Besluit van de burgemeester van de gemeente Nissewaard tot vaststelling van beleidsregels voor de sluiting van woningen, lokalen en daarbij behorende erven bij overtreding van de Opiumwet (Beleidsregels artikel 13b Opiumwet Nissewaard 2019)

De burgemeester van de gemeente Nissewaard;

 

gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

besluit de volgende beleidsregels vast te stellen:

 

Beleidsregels artikel 13b Opiumwet Nissewaard 2019.

 

Artikel 1 Reikwijdte van deze beleidsregels

1.1 Aanleiding

De gemeente Nissewaard wordt geconfronteerd met hennepteelt in zowel woningen als lokalen, maar ook met aanwezigheid van andere middelen welke verboden zijn op grond van de Opiumwet. Vanuit het strafrecht wordt opgetreden tegen de verdachte(n), maar de politie kan niet voorkomen dat de locatie toegankelijk blijft en dat zij haar aanzuigende werking blijft behouden. Om dit probleem aan te pakken, moet bestuursrechtelijk worden opgetreden. Artikel 13b Opiumwet biedt de burgemeester de grondslag om bestuursrechtelijk op te treden. Dat kan als middelen als bedoeld in lijst I (harddrugs) of lijst II (softdrugs) van de Opiumwet in een woning of lokaal aanwezig zijn. Uiteraard kan het ook gaan om een combinatie van middelen die op lijst I en op lijst II staan. Er hoeft niet aangetoond te worden dat sprake is van (woon)overlast dan wel van een inbreuk op de openbare orde en veiligheid. De burgemeester heeft dit beleid vastgesteld om zichtbaar te maken op welke manier wordt opgetreden.

Uit de praktijk blijkt dat in de gemeente Nissewaard niet alleen hennepkwekerijen actief zijn, maar er worden ook andere soorten drugs aangetroffen. De afgelopen periode is handhavend opgetreden, zo wordt ongeveer twee keer per maand een last onder bestuursdwang, inhoudende een sluiting van een locatie, opgelegd. Daarnaast wordt net zo vaak opgetreden middels het opleggen van een last onder dwangsom dan wel het afgeven van een bestuurlijke waarschuwing. Dit is afhankelijk van de feiten en omstandigheden die bij elk besluit worden meegewogen.

Er zijn ook zaken geweest waar niet handhavend is opgetreden omdat geen middelen zijn aangetroffen maar waar wel sprake was van voorbereidingshandelingen. Per 1 januari 2019 is artikel 13b Opiumwet gewijzigd met als gevolg dat de bevoegdheid van de burgemeester is verruimd. Deze verruiming maakt dat de burgemeester bevoegdheid is om handhavend op te treden bij strafbare voorbereidingshandelingen (die strafbaar zijn op grond van artikel 10a of 11a Opiumwet) oftewel op te treden bij het (enkel) aantreffen van voorwerpen en stoffen die duidelijk bestemd zijn voor het telen of bereiden van drugs, zoals bepaalde apparatuur, chemicaliën en versnijdingsmiddelen. Als gevolg van deze verruiming is de behoefte het bestaande beleid te actualiseren, in het bijzonder de handhavingsrichtlijn. Ook zijn ontwikkelingen in jurisprudentie en de praktijk meegenomen bij deze actualisatie.

 

1.2 Wettelijke grondslag

Op grond van artikel 13b Opiumwet is de burgemeester bevoegd om een last onder bestuursdwang op te leggen. Het opleggen van een last onder bestuursdwang houdt volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in dat maatregelen worden genomen die zijn gericht op het voorkomen van herhaling van een overtreding, dan wel tot het wegnemen of beperken van de gevolgen van een overtreding. In artikel 5:21 Awb zijn procedureregels opgenomen die gevolgd moeten worden indien tot toepassing van een last onder bestuursdwang wordt overgegaan. Omdat de toepassing van een last onder bestuursdwang zeer ingrijpende gevolgen kan hebben, voor de betrokkenen, dient sprake te zijn van:

  • 1.

    een verboden situatie of een (dreigende) overtreding van een wettelijk voorschrift;

  • 2.

    het belang van daadwerkelijk optreden, wat zorgvuldig dient te worden gemotiveerd;

  • 3.

    een redelijke verhouding tussen de op te leggen maatregel en de overtreding, waarbij een lichtere maatregel geen uitkomst biedt.

