Verordening rechtspositie raads- en commissieleden 2019

De Raad van de gemeente Rotterdam,

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 10 september (raadsvoorstel nr. 19bb20013); raadsstuk 19bb21073;

 

gelet op de artikelen 95, eerste en tweede lid, 96, eerste en tweede lid, en 97, van de Gemeentewet;

 

overwegende, dat op 1 januari 2019 het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers in werking is getreden en het daarom noodzakelijk is een nieuwe verordening voor de rechtspositie van raads- en commissieleden vast te stellen;

besluit vast te stellen:

 

Verordening rechtspositie raads- en commissieleden Rotterdam 2019

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

commissielid:

lid van een commissie als bedoeld in de artikelen 82, 83 en 84 van de Gemeentewet, dat niet tevens raadslid is of ambtenaar die als zodanig tot lid van een commissie is benoemd;

raadslid:

lid van de gemeenteraad;

Rechtspositiebesluit:

Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers;

vergadering:

bijeenkomst van een commissie, waaronder niet valt die van het dagelijks bestuur van een commissie, de bijeenkomst van een subcommissie, van een sectie, of werkgroep of enige andere groep van een commissie en die plaatsvindt in het kader van de taakstelling van de commissie, met dien verstande dat bij meer dan één bijeenkomst van een commissie op dezelfde dag deze bijeenkomsten tezamen als één vergadering worden beschouwd.

Artikel 2 Leden gebiedscommissies, wijkraden en wijkcomités

Deze verordening is niet van toepassing op leden van gebiedscommissies, wijkraden en wijkcomités.

Artikel 3 Toelage raadslid onderzoekscommissie en bijzondere commissie

  • 1.

    Een raadslid dat lid is van een onderzoekscommissie als bedoeld in artikel 155a, derde lid, van de Gemeentewet wordt voor de duur van de activiteiten van die commissie ten laste van de gemeente een toelage toegekend van ten hoogste driemaal de maandelijkse vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid van het Rechtspositiebesluit. De hoogte van de toelage wordt door de raad bij verordening vastgesteld.

  • 2.

    Een raadslid dat lid is van een bijzondere commissie als bedoeld in artikel 3.1.4, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit wordt voor de duur van de activiteiten van de commissie een toelage toegekend van € 120 per maand.

Artikel 4 Reis- en verblijfkosten voor reizen buiten de gemeente

  • 1.

    Voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur als bedoeld in artikel 97 Gemeentewet worden aan een raadslid vergoed:

    • a.

      de kosten voor het gebruik van openbaar vervoer;

    • b.

      bij gebruik van een eigen auto het maximumbedrag dat door een werkgever aan een werknemer per afgelegde kilometer onbelast kan worden verstrekt.

  • 2.

    Voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente, ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur, worden aan een raadslid bij gebruik van een eigen auto tevens de parkeer-, veer- en tolkosten vergoed.

  • 3.

    Boetes en naheffingsaanslagen voor parkeren worden niet vergoed.

  • 4.

    Als een raadslid een tijdelijke functionele beperking heeft, kan voor reizen als bedoeld in het eerste lid, een voor de beperking geschikte vervoersvoorziening worden vergoed of ter beschikking gesteld.

  • 5.

    De noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte werkelijke verblijfkosten die een raadslid maakt in verband met reizen buiten het grondgebied ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur worden ten laste van de gemeente vergoed.

Artikel 5 Buitenlandse excursie of reis

  • 1.

    De raad kan leden van de raad of een commissie van de raad toestemming verlenen voor een excursie of reis naar het buitenland. De raad kan aan de toestemming voorwaarden verbinden.

  • 2.

    Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op commissies die niet door de raad zijn ingesteld. In dat geval wordt de toestemming verleend door het college van burgemeester en wethouders en kan het aan de toestemming voorwaarden verbinden.

  • 3.

    De in het eerste lid bedoelde excursie of reis wordt door of vanwege de gemeente georganiseerd.

  • 4.

