Verordening op de heffing en invordering van Afvalstoffen 2019, gemeente Westvoorne

 

De raad van de gemeente Westvoorne;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van; 20 november 2018

gelet op artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

 

B E S L U I T:

 

Vast te stellen de:

 

Verordening op de heffing en de invordering van Afvalstoffenheffing 2019

 

Artikel 1: Begripsomschrijvingen

 

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder “gebruik maken”:

gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer.

Artikel 2: Aard van de belasting en belastbaar feit

  •  

  • 1.

    Onder de naam “Afvalstoffenheffing” wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2.

    De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het feitelijk gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 3: Belastingplicht

 

De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 4: Maatstaf van heffing en belastingtarief

 

De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar voor 1 grijze minicontainer en 1 groene mini-container:

  • a.

    indien dat perceel wordt gebruikt door één persoon € 178,58

  • b.

    indien dat perceel wordt gebruikt door meer dan één persoon € 255,21

  • c.

    indien een extra grijze of groene minicontainer wordt verstrekt is hiervoor bovenop het be-drag vermeld onder a en b een extra bedrag verschuldigd van € 127,61

  • d.

    indien een extra grijze container wordt verstrekt aan huishoudens die veel extra afval produ-ceren als gevolg van een medische oorzaak, hetgeen moet worden aangetoond middels een medische verklaring, is hiervoor bovenop het bedrag vermeld onder a en b een extra bedrag verschuldigd van € 0,00;

    Jaarlijks aan het begin van het belastingjaar dient een nieuwe medische verklaring te worden ingeleverd dat de medische noodzaak nog steeds bestaat.

  • e.

    Bij de bepaling van het aantal personen dat een perceel gebruikt, als bedoeld in de onderdeel a en b, wordt uitgegaan van de situatie op 1 januari van het belastingjaar, dan wel van de si-tuatie bij aanvang van de belastingplicht.

Artikel 5: Belastingjaar

 

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 6: Wijze van heffing

 

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 7: Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  •  

  • 1.

    De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 9,--.

  • 4.

    Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in feitelijk gebruik neemt.

  • 5.

    Belastingbedragen van minder dan € 9,-- worden niet geheven.

  • 6.

    Voor de toepassing van de bepalingen in het derde en vijfde lid, wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 8: Termijnen van betaling

  •  

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de aanslag worden betaald uiterlijk drie maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in lid 1 en 2 gestelde termijnen.

Artikel 9: Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

 

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de afvalstoffenheffing.

Artikel 10: Inwerkingtreding en citeertitel

  •  

  • 1.

    De “Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing 2018" van 12 december 2017, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking m.i.v. de eerste dag van bekendmaking.

  • 3.

    De datum van de heffing is 1 januari 2019.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening afvalstoffenheffing 2019".

Aldus besloten in de vergadering

van 18 december 2018

De raad voornoemd,

griffier,

de voorzitter,

Naar boven