Om aan de tweede en derde eis te voldoen is het wenselijk om de aanpak vast te leggen. Wanneer geen beleid is geformuleerd dan is handhaving weliswaar mogelijk, maar de motivering en onderbouwing van het besluit dient uitgebreider te zijn.

De Awb regelt verder de eisen van het kostenverhaal, het opleggen van een last onder dwangsom in plaats van een last onder bestuursdwang en de feitelijke uitvoering van een last onder bestuursdwang door middel van een verzegeling van de locatie.

 

1.3 Handhavingsplicht

In beginsel geldt een plicht tot handhaving, hiervan kan onder omstandigheden worden afgeweken. De beleidsvrijheid om af te wijken wordt wel beperkt op het moment dat er belangen van derden in het geding zijn. Bijvoorbeeld in gevallen waarin handhaving onredelijk is. De omstandigheid dat een overtreder het niet (meer) in zijn macht heeft een last uit toe voeren, is geen beletsel om hem met een last onder bestuursdwang aan te schrijven.

 

1.4 Begripsbepaling

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    een woning: een ruimte die voor bewoning wordt gebruikt, zoals een eengezinswoning, appartement, een woonwagen, woonschip, woonkeet en andere voor bewoning te gebruiken ruimte;

  • b.

    een lokaal: een ruimte die niet de bestemming woning heeft, zoals een loods, winkel, openbare inrichting of bedrijfsruimte.

Het erf horende bij een ruimte genoemd in sub a en b wordt geacht daarvan deel uit te maken.

 

1.5. Beleidsdoelen

Dit beleid kent de volgende doelstellingen:

  • -

    inzichtelijk maken op welke manier de burgemeester optreedt krachtens artikel 13b Opiumwet;

  • -

    het zichtbaar onttrekken van een woning of lokaal aan het illegale circuit en daarmee het wegnemen van de bekendheid van een woning of lokaal als zijnde locatie waar evident voorbereidingshandelingen worden verricht, middelen van lijst I of lijst II Opiumwet aanwezig zijn en eventueel verkregen kunnen worden;

  • -

    het opheffen dan wel voorkomen van de verstoring van de openbare orde en de aantasting van het woon - en leefklimaat;

  • -

    het leveren van een bijdrage aan het terugdringen van de criminaliteit die direct dan wel indirect in relatie staat tot de overtreding van de Opiumwet;

  • -

    waar nodig verbeteren van de samenwerking en afstemming tussen partners omtrent dit onderwerp.

Artikel 2 Handhaving

2.1 Politie

De politie constateert overtredingen van de Opiumwet en doet onderzoek. De uitkomsten van dit onderzoek ontvangt de burgemeester in de vorm van een bestuurlijke rapportage of een hennepinformatiebericht. Naar aanleiding van de inhoud hiervan wordt een dossier gevormd, de bestuurlijke beoordeling die wordt dan ook mede gebaseerd op de feitelijke omstandigheden die zijn verwerkt in een bestuurlijke rapportage dan wel hennepinformatiebericht Het strafrechtelijk optreden vindt zijn grondslag in andere wet – en regelgeving.

 

2.2 Handhavingsrichtlijn

De handhavingsrichtlijn is ontwikkeld om zichtbaar te maken wanneer en op welke manier de burgemeester zal optreden. Een last onder bestuursdwang en een last onder dwangsom zijn besluiten in de zin van de Awb waartegen rechtsmiddelen ingezet kunnen worden. Een bestuurlijke waarschuwing is dat niet. Een bestuurlijke waarschuwing geeft wel een signaal af, ondanks dat daar geen rechtsgevolgen aan zijn verbonden. De bestuurlijke waarschuwing is niet opgenomen in de handhavingsrichtlijn, maar kan afhankelijk van de feiten en omstandigheden van het geval worden ingezet in afwijking van hetgeen is opgenomen in de handhavingsrichtlijn.

