Mandaatbesluit gemeente Molenlanden voor de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid 2019

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Molenlanden, houdende de verlening van mandaat en machtiging aan de directeur van de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Molenlanden,

 

g elet op

  • afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid;

 

b esluit

vast te stellen:

het Mandaatbesluit gemeente Molenlanden voor de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid

 

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit besluit en daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    algemeen bestuur: het algemeen bestuur van de Omgevingsdienst;

  • b.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente;

  • c.

    directeur: de directeur van de Omgevingsdienst, bedoeld in artikel 23 van de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Zuid Holland Zuid;

  • d.

    gemeente: de gemeente Molenlanden;

  • e.

    medewerkers: functionarissen werkzaam bij de Omgevingsdienst. Hieronder worden verstaan zij die zijn aangesteld krachtens publiekrecht, zij met wie een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht is aangegaan en zij die op basis van een overeenkomst van opdracht bij de Omgevingsdienst werkzaam zijn;

  • f.

    Omgevingsdienst: het openbaar lichaam Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid, bedoeld in artikel 2 van de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Zuid Holland Zuid.

Artikel 2 Mandaat

  • 1.

    Aan de directeur wordt mandaat verleend overeenkomstig de bij dit besluit behorende mandaatlijst.

  • 2.

    Mandaten kunnen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van besluiten die voortvloeien uit of verband houden met een ander besluit waartoe de directeur bevoegd is krachtens dit mandaatbesluit.

  • 3.

    Indien ten gevolge van wijziging van wet- en regelgeving bevoegdheden, als bedoeld in de bij dit besluit behorende mandaatlijst gaan strekken ter uitvoering van andere wet- en regelgeving dan waarvan zij ten tijde van het in werking treden van dit besluit strekten, dan wel indien in de uitoefening ten gevolge van een dergelijke wijziging veranderingen optreden, blijven zij, voor zover hun strekking en omvang door die wijziging niet wezenlijk veranderen, behoren tot de bevoegdheden zoals genoemd in de bij dit besluit behorende mandaatlijst, die aan de Omgevingsdienst zijn opgedragen.

Artikel 3 Ondermandaat

  • 1.

    De directeur kan de bevoegdheden, genoemd in artikel 2, eerste lid, in ondermandaat opdragen aan medewerkers van de Omgevingsdienst.

  • 2.

    Artikel 2, tweede en derde lid, artikel 4 en artikel 5 zijn van overeenkomstige toepassing op de uitoefening van bevoegdheden in ondermandaat.

Artikel 4 Machtiging

De directeur, alsmede de medewerkers van de Omgevingsdienst aan wie overeenkomstig artikel 3, eerste lid, ondermandaat is gegeven, zijn gemachtigd om namens het college aan de gemandateerde bevoegdheden gelieerde feitelijke handelingen te verrichten, zijnde handelingen die geen rechtsgevolg hebben.

Artikel 5 Kaders en beleid

  • 1.

    De directeur betrekt bij de uitoefening van de aan hem opgedragen bevoegdheden het beleid van het college ter zake, alsmede de door de gemeenteraad van de gemeente vastgestelde kaders.

  • 2.

    De directeur neemt bij de aan hem in mandaat opgedragen bevoegdheden de algemene instructies en de instructies per geval van het college in acht, als bedoeld in artikel 10:6, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 3.

    Het college treedt bij voorgenomen nieuw beleid of beleidswijzigingen in overleg met de Omgevingsdienst inzake uitvoeringsaspecten indien dat beleid raakt aan de taken en bevoegdheden die de Omgevingsdienst uitvoert.

  • 4.

    Het college zendt de directeur alle benodigde informatie noodzakelijk voor de uitvoering van het bepaalde in het eerste lid.

  • 5.

    Indien de directeur in afwijking van het bepaalde in het eerste lid wenst te besluiten, treedt hij hierover in overleg met het college.

Artikel 6 Informatieplicht

  • 1.

    Een ieder aan wie bij of krachtens dit besluit mandaat of ondermandaat is verleend informeert het college bij zwaarwegende omstandigheden en gebeurtenissen die betrekking hebben op de gemandateerde bevoegdheden.