    De in redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten komen voor rekening van de gemeente.

  • 5.

    De raad, onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders, kunnen omtrent het bepaalde in dit artikel nadere regels stellen.

Artikel 6 Loopbaanoriëntatie raadsleden

  • 1.

    De kosten die een raadslid maakt om zich tijdens het ambt te oriënteren op zijn verdere loopbaan of mobiliteit bevorderende activiteiten ontplooit, als bedoeld in artikel 3.1.8 van het Rechtspositiebesluit, worden ten laste van de gemeente vergoed.

  • 2.

    Geen vergoeding, als bedoeld in het eerste lid, wordt toegekend indien:

    • a.

      de prijs/kwaliteitverhouding van de desbetreffende loopbaanoriëntatie of mobiliteit bevorderende activiteit onredelijk is;

    • b.

      die loopbaanoriëntatie of mobiliteit bevorderende activiteit kan worden aangemerkt als een sollicitatieactiviteit; of

    • c.

      de kosten ervan reeds uit anderen hoofde voor vergoeding in aanmerking komen.

Artikel 7 Verzekering voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden

  • 1.

    Het college sluit ten behoeve van de raadsleden één of meer collectieve verzekeringen af, waarbij wordt voorzien in de opbouw van een ouderdomspensioen en in geldelijke voorzieningen bij invaliditeit en overlijden.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op een raadslid dat is benoemd in een plaats die is opengevallen als gevolg van het tijdelijk ontslag van een raadslid wegens zwangerschap en bevalling of ziekte op grond van artikel X 12 van de Kieswet.

Artikel 8 Informatie- en communicatievoorzieningen raads- en commissieleden

Een raads- of commissielid tekent een bruikleenovereenkomst wanneer hem ten laste van de gemeente voor de duur van de uitoefening van zijn functie informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking zijn gesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.3.2 van het Rechtspositiebesluit. Het college van burgemeester en wethouders stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

Artikel 9 Niet-partijpolitiek georiënteerde scholing raadsleden

  • 1.

    Een raadslid dat wil deelnemen aan niet-partijpolitiek georiënteerde scholing in verband met de vervulling van zijn functie als bedoeld in artikel 3.3.3 van het Rechtspositiebesluit dient daartoe vooraf een gemotiveerde aanvraag in bij de griffier van de raad.

  • 2.

    Deze aanvraag gaat vergezeld van stukken met inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie.

  • 3.

    De raad beslist op de aanvraag op basis van de overgelegde stukken.

  • 4.

    De raad stelt jaarlijks een budget vast voor de deelname aan niet-partijpolitiek georiënteerde scholing dat niet door of namens de gemeente wordt aangeboden.

  • 5.

    De raad kan nadere regels stellen met betrekking tot de vergoeding van niet-partijpolitiek georiënteerde scholing.

Artikel 10 Vergoeding bijwonen vergadering commissie

  • 1.

    Tenzij toepassing wordt gegeven aan het tweede tot en met vijfde lid of de raad bij afzonderlijke verordening anders bepaalt, ontvangt een lid van een commissie voor het bijwonen van de vergaderingen van die commissie een vergoeding gelijk aan het bedrag, genoemd in artikel 3.4.1 van het Rechtspositiebesluit.

  • 2.

    Een lid van een commissie kan een van het eerste lid afwijkende vergoeding ontvangen indien dat lid is aangetrokken vanwege bijzondere beroepsmatige deskundigheid op het taakgebied van de commissie of indien de vergoeding, bedoeld in artikel 3.4.1 van het Rechtspositiebesluit, niet in redelijke verhouding staat tot de zwaarte van de taak of de omvang van de te verrichten werkzaamheden. Deze afwijkende vergoedingen zijn opgenomen in artikel 1 van bijlage 1.

  • 3.

    Aan leden van het dagelijks bestuur van een commissie kan een vaste vergoeding voor de werkzaamheden worden verleend. Deze vaste vergoeding is opgenomen in artikel 2 van bijlage 1 en wordt geïndexeerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.4.1, derde lid, van het Rechtspositiebesluit.