Bij het opstellen van deze handhavingsrichtlijn is gekeken naar de ruimte waar de middelen worden aangetroffen, de soorten middelen die worden aangetroffen en de hoeveelheid die aanwezig is (handelshoeveelheid en hoeveelheid voor eigen gebruik). Zo wordt in beginsel conform de handhavingsrichtlijn strenger gehandhaafd wanneer middelen worden gevonden in een lokaal dan in een woning. Dit heeft te maken met diverse rechten die een burger heeft, bijvoorbeeld het woonrecht. Echter wordt wel gekeken naar de nut en noodzaak om het gehele lokaal te sluiten of dat het voldoende is om delen ervan te sluiten. Dit wordt beoordeeld aan de hand van de feiten en omstandigheden van het geval. Er is aansluiting gezocht bij hetgeen in Nederland wordt gedoogd, de richtlijnen die zijn opgenomen in de Aanwijzing Opiumwet en hetgeen in jurisprudentie is bepaald.

 

2.2.1 Handhavingsrichtlijn: woning

Feit

1e constatering

2e constatering

binnen een half jaar na 1e constatering

bij 3e constatering

binnen een jaar na 1e constatering

Lijst I (harddrugs)

>0,5 – 5,0 gram

 

Lijst II (softdrugs)

>5 - 50 gram cannabis

>5 – 20 hennepplanten

 

preventieve last onder dwangsom

- verbeuring dwangsom

- invorderingsbeschikking

last onder bestuursdwang inhoudende een sluiting voor de duur van 1 maand

 

Feit

1e constatering

2e constatering

binnen een half jaar na 1e constatering

bij 3e constatering

binnen een jaar na 1e constatering

Lijst I (harddrugs)

>5 gram

 

Lijst II (softdrugs)

>50 gram cannabis

>20 hennepplanten

last onder bestuursdwang inhoudende een sluiting voor de duur van 3 maanden

last onder bestuursdwang inhoudende een sluiting voor de duur van 6 maanden

last onder bestuursdwang inhoudende een sluiting voor de duur van 12 maanden

 

2.2.2 Handhavingsrichtlijn: lokaal

Feit

1e constatering

2e constatering

binnen één jaar na de 1e constatering

Lijst I (harddrugs)

>0,5 gram

 

Lijst II (softdrugs)

>5 gram cannabis

>5 hennepplanten

last onder bestuursdwang inhoudende sluiting van 3 maanden

last onder bestuursdwang inhoudende sluiting van 6 maanden

 

2.2.3 Handhavingsrichtlijn: voorbereidingshandelingen

Aan de hand van de aangetroffen voorwerpen en stoffen wordt beoordeeld in hoeverre deze geschikt zijn om middelen te produceren en wat verder is gedaan om daadwerkelijk tot productie te komen.

Als vastgesteld kan worden dat voorbereidingshandelingen zijn getroffen, dan volgt in beginsel een waarschuwing.

Als vastgesteld kan worden dat voorbereidingshandelingen zo evident zijn dat berekend kan worden hoeveel middelen kunnen worden geproduceerd, dan worden aan de hand van die hoeveelheden de bovenstaande handhavingsrichtlijnen op overeenkomstige wijze toegepast.

 

2.3 Hoogte last onder dwangsom

Bij de vaststelling van de hoogte van de last onder dwangsom wordt gekeken naar alle omstandigheden van het geval. De hoogte van de last onder dwangsom is afhankelijk van de aard van de overtreding, ook spelen de feiten en omstandigheden een rol bij de vaststelling van de hoogte. Zo hangt het af van de soort drugs die is gevonden, maar ook in welke vorm en het gewicht.

