Verordening rechtspositie Raads- en commissieleden gemeente Hilvarenbeek 2019

 

De raad van de gemeente Hilvarenbeek;

 

gelezen het voorstel van het presidium van 6 mei 2019;

 

gelet op de artikelen:

- 95, eerste en tweede lid, 96, eerste en tweede lid, 97, 98 en 99 van de Gemeentewet;

- 3.1.3. eerste lid, 3.1.4, eerste lid, 3.3.2, 3.3.3, tweede lid, 3.3.8, 3.1.4, eerste lid, en 3.4.2 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers;

 

B E S L U I T :

 

vast te stellen de volgende verordening;

 

Verordening rechtspositie Raads- en commissieleden gemeente Hilvarenbeek 2019

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Commissielid: lid van een commissie als bedoeld in de artikelen 82, 83 en 84 van de Gemeentewet, dat niet tevens raadslid is of ambtenaar die als zodanig tot lid van een commissie is benoemd.

  • b.

    Griffier: de griffier, bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet.

  • c.

    Raadslid: lid van de gemeenteraad.

Artikel 2 Toelage raadslid onderzoekscommissie en bijzondere commissie

  • 1.

    Een raadslid dat lid is van een onderzoekscommissie als bedoeld in artikel 155a, derde lid, van de Gemeentewet wordt voor de duur van de activiteiten van die commissie ten laste van de gemeente een toelage toegekend. De toelage is per jaar maximaal driemaal de maandelijkse vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

  • 2.

    Een raadslid dat lid is van een bijzondere commissie als bedoeld in artikel 3.1.4, eerste lid, Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers wordt voor de duur van de activiteiten van de commissie een toelage toegekend van maximaal € 120,00 per maand.

Artikel 3 Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden voor reizen buiten de gemeente

  • 1.

    Voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur als bedoeld in artikel 97 Gemeentewet worden aan een raads- of commissielid vergoed:

    • a.

      De kosten voor het gebruik van openbaar vervoer;

    • b.

      Bij gebruik van een eigen auto het maximumbedrag dat door een werkgever aan een werknemer per afgelegde kilometer onbelast kan worden verstrekt.

  • 2.

    Voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur, worden aan een raads- of commissielid bij gebruik van eigen auto tevens de parkeer-, veer- en tolkosten vergoed.

  • 3.

    Boetes en naheffingsaanslagen voor parkeren worden niet vergoed.

  • 4.

    Als een raads- of commissielid een tijdelijke functionele beperking heeft, kan voor reizen als bedoeld in het eerste lid, een voor de beperking geschikte vervoersvoorziening worden vergoed of ter beschikking gesteld.

  • 5.

    De noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte werkelijke verblijfskosten die een raads- of commissielid maakt in verband met reizen buiten het grondgebied ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur worden ten laste van de gemeente vergoed.

Artikel 4 Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing

  • 1.

    Een raads- of commissielid dat wil deelnemen aan niet-partijpolitiek georiënteerde scholing in verband met de vervulling van zijn functie als bedoeld in artikel 3.3.3, Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, dient daartoe vooraf een gemotiveerde aanvraag in bij de griffier.

  • 2.

    Deze aanvraag gaat vergezeld van stukken met inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie.

  • 3.

    De maximale vergoeding van de scholing wordt jaarlijks door de griffier in overleg met de fractievoorzitters bepaald, afhankelijk van het in de begroting opgenomen budget. Dit bedrag kan per fractie of ineens voor de gehele raadsperiode worden besteed.

  • 4.

    De raad beslist op de aanvraag op basis van de overgelegde stukken.

Artikel 5 Verhoging vergoeding commissieleden (niet-raadsleden) voor het bijwonen van commissievergaderingen i.v.m. bijzondere deskundigheid of zwaarte taak

De raad kan aan een commissielid een vergoeding toekennen van maximaal 110% van de vergoeding waarop hij overeenkomstig artikel 3.4.1, eerste lid, Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers aanspraak op maakt als:

  • a.