  • 4.

    Indien het karakter of de werkwijze van de commissie zich niet leent voor een vergoeding op basis van aanwezigheid van vergadering, kan een andersoortige wijze van vergoeding worden vastgesteld. Deze vergoeding is opgenomen in artikel 3 van bijlage 1 behorende bij deze verordening. De vergoeding voor de leden van de Rotterdamse jongerenraad wordt geïndexeerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.4.1, derde lid, van het Rechtspositiebesluit.

Artikel 11 Overige aanspraken commissieleden

  • 1.

    Artikel 4 is van overeenkomstige toepassing op commissieleden.

  • 2.

    Artikel 9 is van overeenkomstige toepassing op commissieleden, met dien verstande dat bij een commissie die niet is ingesteld door de raad:

    • a.

      vergoeding van niet-partijpolitiek georiënteerde scholing aangevraagd wordt bij het college van burgemeester en wethouders;

    • b.

      het college van burgemeester en wethouders op de aanvraag beslist;

    • c.

      de maximale vergoeding door het college wordt vastgesteld; en

    • d.

      het college van burgemeester en wethouders nadere regels kan stellen.

Artikel 12 Tekenen presentielijst

Het bijwonen van de vergadering van een commissie blijkt uit het tekenen van de presentielijst.

Artikel 13 Betaling en declaratie van onkosten

  • 1.

    De betaling van kosten die op grond van deze verordening voor vergoeding of tegemoetkoming in aanmerking komen vindt plaats door:

    • a.

      betaling uit gemeentelijke middelen, op basis van een rechtstreeks aan de gemeente toegezonden factuur;

    • b.

      betaling vooruit uit eigen middelen; of

    • c.

      betaling ten laste van de gemeentelijke creditcard.

  • 2.

    Een aanvraag om een vergoeding van de onkosten als bedoeld in dit artikel gaat vergezeld van een declaratieformulier en bewijsstukken.

  • 3.

    Het declaratieformulier en de bewijsstukken worden binnen drie maanden na factuurdatum of betaling door raads- of commissieleden ingediend bij de griffier van de raad. Een lid van een commissie die niet door de raad is ingesteld dient het declaratieformulier en de bewijsstukken binnen de genoemde termijn in bij het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 14 Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

  • 1.

    Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in artikel 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

  • 2.

    Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden verder aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in deze verordening, voor zover deze worden gerekend tot een vergoeding, tegemoetkoming of verstrekking als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdelen a tot en met h, van de Wet op de Loonbelasting 1964.

Artikel 15 Wijziging regelingen

  • 1.

    In artikel 9 van de Verordening commissie verkiezingsaangelegenheden wordt ‘algemene vergoedingsverordening voor leden van de commissies’ vervangen door: ‘Verordening rechtspositie raads- en commissieleden Rotterdam 2019’.

  • 2.

    In artikel 38 van de Verordening inspraak, digitale meningspeiling, burgerinitiatief en referenda Rotterdam 2018 wordt ‘Algemene vergoedingsverordening leden commissies Rotterdam 2005’ vervangen door ‘Verordening rechtspositie raads- en commissieleden Rotterdam 2019’.

Artikel 16 Intrekking oude verordening

De Algemene vergoedingsverordening leden commissies Rotterdam 2005 en de Verordening voorzieningen raadsleden 2007 worden ingetrokken.

Artikel 17 Inwerkingtreding en overgangsrecht

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na de bekendmaking in Gemeenteblad en werkt terug tot en met 1 januari 2019.

  • 2.

    Voor de leden en het dagelijks bestuur van de Rotterdamse Jongerenraad (Young010) blijft de vergoeding tot 1 september 2019 het bedrag genoemd in bijlage 1 bij de Algemene vergoedingsverordening leden commissies Rotterdam 2005.

Artikel 18 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rechtspositie raads- en commissieleden Rotterdam 2019.

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 3 oktober 2019.