Hierbij kan gekeken worden naar de richtlijnen (BOOM rapportage) die worden gehanteerd door het Nationaal Netwerk Drugsexpertise Korps Landelijke Politiediensten en het Functioneel Parket Afpakken (voorheen BOOM). Per juni 2016 hanteren zij een bedrag van € 4070,- per kilogram hennep, als er geen andere indicatoren zijn die erop wijzen dat een ander bedrag is verdiend, dat is dus € 4,07 per gram hennep.

Hoeveel gram softdrugs een hennepplant produceert is afhankelijk van een aantal factoren; het soort plant, de belichting, de voeding, het gebruikte water en de onderlinge afstand tussen de planten. Uitgangspunt is dat één plant 28,2 gram hennep produceert. Voor harddrugs kan een ander bedrag worden gehanteerd, bij de vaststelling van dat bedrag wordt tevens aansluiting gezocht bij de bedragen die worden gehanteerd door het Openbaar Ministerie.

 

Artikel 3 Bestuurlijke handhaving

Bij de daadwerkelijke besluitvorming is het van belang om alle feiten en omstandigheden mee te nemen, alleen dan kan een deugdelijke belangenafweging worden gemaakt. Dit zijn in beginsel de feiten en omstandigheden die in de bestuurlijke rapportage zijn opgenomen, maar zij kunnen ook blijken uit nader onderzoek en de eventuele zienswijze.

Dit kan ertoe leiden dat in een concreet dossier wordt afgeweken van de handhavingsrichtlijn. Zo kan in plaats van een last onder bestuursdwang een last onder dwangsom worden opgelegd of een bestuurlijke waarschuwing. Ook kan in plaats van een last onder dwangsom een bestuurlijke waarschuwing worden opgelegd. Het kan er ook toe leiden dat juist een zwaarder handhavingsinstrument wordt ingezet. Bijvoorbeeld in plaats van een last onder dwangsom een last onder bestuursdwang. Ook bestaat de mogelijkheid om over te gaan tot het opleggen van een last onder bestuursdwang in de vorm van een spoedsluiting.

 

3.1 Overwegingen

Bij de daadwerkelijke besluitvorming worden de volgende feiten en omstandigheden meegenomen in de belangenafweging.

 

3.1.1 De ruimte

Bij de vaststelling van de handhavingsrichtlijn is reeds een onderscheid gemaakt tussen een ruimte die als woning wordt gebruikt en een ruimte die als lokaal wordt gebruikt.

Sluiting van een woning of lokaal geldt in beginsel voor de gehele ruimte en de eventueel bijbehorende erven. Hiervan kan worden afgeweken door een gedeelte van een woning of lokaal te sluiten. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als er sprake is van kamerverhuur.

Verder wordt gelet op de bestemming die de ruimte heeft en in welke mate de locatie wordt gebruikt conform de bestemming.

 

3.1.2 De aangetroffen middelen van lijst I en of lijst II, evidente voorbereidingshandelingen en de (handels)hoeveelheid

Er wordt gekeken naar de aangetroffen middelen. Middelen die zijn opgenomen in lijst I (harddrugs) leveren per definitie een zwaardere inbreuk op de openbare orde op dan middelen die zijn opgenomen in lijst II (softdrugs).

Ook wordt er gekeken naar de hoeveelheid middelen die is aangetroffen, dit is belangrijk bij de vaststelling of er een handelshoeveelheid is aangetroffen of een hoeveelheid voor eigen gebruik.

Bij de vaststelling van een hoeveelheid voor eigen gebruik wordt aansluiting gezocht bij de richtlijnen die hiervoor zijn opgesteld door het Openbaar Ministerie.

Het uitgangspunt is:

  • -

    Lijst I: een hoeveelheid tot en met 0,5 gram wordt aangemerkt als een hoeveelheid voor eigen gebruik. 0,5 gram ziet niet alleen op het middel in zijn zuiverste vorm, maar op hetgeen als middel wordt verhandeld. Hieronder wordt dus ook verstaan een tablet, pil, ampul of gemiddelde consumptie eenheid;

  • -

    Lijst II: een hoeveelheid tot en met 5 gram wordt gedoogd en wordt aangemerkt als een hoeveelheid voor eigen gebruik. Voor hennepplanten geldt een hoeveelheid van 5 planten, als een hoeveelheid voor eigen gebruik.