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid, heeft de directeur een aan de uitoefening van de bevoegdheid voorafgaande informatieplicht en een signaleringsplicht jegens het college indien de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid voor het college naar verwachting politieke en maatschappelijke gevolgen kan hebben of indien een besluit tot consequentie kan hebben dat de gemeente aansprakelijk zal worden gesteld of anderszins aangesproken zal worden. In de gevallen bedoeld in de vorige volzin verschaft de directeur alle benodigde informatie en voert hij overleg met het college alvorens de bevoegdheden bedoeld in artikel 2 uit te oefenen.

Artikel 7 Ondertekening

Indien een brief wordt ondertekend of een besluit wordt genomen bij of krachtens dit mandaatbesluit, wordt bij de ondertekening aangegeven dat dit namens het college is gedaan.

Artikel 8 Slotbepalingen

  • 1.

    Met ingang van de dag van inwerkingtreding van dit besluit wordt ingetrokken het Mandaatbesluit Omgevingsdienst ZHZ 2014 gemeente Molenwaard, het Mandaatbesluit van het college van burgemeester en wethouders van Giessenlanden voor de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid 2015 en alle bijbehorende wijzigingsbesluiten.

  • 2.

    Dit besluit wordt, overeenkomstig artikel 3:42, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, bekendgemaakt in het Gemeenteblad van de gemeente Molenlanden en werkt terug tot en met 1 januari 2019.

  • 3.

    Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit gemeente Molenlanden voor de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid.

 

Aldus besloten door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Molenlanden op 28 mei 2019.

de secretaris,

drs. F. Jonker

de burgemeester,

D.R. van der Borg

MANDAATLIJST als bedoeld in artikel 2 van het Mandaatbesluit gemeente Molenlanden voor de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid

 

 

Bevoegdheden

Toelichting/voorwaarden

 

ALGEMEEN

1.

Het uitoefenen van proceshandelingen in bestuursrechtelijke procedures.

Betreft proceshandelingen in bestuursrechtelijke procedures zoals het voeren van verweer indien het besluit in mandaat is genomen door de directeur of een onder zijn verantwoordelijkheid vallende medewerker en het vragen van uitstel van behandeling van bezwaar- en beroepszaak.

2.

De bevoegdheid tot het machtigen van medewerkers om het college te vertegenwoordigen in bestuursrechtelijke procedures.

 

3.

De bevoegdheid tot het machtigen van medewerkers om namens het college binnen de grenzen van het geschil en het daarmee gepaarde gaande financiële belang, mee te werken aan finale geschillenbeslechting en toezeggingen ten aanzien daarvan te doen.

Betreft de werkwijze 'Nieuwe zaaksbehandeling'. Afstemming vindt plaats met de gemeente.

4.

De bevoegdheid tot het nemen van besluiten op grond van:

a. artikel 4:5 en 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht inzake het niet behandelen van een aanvraag en het afdoen van een nieuwe aanvraag na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking;

b. artikel 4:7 en 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht inzake het horen van de aanvrager en de belanghebbende;

c. afdeling 4.1.3 van de Algemene wet bestuursrecht inzake de beslistermijn;

d. titel 4.4 van de Algemene wet bestuursrecht inzake bestuursrechtelijke geldschulden, m.u.v. afdeling 4.4.4 van de Algemene wet bestuursrecht (aanmaning en invordering bij dwangbevel);

e. artikel 8:29, artikel 8:51a, 8:51b8:51c, 8:80a en 8:80b van de Algemene wet bestuursrecht inzake geheimhouding, de bestuurlijke lus en tussenuitspraak;

f. afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht inzake de uniforme openbare voorbereidingsprocedure.

 

5.

De bevoegdheid tot het aanvragen en verantwoorden van subsidies, voor zover het bevoegdheden van het college betreft, op basis van regelingen van andere overheidsorganen, het Rijk en de Europese Unie, alsmede het aangaan van uitvoeringsovereenkomsten ter verkrijging van deze subsidies.