De griffier,

M.J.E.M. van Dam

De voorzitter,

A. Aboutaleb

Bijlage 1 behorende bij artikel 10 van de Verordening rechtspositie raads- en commissieleden Rotterdam 2019

Artikel 1

De vergoeding per vergadering voor de in onderstaande tabel genoemde commissies, bedraagt het daargenoemde percentage van het bedrag, bedoeld in artikel 3.4.1 van het Rechtspositiebesluit.

Rotterdamse Raad voor Kunst en Cultuur

 

lid

185%

 

 

Algemene bezwaarschriftencommissie

 

voorzitter

160%

lid

130%

 

 

Externe expertcommissie Rotterdamse aanpak radicalisering, extremisme en polarisatie

 

voorzitter

305%

lid

245%

Artikel 2

De vaste vergoeding voor leden van het dagelijks bestuur van de in onderstaande tabel genoemde commissies bedraagt het daar genoemde bedrag per maand.

Rotterdamse Raad van Kunst en Cultuur

 

Voorzitter

€ 2.426

Rotterdamse Jongerenraad (Young 010)

 

Voorzitter

€ 150 (per 1 september 2019)

Vice-voorzitter en voorzitters werkgroepen

€ 125 (per 1 september 2019)

Artikel 3

De vergoeding voor leden van de in de onderstaande tabel genoemde commissies bedraagt het daar bedoelde bedrag per maand.

Brede Raad 010

 

lid

Vergoeding per maand ter hoogte van één twaalfde van het jaarbedrag, bedoeld in artikel 7, onder h, van de Regeling Participatiewet, IOAW en IOAZ

Rotterdamse jongerenraad (Young 010)

 

lid

€ 75 (per 1 september 2019)

Toelichting op de Verordening rechtspositie raads- en commissieleden

ALGEMEEN DEEL

Wettelijke regelingen

In de wet en nadere regelgeving zijn alle van belang zijnde onderwerpen geregeld betreffende de rechtspositie van gemeentelijke politieke ambtsdragers. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van raads- en commissieleden alsmede de financiële voorzieningen moeten worden geregeld bij of krachtens de wet (AMvB en ministeriële regeling). Deze nadere regeling is vastgelegd in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers (hierna: het Rechtspositiebesluit). In de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers (hierna: de Rechtspositieregeling) zijn de (onkosten)vergoedingen nader uitgewerkt.

Hoofdlijnen gemeentelijke verordening

In deze verordening zijn de bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van raadsleden en leden van gemeentelijke commissies. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en het Rechtspositiebesluit en de Rechtspositieregeling. Bij de laatste moderniserings- en harmoniseringsoperatie (Staatsblad 15 oktober 2018), betreffende de rechtspositiebesluiten voor decentrale politieke ambtsdragers zijn er wederom een aantal bepalingen imperatief in hogere wet- en regelgeving vastgelegd. De overweging hierbij is dat het bestuurlijk wenselijk is om de voorzieningen zoals vergoedingen, tegemoetkomingen en andere rechtspositionele aanspraken voor decentrale politieke ambtsdragers dwingendrechtelijk in hogere wet- en regelgeving vast te leggen om politieke discussies te voorkomen. Dit betekent dat er voor gemeenten minder ruimte is om lokaal bij verordening van wettelijke regelingen af te wijken. Niet alle in het Rechtspositiebesluit opgenomen aanspraken zijn dan ook opgenomen in deze verordening.

In artikel 99 Gemeentewet is bepaald dat buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend de leden van de raad en van een door de raad, het college of de burgemeester ingestelde commissie (in de zin van de artikelen 82, 83 of 84 Gemeentewet) als zodanig geen andere vergoedingen en tegemoetkomingen ten laste van de gemeente ontvangen. Deze verordening vormt een (nadere) uitwerking van de bij of krachtens de wet toegekende vergoedingen en tegemoetkomingen.