Het aantreffen van een handelshoeveelheid is voldoende om handel aan te nemen, daadwerkelijke verkoop, aflevering of verstrekking hoeft niet aangetoond te worden. Het aantreffen van een handelshoeveelheid leidt echter niet per definitie tot handhavend optreden. In de handhavingsrichtlijn zijn eenheden opgenomen welke als uitgangspunt dienen voor het bepalen welke handhavingsinstrument wordt ingezet. Er is jurisprudentie waar is bepaald dat het opleggen van een last onder bestuursdwang bij de enkele aanwezigheid van een handelshoeveelheid softdrugs onredelijk is. Daarom is het van belang om te kijken naar alle feiten en omstandigheden van het geval.

Als geen middelen worden aangetroffen, maar wel stoffen of voorwerpen, zoals versnijdings- of verpakkingsmaterialen, de aanwezigheid van (grote sommen) geld, of indicaties dat sprake is geweest van eerdere oogsten (in geval van hennepteelt), dan wordt gekeken of er sprake is van evidente voorbereidingshandelingen. Het enkel aantreffen van potgrond zou uiteraard kunnen duiden op een voorbereidingshandeling, maar dit maakt nog geen evidente voorbereidingshandeling daar potgrond ook gebruikt wordt voor het telen van andere planten. Het wordt anders wanneer potgrond, kweekschema’s, bepaalde soort voedingsmiddelen en grote sommen geld worden aangetroffen. Zo kunnen sommige harddrugs worden gemaakt met stoffen en voorwerpen die veel huishoudens in huis hebben staan voor andere doeleinden dan het maken van harddrugs. Zo kan men bijvoorbeeld GHB, gamma – hydroxyboterzuur, maken met voorwerpen die zowel online als in de winkel gekocht kunnen worden voor andere doeleinden.

Als er sprake is van evidente voorbereidingshandelingen dan wordt in beginsel gekeken of het mogelijk is vast te stellen welke hoeveelheid dit zou kunnen opleveren en of het gaat om een handelshoeveelheid en wat de mate is van de professionaliteit bij de vaststelling van bedrijfsmatig handelen. Dit is nodig om te beoordelen welke handhavingsinstrument ingezet dient te worden.

Aan de hand van de aangetroffen voorwerpen of stoffen zal gekeken worden of berekend kan worden welke hoeveelheid dit zou kunnen opleveren, hierbij wordt uitgegaan van het maximum, zodat conform de handhavingsrichtlijn handhavend opgetreden kan worden.

Als het niet lukt om de hoeveelheid vast te stellen dan wordt in beginsel opgetreden middels het opleggen van een bestuurlijke waarschuwing. Dit wordt anders wanneer naast het aantreffen van een stof of voorwerp ook nog andere relevante zaken worden aangetroffen die maken dat geconcludeerd moet worden dat gesproken kan worden van evidente voorbereidingshandelingen ondanks dat de hoeveelheid niet valt vast te stellen.

Om te voldoen aan de eisen die de wet stelt om op te treden, en te handelen conform de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, dient per geval aan de hand van het o.a. door de politie overhandigde bestuurlijke rapportage of hennepinformatiebericht en relevante feiten en omstandigheden te worden beoordeeld of sprake is van evidente voorbereidingshandelingen.

 

3.1.3. Evidente voorbereidingshandelingen

Bij de verruiming van artikel 13b Opiumwet gaat het om voorbereidingshandelingen die strafbaar zijn op grond van artikel 10a of 11a Opiumwet. Die bepalingen vereisen dat degene die het voorwerp of de stof in de woning of het lokaal of op het erf voorhanden heeft, weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat het voorwerp of de stof bestemd is voor onder meer het bereiden, bewerken of vervaardigen van harddrugs, respectievelijk voor grootschalige of bedrijfsmatige illegale hennepteelt. Bij de vaststelling van de bedrijfsmatigheid of professionaliteit wordt gekeken naar de Aanwijzing Opiumwet waar indicatoren zijn opgenomen voor de vaststelling van de professionaliteit of bedrijfsmatigheid. Voor beroeps – of bedrijfsmatige hennepteelt is voorts de mate van professionaliteit en het doel van de teelt van belang.