    Het commissielid op grond van zijn bijzondere beroepsmatige deskundigheid op het taakgebied van de commissie is aangetrokken en/of

  • b.

    Het commissielid een vergoeding ontvangt die niet geacht kan worden in een redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van zijn taak en/of de omvang van de door hem te verrichten arbeid.

Artikel 6 Informatie- en communicatievoorzieningen

  • 1.

    Een raads- of commissielid tekent een bruikleenovereenkomst wanneer hem ten laste van de gemeente voor de duur van de uitoefening van zijn functie informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking worden gesteld, bedoeld in artikel 3.3.2, Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

  • 2.

    Een raads- of commissielid levert na beëindiging van zijn functie de ter beschikking gestelde informatie- en communicatievoorzieningen in bij de gemeente.

  • 3.

    Voor raads- en commissieleden aan wie vóór of uiterlijk op 31 december 2018, op grond van de Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2016 een vergoeding is toegekend voor de aanschaf van informatie- en communicatievoorzieningen geldt overgangsrecht. De vergoeding kan worden gecontinueerd overeenkomstig de bij aanschaf gemaakte afspraken.

Artikel 7 Ongevallenbescherming

Bij overlijden, blijvend letsel, geneeskundige kosten, psychische hulpverlening en zaakschade die het gevolg is van het optreden van een raads- of commissielid uit hoofde van zijn functie, wordt een vergoeding krachtens deze verzekering uitgekeerd.

Artikel 8 Beroepsverenigingen

  • 1.

    De contributie voor beroepsverenigingen voor raadsleden komt voor vergoeding door de gemeente in aanmerking.

  • 2.

    De verenigingen die worden aangemerkt als beroepsvereniging zijn de Nederlandse Vereniging voor Raadsleden (NVR) en de Vereniging voor plaatselijke politieke groeperingen (VPPG).

Artikel 9 Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

  • 1.

    Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen genoemd in artikel 3.3.8, Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

  • 2.

    Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, Wet op de loonbelasting 1964 worden verder aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in deze verordening, voor zover deze worden gerekend tot een vergoeding, tegemoetkoming of verstrekking als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdelen a tot en met h, Wet op de loonbelasting 1964.

Artikel 10 Betaling vaste vergoedingen

Tenzij het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers of de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers anders bepalen, vindt de betaling van de vergoeding van commissieleden, bedoeld in artikel 3.4.1, Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers maandelijks plaats met inachtneming van een vergoeding per bijgewoonde vergadering.

Artikel 11 Betaling en declaratie van onkosten

  • 1.

    Tenzij het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers of de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers anders bepalen, vindt de betaling van kosten die op grond van deze verordening voor vergoeding of tegemoetkoming in aanmerking komen, plaats door:

    • a.

      Betaling uit gemeentelijke middelen, op basis van een rechtstreeks aan de gemeente toegezonden factuur of

    • b.

      Betaling vooruit uit eigen middelen.

  • 2.

    Een aanvraag om een vergoeding van de onkosten als bedoeld in dit artikel gaat vergezeld van een declaratieformulier en bewijsstukken.

  • 3.

    Het declaratieformulier en de bewijsstukken worden binnen twee maanden na factuurdatum of betaling ingediend bij de griffier.

Artikel 12 Citeertitel en inwerkingtreding

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Hilvarenbeek 2019 en treedt in werking op de dag na publicatie en werkt terug tot en met 1 januari 2019.

Aldus besloten in zijn openbare vergadering van 4 juli 2019

de griffier, de voorzitter,

de heer M. Janus de heer H.W.S.M. Nuijten

Toelichting Verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Hilvarenbeek 2019

Algemeen

Wettelijke regelingen

In de wet en nadere regelgeving zijn alle van belang zijnde onderwerpen geregeld betreffende de rechtspositie van gemeentelijke politieke ambtsdragers. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van raads- en commissieleden, alsmede de financiële voorzieningen moet worden geregeld bij of krachtens de wet (AMvB en ministeriële regeling). Deze nadere regeling is vastgelegd in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. In de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers zijn de (onkosten)vergoedingen nader uitgewerkt.