De arbeidsverhoudingen en fiscale positie

Raadsleden en commissieleden hebben geen dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij voor zover het betreft het raadslidmaatschap niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet (WW), Ziektewet (ZW) en de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). Omdat er geen sprake is van een dienstbetrekking vallen raads- en commissieleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten belast in de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kunnen raads- en commissieleden opteren voor de loonbelasting als voorheffing door samen met de gemeente te kiezen voor het fictief werknemerschap, het zogenaamde opting-in. Het fictief werknemerschap kan worden aangevraagd met behulp van een opting-in verklaring bij de Belastingdienst.

Als de raads- en commissieleden en de gemeente niet kiezen voor het fictief werknemerschap, dan geldt dat de onkostenvergoedingen en raadsvergoeding als inkomsten moeten worden verantwoord en mogen de (beroeps)kosten die worden gemaakt worden afgetrokken. Het resultaat zal het raads- of commissielid moeten verantwoorden in de aangifte inkomstenbelasting, onder de post inkomsten uit overige werkzaamheden. De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen voor de raads- en commissieleden die niet als fictief werknemerschap te kwalificeren zijn op grond van deze verordening aan de Belastingdienst door te geven middels een formulier IB-47. Omdat raads- en commissieleden op persoonlijke titel worden gekozen, zijn zij niet aan te merken als (fiscaal) ondernemer. Er hoeft dan ook geen VAR-verklaring / Modelovereenkomst ZZP overgelegd te worden aan de gemeente.

De Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) is niet van toepassing op raads- en commissieleden.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit artikel worden de definities gegeven van een aantal in de verordening opgenomen begrippen. De meeste begrippen behoeven geen toelichting.

In het artikel wordt het begrip vergadering nader geduid. Onder vergadering wordt in deze verordening verstaan de bijeenkomst van een subcommissie, van een sectie, of werkgroep of enige andere groep van een commissie. Wel dient de vergadering van de commissie, zo is in de begripsbepaling opgenomen, verband te houden met haar taakstelling. Onder het begrip vergadering wordt niet verstaan een vergadering van het dagelijks bestuur van een commissie.

Artikel 2 Leden gebiedscommissies, wijkraden en wijkcomités

In artikel 2 is bepaald dat deze verordening niet van toepassing is op leden van de gebiedscommissies, van de wijkraden en van de wijkcomités. De reden daarvoor is dat er voor deze commissieleden voor dit onderwerp eigen verordeningen zijn, te weten de Verordening vergoedingen gebiedscommissieleden 2018 en het Experimentbesluit gekozen wijkraden en gelote wijkcomité.

Artikel 3 Toelage raadslid onderzoekscommissie en bijzondere commissie

Deze artikelen betreffen de toelagen voor de raadsleden die lid zijn van zogenaamde ‘zware commissies’. Hiermee wordt gedoeld op de vertrouwenscommissie en de onderzoekscommissie, zoals deze in de Gemeentewet specifiek zijn omschreven. De vaststelling dat er sprake is van een dergelijke bijzondere commissie, met deze financiële gevolgen, moet bij verordening plaatsvinden. Daarbij moet gemotiveerd worden dat het lidmaatschap van deze commissies duidelijk meerwerk is naast het reguliere lidmaatschap van de gemeenteraad. Voor de hoogte van de toelage voor het werk in de eerdergenoemde zware commissies wordt onderscheid gemaakt tussen enerzijds de vertrouwenscommissie en anderzijds de onderzoekscommissie.

 

Wat betreft de hoogte van de toelagen voor het lidmaatschap van de vertrouwenscommissie geldt een vast (belast) bedrag van € 120 per maand. Het bedrag wordt naar rato van de duur van de activiteiten toegepast. Zolang een commissie «slapend» is, althans niet actief, ontvangen de leden geen toelage: niet de duur van het lidmaatschap is van belang, maar de duur van de activiteiten.