Mits en voor zover de vertegenwoordiger van de gemeente in het algemeen bestuur heeft aangegeven akkoord te gaan met het aanvragen van de betreffende subsidie namens zijn gemeente in het geval sprake is van de uitvoering van programmataken, als bedoeld in artikel 4, eerste lid van de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid.

6.

Het uitoefenen van de bevoegdheden op grond van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Omvat mede het, voorafgaand aan het vragen van advies aan het Landelijk Bureau Bibob, uit te voeren eigen onderzoek, alsmede het nemen van besluiten op grond van artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

7.

Het uitoefenen van bevoegdheden op grond van de Wet openbaarheid van bestuur.

Het mandaat omvat zowel de bevoegdheid tot het nemen van besluiten en het verrichten van handelingen strekkend tot passieve openbaarmaking (artikel 3 van de Wet openbaarheid van bestuur), als tot het nemen van besluiten en het verrichten van handelingen strekkend tot actieve openbaarmaking (artikel 8 van de Wet openbaarheid van bestuur).

 

VERGUNNINGVERLENING

 

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

8.

De bevoegdheid tot het nemen van besluiten op grond van hoofdstuk 2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en procedurehandelingen in het kader van voorbereidingsprocedures op grond van Hoofdstuk 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Aanvragen voor afwijkingen bestemmingsplan, monumenten, inritten en het kappen van bomen worden voor advies voorgelegd aan de gemeente.

Het vergunningonderdeel verkeer wordt voor advies voorgelegd aan de gemeente.

Vanaf 1 januari 2020 wordt deze bevoegdheid uitgeoefend voor zover het betreft het nemen van besluiten op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder e en i van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht juncto artikel 2.2a van het Besluit omgevingsrecht.

9.

De bevoegdheid tot het nemen van besluiten over, op grond van wet- en regelgeving of vergunningvoorschriften, te overleggen meldingen, rapportages en soortgelijke documenten.

 

 

Wet milieubeheer

10.

De bevoegdheid tot het in behandeling nemen en beoordelen van meldingen en het nemen van besluiten ingevolge het gestelde bij of krachtens de artikelen in paragraaf 8.1 van de Wet milieubeheer.

 

11.

De bevoegdheid tot het nemen van besluiten op grond van hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer inzake milieueffectrapportage, in het kader van een vergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Betreft de procedurestappen, het advies reikwijdte en detailniveau milieueffectrapportageprocedure (m.e.r.) en het besluit m.e.r.-beoordeling.

 

Waterwet

12.

De bevoegdheid tot het nemen van besluiten ingevolge artikel 3.8 van de Waterwet inzake het zorgdragen voor de met het oog op een doelmatig en samenhangend waterbeheer benodigde afstemming van taken en bevoegdheden, voor zover het betreft de indirecte lozingen van inrichtingen.

Betreft de samenwerking met de waterbeheerder bij het stellen van voorschriften voor indirecte lozingen bij inrichtingen.

 

Wet vervoer gevaarlijke stoffen

13.

De bevoegdheid tot het nemen van besluiten op grond van artikel 29 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen inzake het verlenen van ontheffing als bedoeld in artikel 28 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen.

 

 

Besluit bodemkwaliteit

14.

Het toetsen van meldingen inzake het toepassen van grond, baggerspecie en bouwstoffen als bedoeld in het Besluit bodemkwaliteit.

 

 

Besluit lozen buiten inrichtingen

15.

Het in ontvangst nemen en behandelen van een melding als bedoeld in artikel 1.10 en 1.10a van het Besluit lozen buiten inrichtingen, alsmede de bevoegdheid tot het nemen van besluiten op grond van hoofdstuk 3 en 3a van dat besluit.

 

 

Vuurwerkbesluit

16.

De bevoegdheid tot het nemen van besluiten op grond van het Vuurwerkbesluit inzake het stellen, wijzigen, aanvullen en intrekken van nadere eisen.

 

 

Woningwet, Bouwbesluit en B ouwverordening

17.