De vergoedingen en regelingen voor raads- en commissieleden, die bij of krachtens de wet (lees Gemeentewet, Rechtspositiebesluit of Regeling) dwingendrechtelijk zijn geregeld, zijn niet opgenomen in deze verordening. Dit betreft de vergoedingen voor:

  • 1.

    Raads- en commissieleden

  • 2.

    De vaste maandelijkse netto onkostenvergoeding voor raadsleden

  • 3.

    De toelage voor fractievoorzitters, leden van de vertrouwenscommissie als bedoeld in artikel 61 van de Gemeentewet, leden van de rekenkamercommissie als bedoeld in artikel 81oa van de Gemeentewet.

  • 4.

    Compensatiemaatregelen voor raads- en commissieleden als zij een WW- of arbeidsongeschiktheidsuitkering hebben.

  • 5.

    Tegemoetkoming in de ziektekosten.

  • 6.

    Voorzieningen voor raads- en commissieleden met een fysieke beperking

  • 7.

    Voorzieningen in verband met bewaken en beveiligen.

  • 8.

    Reiskosten woon-werkverkeer en dienstreizen binnen de gemeentegrenzen.

Hoofdlijnen gemeentelijke verordening

In deze verordening zijn alleen bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van raadsleden en leden van gemeentelijke commissies voor zover die niet dwingend zijn geregeld in hogere wet- en regelgeving. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit en Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers. Bij de laatste moderniserings- en harmoniseringsoperatie (Staatsblad 15 oktober 2018) betreffende de rechtspositiebesluiten voor decentrale politieke ambtsdragers is er wederom een aantal bepalingen imperatief in hogere wet- en regelgeving vastgelegd. De overweging hierbij is dat het bestuurlijk wenselijk is om de voorzieningen zoals vergoedingen, tegemoetkomingen en andere rechtspositionele aanspraken voor decentrale politieke ambtsdragers dwingendrechtelijk in hogere wet- en regelgeving vast te leggen om politieke discussies te voorkomen. Dit betekent dat er voor gemeenten minder ruimte is om lokaal bij verordening van wettelijke regelingen af te wijken.

In artikel 99 Gemeentewet is bepaald dat ‘buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend’ ontvangen de leden van de raad en/of door de raad ingestelde commissie (in de zin van artikel 82, 83 of 84 Gemeentewet) als zodanig geen andere vergoedingen en tegemoetkomingen ten laste van de gemeente. Deze verordening vormt een (nadere) uitwerking van de bij of krachtens de wet toegekende vergoedingen en tegemoetkomingen.

De arbeidsverhoudingen en fiscale positie

Raadsleden en commissieleden hebben geen dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij voor zover het betreft het raadslidmaatschap niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet (WW), Ziektewet (ZW0 en de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). Omdat er geen sprake is van een dienstbetrekking vallen raads- en commissieleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964, maar worden hun inkomsten belast in de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kunnen raads- en commissieleden opteren voor de loonbelasting als voorheffing door samen met de gemeente te kiezen voor het fictief werknemerschap, het zogenaamde opting-in. Het fictief werknemerschap kan worden aangevraagd met behulp van een opting-in verklaring bij de Belastingdienst.

Als raads- en commissieleden en gemeente niet kiezen voor het fictief werknemerschap, dan geldt dat de onkostenvergoedingen en raadsvergoeding als inkomsten moeten worden verantwoord en mogen de (beroeps)kosten die worden gemaakt worden afgetrokken. Het resultaat zal het raads- of commissielid moeten verantwoorden in de aangifte inkomstenbelasting, onder de post inkomsten uit overige werkzaamheden. De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen voor de raads- en commissieleden, die niet als fictief werknemerschap te kwalificeren zijn op grond van deze verordening, aan de Belastingdienst doorgeven middels een formulier IB-47. Omdat raads- en commissieleden op persoonlijke titel worden gekozen, zijn zij niet aan te merken als (fiscaal) ondernemer. Er hoeft dan ook geen VAR-verklaring/Modelovereenkomst ZZP overgelegd te worden aan de gemeente.

De Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) is niet van toepassing op raads- en commissieleden.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2 Toelage raadslid onderzoekscommissie en bijzondere commissie

Dit artikel betreft de toelagen voor raadsleden die lid zijn van zogenaamde ‘zware commissies’. Hiermee wordt gedoeld op de vertrouwenscommissie, de rekenkamerfunctie en de onderzoekscommissie, zoals deze in de Gemeentewet specifiek zijn omschreven. De vaststelling dat er sprake is van een dergelijke bijzondere commissie, met deze financiële gevolgen moet bij verordening plaatsvinden. Daarbij moet worden gemotiveerd dat het lidmaatschap van deze commissie duidelijk meerwerk is naast het reguliere lidmaatschap van de gemeenteraad. Voor de hoogte van de toelage voor het werk in de eerdergenoemde drie zware commissies wordt onderscheid gemaakt tussen enerzijds de vertrouwenscommissie en de rekenkamerfunctie, en anderzijds de onderzoekscommissie.

Wat betreft de hoogte van de toelagen voor het lidmaatschap van de vertrouwenscommissie en de rekenkamerfunctie gelet een vast (belast) bedrag van € 120,-- per maand. Het bedrag wordt naar rato van de duur van de activiteiten toegepast. Zolang een commissie ‘slapend’ is, althans niet actief, ontvangen de leden geen toelage: niet de duur van het lidmaatschap is van belang, maar de duur van

De Raad stelt vast wanneer er sprake is van een bijzondere commissie.

Artikel 3 Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden voor reizen buiten de gemeente

Ingevolge artikel 96, in samenhang met artikel 97 van de Gemeentewet kunnen kosten voor (dienst)reizen buiten het grondgebied van de gemeente alleen op basis van een verordening van de gemeenteraad worden vergoed. In deze bepaling is bij verordening geregeld dat raads- en commissieleden een vergoeding van de reis- en verblijfkosten voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente kunnen krijgen ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur. Onder reizen ‘buiten de gemeentegrenzen’ kunnen ook de buitenlandse reizen worden geschaard. De naar redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten voor dienstreizen in het buitenland, die door of vanwege de gemeente zijn georganiseerd, komen ook voor vergoeding in aanmerking. De hoogte van de vergoeding voor noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte verblijfkosten is gelijk aan de vergoedingsregeling voor wethouders.

 

Artikel 4 Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing

Voor raads- en commissieleden is expliciet bepaald dat de kosten voor niet-partijpolitiek georiënteerde functionele scholing, zoals deelname aan congressen en opleidingen, ten laste kunnen worden gebracht van de gemeente. Partijpolitieke scholing komt niet voor vergoeding door de gemeente in aanmerking. De inhoud van de scholing is bepalend of deze al dan niet partijpolitiek georiënteerd is. Wanneer scholing verzorgd wordt door een politieke partij betekent dat niet automatisch dat die scholing partijpolitiek georiënteerd is.

Om in aanmerking te komen voor vergoeding van de scholingskosten, moet gemotiveerd worden dat het gaat om functiegerichte scholing. Scholing is functiegericht als zij beoogt de voor de functie benodigde vakkennis en vaardigheden te verwerven dan wel actueel te houden. Scholing is partijpolitiek georiënteerd als zij geheel of gedeeltelijk tot doel heeft betrokkene op te leiden in het gedachtegoed van de desbetreffende partij.

Overigens kan de gemeente ook zelf dit soort scholing (laten) verzorgen. Ook die lasten komen voor rekening van de gemeente.