 

De hoogte van de toeslag voor de onderzoekscommissie is afhankelijk van de belasting die het werk voor die commissie met zich mee brengt. Het is daarom niet mogelijk om op voorhand de hoogte van de toeslag vast te stellen. Nu voor onderzoekscommissies als hier bedoeld ingevolge artikel 155a, achtste lid, van de Gemeentewet bij verordening regels moeten worden gesteld, ligt het voor de hand om in die verordening de hoogte van de vergoeding vast te stellen

Artikel 4 Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden voor reizen buiten de gemeente

Ingevolge artikel 96, in samenhang met artikel 97, van de Gemeentewet kunnen kosten voor (dienst)reizen buiten het grondgebied van de gemeente alleen op basis van een verordening van de gemeenteraad worden vergoed. In deze bepaling is bij verordening geregeld dat raads- en commissieleden een vergoeding van de reis- en verblijfkosten voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente kunnen krijgen ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur. Alhoewel onder reizen ‘buiten het grondgebied van de gemeente’ ook de buitenlandse dienstreizen kunnen worden geschaard, is voor die reizen in deze verordening een afzonderlijk artikel opgenomen. De vergoeding voor noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte verblijfkosten is niet nader ingevuld en is een lokale aangelegenheid per gemeente. Omdat in het Rechtspositiebesluit geen eigen vergoedingsregeling is opgenomen, kan aansluiting worden gezocht bij de vergoedingsregelingen voor wethouders. Ten aanzien van de te vergoeden reiskosten is aangesloten bij de regeling voor vergoeding van reiskosten zoals die is opgenomen in artikel 3.1 van de Rechtspositieregeling.

Artikel 5 Buitenlandse dienstreizen

In artikel 5 worden regels gegeven over buitenlandse dienstreizen van raadsleden en commissieleden. De tekst van het artikel komt overeen met de tekst zoals die was opgenomen in de Verordening voorzieningen raadsleden 2007, met dien verstande dat nu is opgenomen dat leden van commissies die niet door de raad zijn ingesteld, toestemming voor de buitenlandse dienstreis kan worden verleend door het college van burgemeester en wethouders en niet door de raad en dat ook het college van burgemeester en wethouders in dat geval voorwaarden kan verbinden aan die toestemming.

De raad en, indien het gaat om een niet door de raad ingestelde commissie, het college van burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen ten aanzien van buitenlandse dienstreizen.

Artikel 6 Loopbaanoriëntatie raadsleden

Met deze bepaling is het mogelijk gemaakt dat een raadslid ten laste van de gemeente kosten kan maken voor activiteiten, cursussen, opleidingen en dergelijke die het raadslid voorbereiden op een volgende stap in de carrière, maar die géén sollicitatieactiviteiten behelzen. Dus bijvoorbeeld het leren schrijven van een bedrijfsplan of een sollicitatietraining kwalificeert wel, maar netwerkgesprekken of outplacement kwalificeren niet.

 

Overigens kan het raadslid dat in aanmerking komt voor deze regeling, deze ook gebruiken om zich voor te bereiden op de beëindiging van zijn raadslidmaatschap.

Het tweede lid van artikel 6 geeft aan wanneer de raad vergoeding voor loopbaanoriëntatie behoeft toe te kennen. De hier genoemde redenen zijn één op één overgenomen uit artikel 3.1.8 van het Rechtspositiebesluit.

Artikel 7 Verzekering raadsleden voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden

Raadsleden zijn vaak een significant deel van de werkweek voor de gemeenteraad bezig en kunnen daardoor vaak in hun hoofdfunctie minder pensioen opbouwen. Raadsleden hebben bovendien niet allemaal een hoofdfunctie in loondienst. In artikelen 3.1.9 van het Rechtspositiebesluit is het daarom mogelijk gemaakt om bij verordening te bepalen dat de raadsleden een bedrag per jaar ontvangen ter hoogte van één maandbedrag van hun vergoeding voor de werkzaamheden, waarmee zij voorzieningen kunnen treffen ter zake van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden. In het eerste lid van dit artikel is van die mogelijkheid gebruik gemaakt.

