Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Koggenland houdende regels omtrent peuteropvang (Regeling Peuteropvang gemeente Koggenland)

Inleiding

Deze beleidsregel betreft een uitwerking van art. 2 lid 4 van de Algemene Subsidieverordening Koggenland 2020 (ASV). Het college maakt gebruik van de haar gegeven bevoegdheid nadere regels te stellen voor subsidieverlening ten behoeve van peuteropvang op basis van een budgetsubsidie. De ASV is onverkort van toepassing op deze beleidsregel.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

college

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Koggenland;

doelgroeppeuter

kind, woonachtig in de gemeente Koggenland, van 2½ jaar tot het moment van uitstroom naar de basisschool dat op indicatie van het consultatiebureau of Zorgteam Koggenland in aanmerking komt voor VE;

gemeente

de gemeente Koggenland;

houder

degene aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet 2007 toebehoort en met die onderneming een kinderopvanglocatie exploiteert die staat vermeld in het LRK;

inkomensverklaring

een verklaring van de Belastingdienst met daarop de inkomensgegevens over een bepaald belastingjaar;

kinderopvang(locatie)

een locatie voor kinderopvang waar het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen centraal staat;

Landelijk maximum uurtarief

door het ministerie van SZW vastgestelde landelijk maximum uurtarief voor de kinderopvangtoeslag voor de dagopvang;

LRK

Landelijk Register Kinderopvang; het register waarin kinderopvangvoorzieningen zijn opgenomen die voldoen aan de wettelijke kwaliteitseisen;

Ouderbijdrage

de vergoeding die ouders betalen voor peuteropvang. Deze wordt berekend op basis van het gezamenlijk inkomen en is mede afhankelijk van een eventueel van de belastingdienst te ontvangen kinderopvangtoeslag.

ouder(s)

ouder(s) of verzorger(s) van de peuter;

peuter

kind, woonachtig in de gemeente Koggenland, in de leeftijd van 2 jaar  tot het moment van uitstroom naar de basisschool.;

peuteropvang

kinderopvanglocatie met peuterplaatsen en VE-peuterplaatsen;

peuterplaats

plaats voor een peuter in de peuteropvang, waarvan op tenminste twee verschillende dagen, gedurende 320 uur per jaar(40 weken x 8 uur per week) gebruik gemaakt wordt;

VE

voorschoolse educatie; VE-peuterplaats plaats voor doelgroeppeuters in de peuteropvang  waarvan op twee verschillende dagen, gedurende 640 uur per jaar (40 weken x 16 uur) gebruik gemaakt wordt;

VE-programma

een voorschools programma waarin op een gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling van peuters wordt gestimuleerd op het gebied van rekenen, taal, motoriek, en sociaal-emotionele ontwikkeling;

VNG-adviestabel

tabel voor ouderbijdragen voor het peuterwerk afgestemd op de Landelijke Kinderopvangtoeslagentabel van enig jaar, zoals die door de VNG bekend gemaakt wordt.

Artikel 2 Doel

De subsidie is bedoeld om alle peuters zo goed mogelijk voor te bereiden op de basisschool en onderwijsachterstanden zoveel mogelijk te voorkomen. Deze nadere regels hebben als doel, het verlenen, verantwoorden en vaststellen van subsidie voor peuters in de peuteropvang.

Artikel 3 De subsidieaanvraag

  • 1.

    De subsidie wordt aangevraagd door de houder van kinderopvang in de gemeente Koggenland.

  • 2.

    De aanvraag dient te worden gedaan op basis van een reële inschatting van het aantal bezette (VE-)peuterplaatsen en na aftrek van de te factureren ouderbijdragen.

  • 3.

    Voor de aanvraag maakt houder gebruik van een door het college vastgesteld aanvraagformulier voor budgetsubsidie met bijbehorend format.

  • 4.

    Voor het bepalen van het inkomen wordt uitgegaan van een inkomensverklaring over het tweede kalenderjaar voorafgaand aan het jaar van opvang (T-2) of indien de gezinssituatie daarom vraagt, op een andere toereikende manier.

Artikel 4 De grondslag voor de subsidieverlening

  • 1.

    De subsidie wordt berekend over maximaal 40 weken per kalenderjaar. Indien de periode van opvang minder bedraagt dan 40 weken, wordt de subsidie naar rato vastgesteld.

  • 2.

    Het college subsidieert de volgende bedragen aan de houder:

    • a.

      per peuter op een peuterplaats, van ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag, 320 maal het landelijk maximum uurtarief minus de in rekening gebrachte ouderbijdrage

    • b.

      per doelgroeppeuter op een VE-peuterplaats, van ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag 640 maal het landelijk maximum uurtarief minus de in rekening gebrachte ouderbijdrage over maximaal 320 maal het landelijk maximum uurtarief;

    • c.

      per doelgroeppeuter op een VE-peuterplaats, van ouders met recht op kinderopvangtoeslag, 320 maal het landelijk maximum uurtarief;

    • d.

      voor alle peuters waarvoor op basis van deze regeling subsidie wordt verstrekt, wordt een opslag per uur betaald van € 0,85 (prijspeil 2020). Deze opslag wordt jaarlijks verhoogd met de indexering die het ministerie van SZW hanteert voor de verhoging van het landelijk maximum uurtarief;

  • 3.