Dit betekent dus dat de situatie van dien aard moet zijn dat redelijkerwijs aangenomen moet kunnen worden aangenomen dat het om evidente voorbereidingshandelingen gaat. De vaststelling hiervan vergteen bestuurlijke beoordeling die wordt gebaseerd op de feitelijke omstandigheden zoals door de politie vastgesteld. Zoals de ter plekke aangetroffen situatie, de aard en hoeveelheid van de (in beslag genomen) stof (of stoffen), het aangetroffen voorwerp (of voorwerpen), de onderlinge combinatie van deze en andere (uit het opsporingsonderzoek) relevante feitelijkheden.

Van voorbereidingshandelingen kan alleen sprake zijn bij het voorhanden hebben van een voorwerp of stof die, vanwege de aard en hoeveelheid of gezien de onderlinge combinatie, geschikt zijn om een middel zoals genoemd in lijst I en of lijst II van de Opiumwet te vervaardigen dan wel te telen. Uit de memorie van toelichting volgt dat de verruiming niet geldt voor aangetroffen vervoermiddelen, gelden of andere betaalmiddelen als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a. De relatie van vervoer- of betaalmiddelen tot het pand zal in veel gevallen te los zijn om een last onder bestuursdwang inhoudende een sluiting te rechtvaardigen. De uitbreiding van de sluitingsbevoegdheid geldt evenmin als enkel een geheime dan wel verborgen ruimte wordt aangetroffen. Uiteraard kunnen de aangetroffen vervoer- of betaalmiddelen of geheime dan wel verborgen ruimten bijdragen aan de onderbouwing dat redelijkerwijs moet worden aangenomen dat het om evidente voorbereidingshandeling gaat.

Bij het vaststellen of sprake is van evidente voorbereidingshandelingen is het van belang om de mate van professionaliteit of bedrijfsmatigheid mee te wegen en vast te stellen. Daarom zijn de bestuurlijke rapportages of hennepinformatieberichten afkomstig van de politie dan ook van essentieel belang. Daarin dienen alle geconstateerde feiten te zijn opgenomen die van belang zijn voor de beoordeling en vaststelling van evidente voorbereidingshandelingen.

Bij de vaststelling of er sprake is van evidente voorbereidingshandelingen en de mate van bedrijfsmatigheid of professionaliteit wordt o.a. gekeken naar de Aanwijzing Opiumwet en naar de onderstaande, niet limitatieve, lijst. In de lijst zijn voorwerpen en stoffen opgenomen die in beginsel in combinatie ertoe leiden dat geconcludeerd wordt dat sprake is van evidente voorbereidingshandelingen:

  • glaswerk;

  • reactiekolf;

  • weegapparaat;

  • mengkuip;

  • jerrycan;

  • (chemicaliën) vat;

  • centrifuge;

  • tabletteermachine;

  • vrieskist;

  • drukvat;

  • vacuümpomp;

  • gasfles;

  • lekbak;

  • ponypack;

  • gootsteenontstopper;

  • versnijdingsmiddel;

  • mondkap/gelaatmasker;

  • stof waarmee harddrugs gemaakt kan worden.

  • armatuur (ten behoeve van assimilatielamp);

  • assimilatielamp;

  • elektriciteitssnoer;

  • snelheidsregelaar;

  • transformer;

  • koolstoffilter;

  • (grow)tent;

  • aircleaner;

  • luchtafzuiger;

  • temperatuurventilatieregelaar;

  • waterpomp;

  • groei – en of bestrijdingsmiddel;

  • hygro -, pc, ec – en thermometer;

  • pot;

  • droogrek;

  • ziektebestrijding;

  • potgrond;

  • steenwol;

  • hotbox;

  • koppelstuk (slakkenhuis);

  • stekplug;

  • waterslang.

