1e wijzigingsverordening maatschappelijk ondersteuning en jeugdhulp 2017, gemeente Utrechtse Heuvelrug

De raad van de gemeente Utrechtse Heuvelrug;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van (datum);

 

gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4 eerste, tweede, derde en zevende lid, 2.1.5 eerste lid, 2.1.6, 2.1.7, 2.3.6 vierde lid en 2.6.6 eerste lid van de Wet maatschappelijke ondersteuning; gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1 vierde lid van de Jeugdwet.

 

BESLUIT

 

Over te gaan tot vaststelling van de volgende wijzigingsverordening:

 

1e wijzigingsverordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Utrechtse Heuvelrug 2017

Artikel I Wijzigingen

De Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Utrechtse Heuvelrug 2017 wordt als volgt gewijzigd.

 

Aan artikel 1 worden de volgende begripsbepaling toegevoegd:

formele zorgaanbieder A:

natuurlijke personen en rechtspersonen die beroepsmatig of bedrijfsmatig zorg verlenen en zijn ingeschreven bij de Kamer van Koophandel als onderneming of als ZZP’er, of is ingeschreven in het BIG-register en die voldoen aan de kwaliteitseisen van een door de gemeente gecontracteerde aanbieder.

formele zorgaanbieder B:

natuurlijke personen en rechtspersonen die beroepsmatig of bedrijfsmatig zorg verlenen en zijn ingeschreven bij de Kamer van Koophandel als onderneming of als ZZP’er, of is ingeschreven in het BIG-register en die niet voldoen aan de kwaliteitseisen van een door de gemeente gecontracteerde aanbieder.

sociaal netwerk:

personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt;

 

Artikel 7 komt te luiden:

  • 1.

    ...

  • 2.

    Voor of tijdens het gesprek verschaft de cliënt aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij de cliënt op dat moment redelijkerwijs de beschikking kunnen kan krijgen.

  • 3.

    De cliënt verstrekt, in geval van een melding in het kader van de Wmo, in ieder geval een identificatie-documentatie als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage. Het college kan, in het geval van een melding in het kader van de Jeugdwet, om eenzelfde identificatiedocument verzoeken.

  • 4.

    Als de cliënt genoegzaam bekend is bij de gemeente, kan het college met in overeenstemming met de cliënt afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

Artikel 13 komt te luiden:

  • 1.

    ...

  • 2.

    ...

  • 3.

    ...

  • 4.

    De hoogte van een pgb voor een Wmo-voorziening wordt vastgesteld voor:

    • a.

      een zaak: op basis van de kostprijs van de zaak die de cliënt zou hebben ontvangen als de zaak in natura zou zijn verstrekt en rekening houdende met een reële termijn voor de technische afschrijving en de onderhouds- en verzekeringskosten;

    • b.

      huishoudelijke hulp:

      • 1°.

        HH1 en HH2: door een formele zorgaanbieder A of B: € 19,39 per uur in 2019 en daarna jaarlijks geïndexeerd met het indexeringspercentage voor een door de gemeente gecontracteerde aanbieder voor Wmo-begeleiding;

      • 2°.

        HH1 en HH2 door een persoon uit het sociale netwerk: € 16,06 per uur in 2019 en daarna jaarlijks geïndexeerd met het indexeringspercentage voor een door de gemeente gecontracteerde aanbieder voor Wmo-begeleiding;

    • c.

      individuele begeleiding, zowel basis als specialistisch:

      • 1°.

        uitgevoerd door een formele zorgaanbieder A: op basis van het toepasselijke tarief per uur dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder;

      • 2°.

        uitgevoerd door een formele zorgaanbieder B: op basis van 80 % van het toepasselijke tarief per uur dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder;

      • 3°.

        uitgevoerd door een persoon uit het sociale netwerk: op basis van 50% van het toepasselijke tarief per uur of resultaat dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder;

    • d.

      groepsbegeleiding en dagbesteding:

      • 1°.

        uitgevoerd door een formele zorgaanbieder A: op basis van het toepasselijke tarief per uur dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder;

      • 2°.

        uitgevoerd door een formele zorgaanbieder B: op basis van 80 % van het toepasselijke tarief per uur dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder;

    • e.

      kortdurend verblijf en respijtzorg:

      • 1°.

        uitgevoerd door een formele zorgaanbieder A: op basis van het toepasselijke tarief per uur dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder;

      • 2°.

        uitgevoerd door een formele zorgaanbieder B of door een persoon uit het sociale netwerk: op basis van 80% van het toepasselijke tarief per uur dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder;

  • 5.