    Voor ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag wordt de subsidie berekend op basis van de VNG adviestabel.

Artikel 5 Subsidiebudget

Voor deze regeling is jaarlijks een budget beschikbaar van maximaal € 190.194,00. De subsidie wordt aan houders toegekend op basis van de rekenwijze als beschreven in artikel 4 van deze regeling.

Artikel 6 Bijzondere verplichtingen betreffende de houder

  • 1.

    De houder heeft een verplichting om:

    • a.

      voorrang te verlenen aan doelgroeppeuters bij plaatsing op beschikbaar gekomen peuterplaatsen;

    • b.

      VE aan te bieden op alle groepen met gesubsidieerde peuters ongeacht of er doelgroeppeuters aanwezig zijn;

    • c.

      peuters die woonachtig zijn in de gemeente Koggenland voorrang te verlenen bij plaatsing op beschikbaar gekomen plaatsen in de peuteropvang;

  • 2.

    De houder maakt gebruikt van het door het college beschikbaar gesteld format om het college op kwartaalbasis te informeren met betrekking tot het aantal geplaatste peuters per maand en de gefactureerde ouderbijdragen aan ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag.

  • 3.

    Indien het college daarom verzoekt, stelt houder haar de gegevens beschikbaar die van belang zijn voor het bepalen van de ouderbijdragen en het berekenen van de subsidie.

Artikel 7 Vaststelling van de subsidie

  • 1.

    Houder dient jaarlijks, vóór 1 juni volgend op het jaar waarvoor de subsidie is verleend, een vaststellingsverzoek in dat bestaat uit een inhoudelijk en financieel verslag ten behoeve van de financiële verantwoording over het afgesloten boekjaar.

  • 2.

    De vaststelling van de subsidie conform artikel 4 van deze regeling vindt plaats op basis van het werkelijk aantal kinderen dat bij de houder gedurende een jaar of een gedeelte van het jaar gebruik heeft gemaakt van de peuterplaatsen en VE-peuterplaatsen, het geldende uurtarief en het aantal uren dat per peuter gebruik is gemaakt van de opvang zoals vermeld op het format als bedoeld in artikel 3 lid 3. De werkelijk gefactureerde ouderbijdragen worden hierop in mindering gebracht.

  • 3.

    Bij het vaststellingsverzoek dient een verklaring van de accountant te zijn bijgevoegd die toeziet op het betreffende subsidiejaar. In de verklaring dient expliciet te zijn opgenomen dat de subsidie alleen is gevraagd en gekregen voor peuters die woonachtig zijn in de gemeente Koggenland en voldoen aan de begripsomschrijving als bedoeld in artikel 1.

Artikel 8 Overgangsregeling

  • 1.

    Ouders van peuters die op grond van een beschikking die is gebaseerd op de beleidsregel Peuteropvang Koggenland 2017 op 1 januari 2020 nog in aanmerking komen voor subsidieverlening, komen in aanmerking voor de overgangsregeling.

  • 2.

    De overgangsregeling houdt in dat de extra uren die op grond van deze regeling moeten worden afgenomen tot uiterlijk 1 augustus 2020 niet in rekening worden gebracht, maar door de gemeente volledig worden gesubsidieerd.

  • 3.

    Voor aanvragen bedoeld in lid 1 blijft de aanvraagprocedure zoals die van toepassing was voor de beleidsregel Peuteropvang Koggenland 2017 van toepassing.

  • 4.

    Indien de overgangsregeling nadelig is voor de ouders als bedoeld in lid 1, is de Regeling Peuteropvang gemeente Koggenland van toepassing.

Artikel 9 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze regeling treedt, na bekendmaking, in werking op 1 januari 2020.

  • 2.

    Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling Peuteropvang gemeente Koggenland.

  • 3.

    De beleidsregel Peuteropvang Koggenland 2017 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2020.

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders d.d. 5-12-2019,

Burgemeester en wethouders van Koggenland,

de secretaris,

de burgemeester,

Toelichting bij artikel 4 van de Regeling Peuteropvang gemeente Koggenland.

 

gemeentesubsidie

peuters van ouders

ZONDER recht op

KOT

peuters van ouders

MET recht op

KOT

reguliere peuters

basissubsidie: 8 uur per week x € 8,17

minus ouderbijdrage over 8 uur

(ouderbijdrage obv de VNG adviestabel)

+

opslag per uur: 8 uur per week x € 0,85

basissubsidie: -*

 

+

opslag per uur: 8 uur per week x € 0,85

VE-doelgroeppeuters

basissubsidie: 16 uur per week x € 8,17

minus ouderbijdrage over 8 uur

(ouderbijdrage obv de VNG adviestabel)

+

opslag per uur: 16 uur per week x € 0,85

basissubsidie: 8 uur per week x € 8,17

(dit zijn de aanvullende VE-uren )*

 

+

opslag per uur: 16 uur per week x € 0,85

 

* ouders nemen het basisaanbod van 8 uur per week af tegen € 8,17, dit betalen zij volledig zelf en hierover kunnen zij kinderopvangtoeslag aanvragen; alleen de extra VE-uren krijgen zij gesubsidieerd.

 

De subsidie wordt verleend over maximaal 40 weken per jaar. Indien de periode korter is dan 40 weken wordt de subsidie naar rato berekend.

Naar boven