Beleidsregel giften Participatiewet IOAW en IOAZ gemeente Tholen 2018

Burgemeester en wethouders van de gemeente Tholen;

 

gelezen het voorstel van de afdeling Werk en Inkomen tot vaststelling van beleidsregels inzake de giften

 

gelet op artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 31 lid 2 M, van de Participatiewet gemeente Tholen 2018;

 

 

BESLUIT:

Vast te stellen, de volgende beleidsregel:

 

BELEIDSREGEL GIFTEN PARTICIPATIEWET IOAW en IOAZ gemeente Tholen 2018

 

Artikel 1  

Giften met een periodiek karakter worden beschouwd als inkomen. Met deze giften wordt geen rekening gehouden als het totaal van de giften niet meer dan 5% van de bijstandsnorm op jaarbasis is.

Artikel 2  

Giften met een eenmalig karakter worden per jaar vrijgelaten, voor zover de giften niet meer bedragen dan de vrijstellingen op grond van artikel 33, eerste lid, onder 7 van de Successiewet 1956 € 2.129). Het in de Successiewet genoemde bedrag geldt voor de uitvoering beleidsregels ook voor gehuwden c.q. samenwoners.

Artikel 3  

Het totaalbedrag aan giften dat een alleenstaande, alleenstaande ouder dan wel gehuwden c.q. samen-woners op jaarbasis ontvangt op basis van de artikelen 1 en 2 van deze beleidsregels, mag niet meer bedragen dan een bedrag van € 2.129 op grond van artikel 33, eerste lid, onder 7 van de Successiewet 1956.

Artikel 4  

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel GIFTEN PARTICIPATIEWET IOAW en IOAZ gemeente Tholen 2018

Artikel 5  

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na publicatie.

 

Aldus vastgesteld tijdens de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 20 februari 2018; zaaknummer 110581.

 

Tholen, 20 februari 2018

Burgemeester en wethouders van Tholen,

de secretaris

S. Nieuwkoop

de burgemeester

G.J. van de Velde-de Wilde

Toelichting  

Deze beleidsregel geeft aan hoe de waarde van giften moet worden vastgesteld. Bij de vrijlating van giften wordt geen onderscheid gemaakt tussen giften van instellingen en giften van personen. Door de giften niet volledig in aanmerking te nemen wordt voorkomen dat de Participatiewet een ontmoediging vormt voor de vrijgevigheid van instellingen of personen.

Gezien het minimumbehoeften karakter van de bijstand kan de vrijlating niet onbeperkt zijn. Wat betreft de hoogte van de gift geldt dat het in de rede ligt om de gift in aanmerking te nemen voor zover cumulatie daarvan met de bijstand leidt tot een bestedingsniveau dat niet verenigbaar is met hetgeen op bijstandsniveau gebruikelijk is.

Wat betreft de bestemming is met name van belang of de gift betrekking heeft op kosten die in de algemene bijstand zijn begrepen. Als dit het geval is, of als de gift ter vrije besteding is, kan dit aanleiding zijn om de gift volledig in aanmerking te nemen (zie TK 2002-2003, 28 870, nr. 3, p. 56-58 en CRvB 30-12-2003, nr. 00/123 NABW).

Het college beoordeelt per individuele situatie in hoeverre er aanleiding is de gift volledig in mindering te brengen op de bijstandsuitkering.

Bij de beoordeling of een betaling als een gift kan worden beschouwd is het niet van belang of deze eenmalig is, dan wel een zekere periodiciteit kent. Evenmin is het van belang of de betaling door een natuurlijk persoon, door een particuliere instelling, of door een gemeentelijk fonds plaatsvindt.

Doorslaggevend is of de betaling een onverplicht karakter draagt. Betalingen die zijn gebaseerd op wederkerige overeenkomsten kunnen om die reden dan ook niet aangemerkt worden als giften. Zie CRvB 20-02-2001, nr. 99/462 NABW. Verstrekkingen uit steunfondsen voor de minima, al dan niet onder beheer van de lagere overheden of door hen opgerichte stichtingen, kunnen dus alleen als gift worden aangemerkt als hieraan geen betalingsverplichting ten grondslag ligt.

 

In de Successiewet worden de vrijlatingen per persoon genoemd. Voor de uitvoering van deze beleidsregels gelden de vrijlatingen niet per persoon. Dit houdt in dat voor een alleenstaande ouder en gehuwden / samenwoners dezelfde vrijlating van toepassing is als voor een alleenstaande.

Naar boven