    De tegemoetkoming voor een hulp uit het sociaal netwerk als bedoeld in artikel 2 van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 bedraagt maximaal € 141 per kalendermaand, voor zover van toepassing aangevuld met een tegemoetkoming voor schoonmaakmiddelen, levensmiddelen, kleding of reiskosten ten behoeve van de hulp overeenkomstig de door het college daarvoor vastgestelde bedragen.

  • 6.

    De hoogte van een pgb voor een Jeugdwet-voorziening wordt vastgesteld op:

    • a.

      uitgevoerd door een formele zorgaanbieder A of B: 90% van het toepasselijke tarief per uur dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder;

    • b.

      uitgevoerd door een persoon uit het sociaal netwerk en indien sprake is van een tarief per dag of per dagdeel: 50% van het toepasselijke tarief dat hiervoor zou worden gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder;

    • c.

      uitgevoerd door een persoon uit het sociaal netwerk en indien sprake is van een tarief per uur: het in tweede lid van artikel 5.22 van de Regeling langdurige zorg genoemde gangbare tarief voor een persoon uit het sociale netwerk;

  • 7.

    Een cliënt aan wie een pgb wordt verstrekt, kan diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen onder de volgende voorwaarden betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk als:

    • a.

      deze persoon hiervoor een tarief hanteert dat niet hoger is dan het op grond van het derde en vierde lid gehanteerde tarief.

    • b.

      tussenpersonen of belangenbehartigers niet uit het pgb worden betaald.

Artikel 16 komt te luiden:

  • 1.

    Het college onderzoekt periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, het gebruik van maatwerkvoorzieningen en pgb’s met het oog op de beoordeling van de kwaliteit en recht- en doelmatigheid daarvan.

  • 2.

    Het college wijst personen aan die zijn belast met het houden van toezicht op de naleving van rechtmatige uitvoering van de wet alsmede deze verordening, waaronder de bestrijding van misbruik, oneigenlijk gebruik en niet-gebruik van de wet of deze verordening.

Artikel 19 komt te luiden

  • 1.

    ...

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid is geen bijdrage verschuldigd voor:

    • a.

      Woonvoorzieningen van niet-bouwkundige aard.

  • 3.

    De bijdrage, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, dan wel het totaal van de bijdragen, is gelijk aan de kostprijs, tot aan ten hoogste € 17,50 per bijdrageperiode voor de cliënt of de gehuwde cliënten tezamen tenzij overeenkomstig artikel 2.1.4, derde lid van de Wmo of hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 een lagere bijdrage is verschuldigd.

  • 4.

    De kostprijs van een:

    • a.

      maatwerkvoorziening wordt bepaald door een aanbesteding, na consultatie in de markt of na overleg met de aanbieder;

    • b.

      pgb is gelijk aan de hoogte van het pgb.

  • 5.

    In de gevallen, bedoeld in artikel 2.1.4, zevende lid, van de Wmo, worden de bijdragen voor een maatwerkvoorziening of pgb worden door het CAK vastgesteld en geïnd.

  • 6.

    De bijdrage voor een maatwerkvoorziening of pgb ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt is verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is toegewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.

  • 7.

    Indien het betalen van (het totale bedrag van) de verschuldigde eigen bijdrage, wegens bijzondere omstandigheden, redelijkerwijs niet van de cliënt kan worden gevergd, kan het college besluiten een lagere eigen bijdrage op te leggen of de eigen bijdrage geheel niet op te leggen.

Artikel II Overgangsrecht

Aanvragen die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze wijzigingsverordening worden afgehandeld volgens het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wijzigingsverordening.

Artikel III Inwerkingtreding

Deze wijzigingsverordening treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2019.

Artikel IV Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: 1e Wijzigingsverordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Utrechtse Heuvelrug 2017.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van (invullen datum).

de raad van de gemeente Utrechtse Heuvelrug

de griffier

W. Hooghiemstra

de voorzitter

G.F. Naafs

Naar boven