 

Op basis van artikel 5.1, zevende lid, van het Rechtspositiebesluit geldt overgangsrecht. Voor zover voor raadsleden al op grond van het (oude) Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden collectieve verzekeringen zijn afgesloten voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden, kunnen die gehandhaafd blijven. In het tweede lid van artikel 7 is dat overgangsrecht opgenomen. De betrokken raadsleden ontvangen in dat geval uiteraard geen bedrag om zelf een dergelijke verzekering en/of voorziening te treffen.

Artikel 8 Informatie- en communicatievoorzieningen

Het college van burgemeester en wethouders stelt ten laste van de gemeente aan een raads- en commissielid voor de duur van de uitoefening van zijn functie de noodzakelijke informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking. Onder informatie- en communicatievoorzieningen wordt ook verstaan een smartphone, een computer en de daarbij behorende (internet)abonnementen. Er mag slechts een één computer verstrekt worden. De informatie en communicatievoorzieningen worden ter beschikking gesteld op basis van een bruikleenovereenkomst. Een computer is een desktop, laptop, tablet- of minicomputer. Een smartphone is niet te kwalificeren als computer.

Artikel 9 Niet-partijpolitiek georiënteerde scholing raadsleden

Voor raadsleden is in artikel 3.3.3 van het Rechtspositiebesluit tot uitdrukking gebracht dat de kosten voor niet-partijpolitiek georiënteerde functionele scholing, zoals deelname aan congressen en opleidingen, ten laste kunnen worden gebracht van de gemeente. Partijpolitieke scholing komt niet voor vergoeding door de gemeente in aanmerking. De inhoud van de scholing is bepalend of deze al dan niet partijpolitiek georiënteerd is. Wanneer scholing verzorgd wordt door een politieke partij betekent dat niet automatisch dat die scholing partijpolitiek georiënteerd is.

 

Om in aanmerking te komen voor vergoeding van de scholingskosten, moet gemotiveerd worden dat het gaat om functiegerichte scholing. Scholing is functiegericht als zij beoogt de voor de functie benodigde vakkennis en vaardigheden te verwerven dan wel actueel te houden. Scholing is partijpolitiek georiënteerd als zij geheel of gedeeltelijk tot doel heeft betrokkene op te leiden in het gedachtegoed van de desbetreffende partij.

 

Overigens kan de gemeente ook zelf dit soort scholing (laten) verzorgen. Ook die lasten komen ten laste van de gemeente.

 

Het verzoek tot vergoeding van scholingskosten moet worden ingediend bij de griffier. Het besluit op het verzoek wordt genomen door de raad zelf. De raad kan deze bevoegdheid wel mandateren.

 

Op grond van het vierde lid stelt de raad een budget per raadslid ter beschikking voor scholing die niet door de gemeente wordt georganiseerd.

 

De raad kan nadere regels stellen voor de scholing van zijn leden, zo bepaalt het vijfde lid. Deze nadere regels kunnen bijvoorbeeld in een scholingsplan komen te staan. In dit plan kunnen procedureregels voor individuele scholingsverzoeken worden opgenomen. Dit plan kan vervolgens als handvat dienen bij toetsing van individuele scholingsaanvragen.

Artikel 10 Vergoeding bijwonen vergadering commissie

Dit artikel regel de vergoeding voor commissieleden voor het bijwonen van de vergaderingen. Het artikel is niet van toepassing op raadsleden of ambtenaren die zitting hebben in een commissie en het gaat uitsluitend om commissies in de zin van de artikelen 82, 83 en 84 Gemeentewet.

 

Hoofdregel is dat commissieleden per vergadering een vergoeding krijgen als bedoeld in artikel 3.4.1 van het Rechtspositiebesluit. De hoogte van de vergoeding is in het Rechtspositiebesluit imperatief bepaald op een vast bedrag per inwonersklasse voor elke bijgewoonde vergadering van de commissie. In bepaalde gevallen, zoals bij bijzondere deskundigheid en/of zwaarte van de taak in de commissie, is het mogelijk om een hoger bedrag aan vergoeding per vergadering toe te kennen dan bepaald in het Rechtspositiebesluit. De commissies binnen de gemeente waarbij dat het geval is, zijn opgenomen in artikel 1 van de bijlage bij de verordening.