Er is ruimte voor lokale accenten. Op grond van het tweede lid kan de raad nadere regels stellen voor de scholing van zijn leden. Deze nadere regels kunnen bijvoorbeeld in een scholingsplan komen te staan. In dit plan kunnen procedureregels voor individuele scholingsverzoeken worden opgenomen als ook regels over de hoogte van de tegemoetkoming. Dit plan kan vervolgens als handvat dienen bij toetsing van individuele scholingsaanvragen. Het beoordelen van en/of fiatteren van scholingsaanvragen kan worden gemandateerd aan de griffier.

Artikel 5 Verhoging vergoeding commissieleden (niet-raadsleden) voor het bijwonen van commissievergaderingen i.v.m. bijzondere deskundigheid of zwaarte taak

De hoogte van de vergoeding voor leden van gemeentelijke commissies, die zijn ingesteld op basis van artikel 82, 83 en 84 van de Gemeentewet zijn imperatief bepaald op een vast bedrag per inwonersklasse voor elke bijgewoonde vergadering van de commissie.

In bepaalde gevallen, zoals bij bijzondere deskundigheid en/of zwaarte van de taak in de commissie, is het mogelijk om een hoger bedrag aan vergoeding per vergadering toe te kennen dan bepaald in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Het kan bijvoorbeeld gaan om een raadscommissie met een bijzondere opdracht die een hogere belasting kent voor één of meer commissieleden. Door het verordeningsvereiste kan op lokaal niveau een algemene en politieke afweging worden gemaakt.

Artikel 6 Informatie- en communicatievoorzieningen

Het college van burgemeester en wethouders stelt ten laste van de gemeente aan een raads- of commissielid voor de duur van de uitoefening van zijn functie de noodzakelijke informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking. Ook commissieleden kunnen aanspraak maken op ICT-middelen op grond van artikel 3.4.4 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Onder informatie- en communicatievoorzieningen wordt ook verstaan een smartphone, een computer en de daarbij behorende (internet)abonnementen. Er mag slechts één computer worden verstrekt. Een computer is een desktop, laptop, tablet- of minicomputer. De verstrekking vindt plaats op basis van een door het college vastgestelde bruikleenovereenkomst.

Voor raads- en commissieleden aan wie reeds vóór of uiterlijk op 31 december 2018 een vergoeding is toegekend geldt overgangsrecht. Voor hen geldt de regeling op basis van de vervallen Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2016.

 

Artikel 9 Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

In het kader van de werkkostenregeling op grond van artikel 31 Wet op de loonbelasting 1964 is een aantal vergoedingen in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de verordening aangewezen als eindheffingsbestanddeel. De gemeente draagt in dat geval de loonbelasting, waardoor de vergoeding belastingvrij (netto) aan de politieke ambtsdrager kan worden overgemaakt. Anders worden deze door de Belastingdienst als loon gezien en moet hierover bij de politieke ambtsdragers loonbelasting worden ingehouden. In het kader van de werkkostenregeling kan in de financiële administratie worden aangegeven of een verstrekking of vergoeding onder de gerichte vrijstellingen, intermediaire kosten of onder de nihil-waarderingen valt.

Gemeenten mogen daarnaast een verstrekking of vergoeding in de vrije ruimte (tot 1,2% fiscale loonsom) onderbrengen zonder fiscale consequenties. Indien de grens van 1,2% wordt overschreden, zal de gemeente 80% eindheffing moeten betalen.

Artikel 10 en 1 1 Betaling vaste vergoedingen en declaratie van onkosten

In de verordening zijn de twee manieren van betaling aangegeven. Ook is aangegeven in welke gevallen welke betalingswijze aan de orde is en welke procedurevoorschriften in acht genomen moeten worden. Hierbij gaat de voorkeur uit naar rechtstreekse facturering bij de gemeente, en daarna declaratie van vooruitbetaalde kosten.

Naar boven