Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Echt-Susteren houdende regels omtrent de afvalstoffenheffing en reinigingsrechten (Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2020)

De raad van de gemeente Echt-Susteren,

 

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van Echt-Susteren d.d. dinsdag 16 april 2019 en 2 juli 2019 met kenmerk Z19/006745;

 

gezien het advies van de commissie d.d. dinsdag 21 mei 2019;

 

gelet op het bepaalde in artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b van de Gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

 

Besluit:

  • 1.

    de Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2020 vast te stellen;

  • 2.

    de financiële mutaties op te nemen in de conceptbegroting 2020.

HOOFDSTUK I. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Inleidende bepaling

Krachtens deze verordening worden geheven:

  • a.

    de afvalstoffenheffing

  • b.

    de reinigingsrechten

Artikel 2. Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    Perceel: een gebouwde onroerende zaak, of gedeelte ervan, dat blijkens indeling en inrichting bestemd is om als afzonderlijk geheel door een particuliere huishouding te worden gebruikt; met perceel wordt gelijkgesteld: een stacaravan, een woonboot, een woonwagen en een demontabel zomer- of vakantiehuisje, indien gebruikt door een particuliere huishouding.

  • 2.

    Groep van percelen: een groep van meerdere percelen, waarvoor op grond van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Echt-Susteren, voor de inzameling van restafval gemeenschappelijk gebruik wordt gemaakt van één of meerdere verzamelcontainers.

  • 3.

    Bedrijfspand: een gebouwde onroerende zaak, of een zelfstandig gebruikt gedeelte ervan, geen perceel of groep van percelen zijnde.

  • 4.

    Huishoudelijk afval: afvalstoffen afkomstig uit particuliere huishoudens, afvalwater en autowrakken daaronder niet begrepen, behoudens voor zover het afgegeven of ingezamelde bestanddelen van die afvalstoffen betreffen, die zijn aangewezen als gevaarlijke afvalstoffen.

  • 5.

    Bedrijfsafval: afval, afkomstig van kleine bedrijven, kantoren en winkels dat naar aard, omvang en samenstelling gelijk is te stellen aan huishoudelijk afval.

  • 6.

    Container: het van gemeentewege voor de inzameling van groente-, fruit- en tuinafval en/of restafval verstrekt inzamelmiddel in de vorm van een 40 liter afvalemmer, 240 liter restafval container en een 240 liter gft container.

  • 7.

    Ondergrondse verzamelcontainer: collectieve voorziening voor de inzameling van groente-, fruit- en tuinafval en/of restafval ten behoeve van de hoog- en laagbouw.

  • 8.

    Kalenderweek: een aaneengesloten periode van zeven dagen, beginnende met een maandag en eindigende met een zondag;

  • 9.

    Gebruik maken: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer

HOOFDSTUK II. AFVALSTOFFENHEFFING

Artikel 3. Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam 'afvalstoffenheffing' wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer (Stb. 1994, 80).

  • 2.

    De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens artikel 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 4. Belastingplicht

  • 1.

    De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge artikel 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

  • 2.

    Voor de toepassing van het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt:

    • a.

      degene die naar de omstandigheden beoordeelt al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van het perceel;

    • b.

      in geval een gedeelte van een perceel ten gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte ten gebruiken heeft afgestaan.

Artikel 5. Maatstaf van de heffing en belastingtarief

De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in hoofdstuk 1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 6. Belastingjaar

Met betrekking tot de belasting die per jaar wordt geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7. Wijze van heffing

De belasting als bedoeld in hoofdstuk 1 van de tarieventabel wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting in hoofdstuk 1, onderdeel 1.1 van de tarieventabel is verschuldigd bij het begin van het kalenderjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting, bedoeld in hoofdstuk 1, onderdeel 1.1 van de tarieventabel, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, wordt ontheffing verleend over zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting, zoals bedoeld in hoofdstuk 1, onderdeel 1.1, als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden over blijven.

  • 4.

    Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.

  • 5.

    Voor de beoordeling van de vraag tot welke tariefgroep een belastingplichtige behoort geldt als peildatum 1 januari van het belastingjaar. Indien de belastingplicht aanvangt in de loop van het belastingjaar geldt als peildatum voor het resterend deel van het belastingjaar het tijdstip van aanvang van de belastingplicht.

Artikel 9. Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moet de aanslag worden betaald:

    • a.

      Bij niet-automatische incasso:

      In twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede een maand later.

    • b.

      Bij automatische incasso:

      in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog niet geëindigde maanden in het kalenderjaar overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen tenminste vier en maximaal tien bedraagt.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid onder b geldt, dat de aanslagen moeten worden betaald in twee gelijke betaaltermijnen, ingeval het totaalbedrag van de op een aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar een aanslag bevat, het bedrag van deze aanslag hoger is dan € 20.000,00. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn een maand later;

  • 3.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in dit artikel gestelde termijnen.