 

Leden van het dagelijks bestuur van een commissie kunnen op grond van artikel 96, tweede lid, van de Gemeentewet een vaste vergoeding per maand voor hun werkzaamheden ontvangen. De commissies waarbij toepassing is gegeven aan deze bepaling zijn opgenomen in artikel 2 van de bijlage. Deze vaste vergoeding wordt op dezelfde wijze geïndexeerd als de vergoeding voor de leden van de commissies.

 

Ten slotte zijn er commissies waarvan het karakter of de werkwijze zich niet leent voor een vergoeding op basis van aanwezigheid bij de vergadering. Voor die commissies is een andersoortige vergoeding vastgesteld in artikel 3 van de bijlage.

Artikel 11 Overige aanspraken commissieleden

In het Rechtspositiebesluit zijn een aantal aanspraken voor raadsleden van overeenkomstige toepassing op commissieleden. In artikel 11 worden daarom de in deze verordening opgenomen bepalingen die zien op die aanspraken van overeenkomstige toepassing verklaard op commissieleden.

Artikel 12 Betaling en declaratie van onkosten

Het Rechtspositiebesluit en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers regelen wanneer de vergoedingen en onkosten betaald moeten worden aan raads- en commissieleden. De betaling van onkosten kan worden voorgeschoten uit eigen middelen, later gedeclareerd worden of de factuur wordt rechtstreeks naar de gemeente verstuurd. Hierbij gaat de voorkeur uit naar rechtstreekse facturering bij de gemeente. Indien de kosten zijn voorgeschoten uit eigen middelen, dient de declaratie daarvan binnen de in dit artikel gestelde termijn te zijn ingediend.

Artikel 14 Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

In het kader van de werkkostenregeling op grond van artikel 31 Wet op de Loonbelasting 1964 zijn een aantal vergoedingen in het Rechtspositiebesluit en de verordening aangewezen als eindheffingsbestanddeel. De gemeente draagt in dat geval de loonbelasting, waardoor de vergoeding belastingvrij (netto) aan de politieke ambtsdrager kan worden overgemaakt. Anders wordt deze door de Belastingdienst als loon gezien en moet hierover bij de politieke ambtsdragers loonbelasting worden ingehouden. In het kader van de werkkostenregeling kan in de financiële administratie worden aangegeven of een verstrekking of vergoeding onder de gerichte vrijstellingen, intermediaire kosten of onder de nihil-waarderingen valt.

Gemeenten mogen daarnaast een verstrekking of vergoeding in de vrije ruimte - tot 1,2% fiscale loonsom - onderbrengen zonder fiscale consequenties. Indien de grens van 1,2% wordt overschreden, zal de gemeente 80% eindheffing moeten betalen.

Artikel 17 Inwerkingtreding en overgangsrecht

In artikel 17, eerste lid, is bepaald dat de verordening terugwerkende kracht krijgt tot 1 januari 2019. Reden daarvoor is dat het Rechtspositiebesluit reeds per 1 januari 2019 in werking is getreden en deze verordening op dat besluit gebaseerd is.

De vergoeding voor de leden van de Rotterdamse Jongerenraad (Young010) blijft tot 1 september 2019 het bedrag dat wordt genoemd in de Bijlage 1 bij de Algemene vergoedingsverordening leden commissies Rotterdam 2005. Dat is een logischer moment: in september start een nieuwe periode met nieuwe leden, een nieuw werkprogramma, etc.

 

Dit gemeenteblad 2019, nummer 144, is uitgegeven op 10 oktober 2019 en ligt op dins-, woens- en donderdagen van 9.00 tot 13.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Wachtruimte Timmerhuis, Halvemaanpassage 1 (trap op, melden bij Informatiebalie)

(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)

 

Naar boven