Als het gaat om hennepteelt dan wordt gekeken of er indicaties zijn die aannemelijk maken dat geconcludeerd kan worden dat sprake is geweest van een eerdere oogst (of oogsten). Aan de hand hiervan kan worden beoordeeld of sprake is van herhaling van eerder gedrag. De onderstaande opsomming betreft een niet limitatieve lijst, het gaat om elementen die relevant (kunnen) zijn bij de beoordeling of sprake is geweest van een eerdere oogst of oogsten dan wel dat het aannemelijk is dat hier sprake van is geweest.

  • Aangetroffen (planten)resten. Het aantreffen van bijvoorbeeld wortelresten is een duidelijke indicatie dat de teelt ter plekke heeft plaatsgevonden;

  • De staat van de aanwezige apparatuur. Denk daarbij aan de verkleuring van de koolstoffilter en het kleurverschil in tegenstelling tot de onderdelen of kalk – en algenafzetting op de apparaten die in aanraking komen met water;

  • Aanwezigheid van een (dikke) laag stof op de spiegelkappen van de assimilatielampen;

  • De productiedatum die vermeld is op apparaten dan wel onderdelen, bijvoorbeeld die van PVC – pijpen of houten balken. Dan wel juist de afwezigheid van een productiedatum, omdat deze bijvoorbeeld is weggehaald;

  • Indien potten zijn gebruikt, kan aan de hand van het aantal afdrukken op de ondergrond een schatting worden gemaakt of en hoeveel eerdere kweken zijn geweest;

  • Aanwezigheid van kweekschema’s.

3.1.4 De ernst van het geval

Er wordt gekeken naar strafbare feiten van de overtreder, geweldsdelicten, wapenbezit of andere openbare orde problematiek die gerelateerd is aan de ruimte. Daarbij kan ook aantoonbare (drugs-) overlast met betrekking tot het pand of andere panden van de eigenaar een rol spelen. Ook de betrokkenheid van minderjarigen wordt meegenomen in de vaststelling van de ernst van de situatie.

 

3.1.5 De gezinssamenstelling

Er wordt gekeken naar de gezinssamenstelling, zoals deze onder andere blijkt uit de Basisregistratie personen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan de aanwezigheid van personen van een bepaalde leeftijd, zoals minderjarige kinderen dan wel bejaarden. De aanwezigheid van deze personen leidt er echter niet per definitie toe dat wordt afgezien van handhavend optreden.

 

3.1.6 De (leef)omgeving

Er wordt gekeken naar de mate van gevaar of risico voor de woon - en leefomgeving. Er wordt dan bijvoorbeeld gekeken of de ruimte bekend staat als zijnde locatie waar middelen van lijst I (harddrugs) en, of, lijst II (softdrugs) aanwezig zijn dan wel verkregen kunnen worden.

 

3.1.7 Andere omstandigheden van het geval

Uiteindelijk worden alle feiten en omstandigheden meegewogen in de uiteindelijke besluitvorming. Er kunnen zich feiten en omstandigheden voordoen die niet in het beleid zijn opgenomen als zodanig. Bij elke zaak dienen alle omstandigheden van het geval betrokken te worden, ook omstandigheden die bij het opstellen van deze beleidsregels zijn of moeten worden geacht te zijn opgenomen. Er dient beoordeeld te worden in een concrete zaak of de omstandigheden op zichzelf of tezamen met andere omstandigheden moeten worden beschouwd als (bijzondere) omstandigheden die maken dat van de beleidsregels moet worden afgeweken.

Bij elk besluit moeten dus alle omstandigheden van het geval worden betrokken en beoordeeld worden of tezamen met andere omstandigheden er toch sprake is van bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 van de Awb die maken dat het handelen overeenkomstig deze beleidsregels gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doel.

Artikel 4 Huurovereenkomst met de gemeente

Indien de gemeente verhuurder is, geldt bij een onherroepelijk besluit tot sluiting in beginsel dat de burgemeester het college zal adviseren om over te gaan tot ontbinding van de huurovereenkomst.