HOOFDSTUK III. REINIGINGSRECHTEN

Artikel 10. Belastbaar feit

Onder de naam "reinigingsrechten" worden rechten geheven zowel voor het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of onderhoud zijn.

Artikel 11. Belastingplicht

De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.

Artikel 12. Belastingjaar

Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 13. Maatstaf van de heffing en belastingtarief

De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in hoofdstuk 2 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 14. Wijze van heffen

De rechten als bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel worden bij wege van aanslag geheven.

Artikel 15. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De rechten in hoofdstuk 2, onderdeel 2.1 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij het begin van het kalenderjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, zijn de rechten, bedoeld in hoofdstuk 2, onderdeel 2.1 van de tarieventabel, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, wordt ontheffing verleend over zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten, zoals bedoeld in hoofdstuk 2, onderdeel 2.1 van de tarieventabel, als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht nog volle kalendermaanden over blijven.

  • 4.

    Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in feitelijk gebruik neemt.

Artikel 16. Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moet de aanslag worden betaald:

    • a.

      Bij niet-automatische incasso:

      In twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede een maand later.

    • b.

      Bij automatische incasso:

      in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog niet geëindigde maanden in het kalenderjaar overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen tenminste vier en maximaal tien bedraagt.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid onder b geldt, dat de aanslagen moeten worden betaald in twee gelijke betaaltermijnen, ingeval het totaalbedrag van de op een aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar een aanslag bevat, het bedrag van deze aanslag hoger is dan € 20.000. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn een maand later;

  • 3.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in dit artikel gestelde termijnen.

HOOFDSTUK IV. AANVULLENDE BEPALINGEN

Artikel 17. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de afvalstoffenheffing en de reinigingsrechten.

Artikel 18 Inwerkingtreding en citeerartikel

  • 1.

    De "Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2017", vastgesteld bij raadsbesluit van 14 december 2016, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    De “Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrecht 2020”, vastgesteld bij raadsbesluit van 6 juni 2019, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing.

  • 3.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 4.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020.

  • 5.

    Deze verordening kan worden aangehaald als de "Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2020".

 

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad d.d. 9 juli 2019.

mr. M.M.W.H.Y. Hermans

griffier

dr. J.W.M.M.J. Hessels

burgemeester

Bijlage 1 Tarieventabel

behorende bij de "Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2020"

 

Algemeen

De bedragen genoemd in deze tabel zijn inclusief omzetbelasting indien deze verschuldigd is.

 

Hoofdstuk 1. Maatstaven en jaarlijkse tarieven afvalstoffenheffing

 

Hoofdstuk 1.1 Vast tarief afvalstoffenheffing

1.1 De belasting voor eenpersoonshuishoudens bedraagt per perceel per belastingjaar € 101

1.2 De belasting voor meerpersoonshuishoudens bedraagt per perceel per belastingjaar € 155

 

Hoofdstuk 1.2 Variabel tarief afvalstoffenheffing

1.2.1. Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1.1 bedraagt de belasting

per lediging van:

  • a.

    Een mini-container, bestemd voor GFT-afval met een inhoud van 240 liter € 0,00

  • b.

    Een mini-container, bestemd voor restafval met een inhoud van 240 liter € 9,00

  • c.

    Een mini-container, bestemd voor restafval met een inhoud van 40 liter € 1,50

1.2.2. Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1.1 bedraagt de belasting voor

percelen die voor de afvalverwijdering zijn aangewezen op het

ondergrondse inzamelsysteem per aanbieding bij:

  • a.

    Een inwerptrommel van 60 liter € 2,25

  • b.

    Een inwerptrommel van 30 liter € 1,15

Hoofdstuk 2. Maatstaven en jaarlijkse tarieven reinigingsrechten

 

Hoofdstuk 2.1 Vast tarief reinigingsrechten

2.1. Het recht bedraagt per bedrijfspand of zelfstandig gebruikt gedeelte daarvan per belastingjaar € 155

 

Hoofdstuk 2.2 Variabel tarief reinigingsrechten

2.2.1. Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 2.1 bedragen de reinigingsrechten

voor bedrijfsafval per lediging van:

  • a.

    Een mini-container, bestemd voor GFT-afval met een inhoud van 240 liter € 0,00

  • b.

    Een mini-container, bestemd voor restafval met een inhoud van 240 liter € 9,00

  • c.

    Een mini-container, bestemd voor restafval met een inhoud van 40 liter € 1,50

 

2.2.2. Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 2.1 bedragen de reinigingsrechten voor

bedrijfsafval die voor de afvalverwijdering zijn aangewezen op het

ondergrondse inzamelsysteem per aanbieding bij:

  • a.

    Een inwerptrommel van 60 liter € 2,25

  • b.

    Een inwerptrommel van 30 liter € 1,15

 

Behoort bij besluit van de raad van 9 juli 2019

 

 

 

Naar boven