De bevoegdheid tot het nemen van besluiten, het in ontvangst nemen van een melding, het uitvoeren van een beoordeling op grond van de artikelen 1.17, 1.18, 1.19, 1.20, 1.21, 1.22, 1.24, 1.25, 1.26, 1.28, 1.29, 1.30, 1.33, 6.18, 6.20, 6.23, 6.30, 6.36, 6.37, 6.38, 6.40, 7.6, 7.20, 8.3, 8.4 en 8.7 van het Bouwbesluit 2012 alsmede de daarmee samenhangende overige rechtshandelingen en overige publiekrechtelijke toestemmingen.

Dit mandaat geldt tot 1 januari 2020, met uitzondering van de bevoegdheid tot het in ontvangst nemen van een sloopmelding op grond van artikel 1.26 Bouwbesluit 2012 voor het bedrijfsmatig verwijderen van asbest en het stellen van nadere voorwaarden na een ingediende sloopmelding op grond van artikel 1.29 Bouwbesluit 2012 voor het bedrijfsmatig verwijderen van asbest.

18.

De bevoegdheid tot het nemen van besluiten op grond van de Bouwverordening, voor zover het betreft:

a. De bevoegdheid om te beslissen over het geheel of gedeeltelijk afwijken van de plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport, als bedoeld in artikel 2.1.5;

b. De bevoegdheid tot het opleggen van voorwaarden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen, als bedoeld in artikel 2.4.2.

Dit mandaat geldt tot 1 januari 2020.

 

Wet veiligheidsregio’s, Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen

19.

De bevoegdheid tot het nemen van besluiten op grond van de artikelen 2.1 en 2.5 van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen.

Dit mandaat geldt tot 1 januari 2020.

 

TOEZICHT EN HANDHAVING

20.

De bevoegdheid tot het aanwijzen van medewerkers belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens:

a. de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de in artikel 5.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht genoemde wetten;

b. het Vuurwerkbesluit en de Wet veiligheidsregio’s.

 

21.

Het voeren van correspondentie in het kader van toezicht en handhaving, waaronder in ieder geval begrepen:

- een bezoekbevestigingsbrief;

- een constateringsbrief;

- een voorwaarschuwingsbrief;

- een vooraankondiging ten behoeve van een last onder bestuursdwang of ten behoeve van een last onder dwangsom / hoorbrief;

- vorderingen om informatie in het kader van de controle op de naleving van regelgeving, alsmede de reacties op de in dit kader toegezonden informatie (artikel 5.16 Algemene wet bestuursrecht).

 

22.

De bevoegdheid tot het uitoefenen van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens:

a. de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de in artikel 5.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht genoemde wetten, juncto 5.2 van die wet;

b. het Vuurwerkbesluit en de Wet veiligheidsregio’s.

Een ongewoon voorval als bedoeld in hoofdstuk 17 van de Wet milieubeheer wordt zo spoedig mogelijk doorgemeld aan de burgemeester van de gemeente.

Het mandaat omvat tevens de bevoegdheid tot het uitoefenen van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens artikel 92 van de Woningwet en paragraaf 1.7 van het Bouwbesluit 2012 met betrekking tot het bedrijfsmatig verwijderen van asbest.

23.

De bevoegdheid tot het nemen van besluiten op grond van:

a. de afdelingen 5.3.1 en 5.3.2 van Titel 5.3 (Herstelsancties) van de Algemene wet bestuursrecht juncto artikel 125 van de Gemeentewet;

b. de Algemene wet bestuursrecht juncto artikel 125 van de Gemeentewet op verzoeken van derden om handhavend op te treden;

c. de artikelen 5.14 tot en met 5.18 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht inzake het opleggen van de last onder bestuursdwang en de last onder dwangsom;

d. de artikelen 13 en 13A van de Woningwet inzake het verplichten tot het treffen van voorzieningen aan een gebouw of een bouwwerk, niet zijnde een gebouw, alsmede het nemen van besluiten op grond van artikel 15 van de Woningwet strekkende tot het opleggen van een last onder bestuursdwang of last onder dwangsom;

e. op grond van artikel 92 van de Woningwet juncto de artikelen 5.2, tweede lid, en 5.3 tot en met 5.25 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Het opleggen van een last onder dwangsom en een last onder bestuursdwang geschiedt in afstemming met de gemeente.

 

 

Naar boven