Artikel 5 Geen vervangende woonruimte

In beginsel wordt bij het besluit tot sluiting van een woning geen vervangende woonruimte aangeboden.

Artikel 6 Moment oplegging last onder bestuursdwang inhoudende een sluiting

De last onder bestuursdwang wordt ten minste 72 uur voorafgaande aan de sluiting van de locatie bekendgemaakt, tenzij in de beschikking een ander tijdstip is vastgesteld.

Artikel 7 Leegmaken woning dan wel lokaal

De overtreder, dan wel de persoon die het in zijn macht heeft, dient ervoor zorg te dragen dat de woning dan wel het lokaal zodanig wordt achtergelaten dat het niet nodig is gedurende de duur van de sluiting binnen te treden. Dit betekent onder meer dat men geen huisdieren in de woning of het lokaal dient achter te laten, ook dient geen voedsel te worden achtergelaten.

Om hieraan te voldoen kan met een gemeentelijk toezichthouder een laatste controle worden uitgevoerd. Hiervoor dient een afspraak gemaakt te worden met de gemeentelijke toezichthouder. De laatste controle dient, voor zover mogelijk, uitgevoerd te worden vóór de feitelijke sluiting.

Artikel 8 Feitelijke sluiting

Op grond van artikel 2:41, tweede lid, van de Algemeen plaatselijke verordening Nissewaard (Apv) is het een ieder verboden een conform artikel 13b Opiumwet gesloten woning dan wel lokaal te betreden. Overtreding wordt bestraft met een geldboete van de tweede categorie. Bij handhavend optreden is het van belang dat kenbaar wordt dat een besluit conform artikel 13b Opiumwet is genomen. Om dit kenbaar te maken zal in beginsel middels ‘verzegeling’ de sluiting plaatsvinden, dit conform artikel 5:28 van de Awb. Verbreking van het zegel is strafbaar gesteld op grond van artikel 199 Wetboek van Strafrecht.

Artikel 9 Betreding van een gesloten locatie in uitzonderingsgevallen

Er kunnen dringende redenen zijn om een op grond van artikel 13b Opiumwet gesloten locatie te betreden. Een voorbeeld hiervan is een spoedreparatie in een woning om overlast te voorkomen.

Volgens artikel 2:41, derde lid, van de Apv is het verbod om een gesloten locatie te betreden niet van toepassing op personen wier aanwezigheid wegens dringende redenen noodzakelijk is.

Om de locatie te betreden, moet wel worden besloten om het zegel te verbreken en om deze daarna weer aan te brengen.

Degene die vraagt om een gesloten locatie te betreden, dient te motiveren waarom de aanwezigheid in de woning of het lokaal wegens dringende reden noodzakelijk is. In gevallen van spoedeisendheid hoeft geen verzoek ingediend te worden. Denk hierbij aan het ontstaan van brand in de woning dan wel het lokaal.

Artikel 10 Intrekking sluiting

Bij de beoordeling van een verzoek om over te gaan tot een intrekking van de last onder bestuursdwang, kijkt de burgemeester of nieuwe feiten en omstandigheden daartoe aanleiding geven.

Artikel 11 Communicatie

De sluiting wordt geregistreerd in het WKPB – register zoals dat is voorgeschreven in de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken. Belanghebbende(n) worden geïnformeerd en er wordt gehandeld conform de regels van de Algemene Verordening Gegevensbescherming.

Artikel 12 Overgangsrecht

Bij de constatering van een overtreding van de Opiumwet op een tijdstip dat voorafgaat aan de inwerkingtreding van deze beleidsregels, zijn de Beleidsregels artikel 13b Opiumwet Nissewaard 2017 van toepassing.

Artikel 13 Intrekking oude regeling

De Beleidsregels artikel 13b Opiumwet Nissewaard 2017 worden ingetrokken.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag na bekendmaking in het gemeenteblad.

Artikel 15 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels artikel 13b Opiumwet Nissewaard 2019.

Aldus vastgesteld door de burgemeester van de gemeente Nissewaard op 17 september 2019.

De burgemeester,

mr. F. Van Oosten

Naar boven