voor de eigen bijdragen worden (dan) afgewezen op grond van art. 15 van de wet.

Artikel 8.1 Inwerkingtreding

De oude beleidsregels van de voormalige gemeenten Geldermalsen en Neerijnen worden ingetrokken, onder vaststelling van de nieuwe beleidsregels individuele bijzondere bijstand gemeente West Betuwe 2020. De gemeente Lingewaal was onderdeel van de gemeenschappelijke regeling Avres. Het Algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling WVS de Avelingen Groep heeft de Beleidsregels individuele bijzondere bijstand Avres 2016 vastgesteld. Deze beleidsregels worden niet ingetrokken, maar komen voor inwoners van de voormalige gemeente Lingewaal te vervallen na uittreding.

 

Naar boven