Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Nissewaard houdende regels omtrent afvalstoffen Verordening afvalstoffenheffing 2019

De raad van de gemeente Nissewaard;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 05 december 2018;

gelet op artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

gezien het advies van de commissie Bestuur van 27 november 2018;

besluit vast te stellen de Verordening afvalstoffenheffing 2019.

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      een stapelwoning: een perceel in een gebouwd eigendom dat bestaat uit een aantal op elkaar geplaatste percelen, bijvoorbeeld een bovenwoning, een flat en een maisonnette;

    • b.

      een eengezinswoning: een perceel dat geen deel uitmaakt van een gebouwd eigendom dat bestaat uit een aantal op elkaar geplaatste percelen, bijvoorbeeld een rijtjeswoning, een twee-onder-één-kapwoning en een vrijstaande woning.

  • 2.

    Indien een perceel op grond van bouwkundige omstandigheden voor een gedeelte als een stapelwoning en voor een gedeelte als een eengezinswoning kan worden aangemerkt, bepaalt de verkeersopvatting of het voor de toepassing van deze verordening wordt aangemerkt als een stapelwoning of een eengezinswoning zoals bedoeld in het eerste lid.

Artikel 2 Belastbaar feit

De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening wordt geheven ter zake van het gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 3 Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene die al dan niet krachtens een zakelijk of persoonlijk recht in de gemeente gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 4 Maatstaf van heffing en belastingtarieven

De belasting bedraagt:

  • a.

    voor een stapelwoning per belastingjaar € 257,85

  • b.

    voor een eengezinswoning per belastingjaar € 334,69

  • c.

    voor het op aanvraag inzamelen van grove huishoudelijke afvalstoffen, voor de eerste kubieke meter € 22,40

  • d.

    voor het op aanvraag inzamelen van grove huishoudelijke afvalstoffen, voor iedere volgende kubieke meter € 6,35

  • e.

    voor de verstrekking van een vervangende afvalpas € 10,00

Artikel 5 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 6 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting, genoemd in artikel, 4, onderdelen a en b, is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting genoemd in artikel, 4, onderdelen a en b, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Het derde lid is niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist naar een perceel van dezelfde categorie van percelen, waarvoor niet reeds iemand anders belastingplichtig is.

  • 5.

    Voor de toepassing van dit artikel wordt het verhuizen door de belastingplichtige binnen de gemeente van een stapelwoning naar een eengezinswoning aangemerkt als het verhuizen door de belastingplichtige binnen de gemeente van een stapelwoning naar een andere stapelwoning.

Artikel 7 Wijze van heffing

  • 1.

    De belasting, genoemd in artikel, 4, onderdelen a en b, wordt bij wege van aanslag geheven.

  • 2.

    De belasting, genoemd in artikel, 4, onderdelen c, d, en e wordt bij wege van mondelinge of digitale kennisgeving geheven.

Artikel 8 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de aanslag voor de belasting genoemd in artikel 4, onderdelen a en b, worden betaald in twee gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en de tweede termijn één maand later. Op deze termijnen is de Algemene termijnenwet niet van toepassing.

  • 2.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 en in afwijking van het eerste lid kan de aanslag voor de belasting genoemd in artikel 4, onderdelen a en b, worden betaald door automatische incasso. Het bedrag moet worden betaald in gelijke termijnen. Het aantal termijnen is gelijk aan twaalf min het aantal kalendermaanden dat vooraf is gegaan aan de maand die in de dagtekening van de aanslag is vermeld, met dien verstande dat het aantal termijnen ten hoogste tien bedraagt. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand die in de dagtekening van de aanslag is vermeld, en elke volgende termijn telkens een maand later.

  • 3.

    Betaling door automatische incasso is niet mogelijk als:

    • a.

      het totaalbedrag van het aanslagbiljet gemeentelijke belastingen waarop de aanslag voorkomt hoger is dan € 25.000,-;

    • b.

      de aanslag wordt opgelegd in een later jaar dan het belastingjaar waarop zij betrekking heeft;

  • 4.

    Burgemeester en wethouders kunnen de deelname aan de automatische incasso weigeren, als er omstandigheden worden geconstateerd of vermoed, die het regelmatig verloop van de termijnbetalingen belemmeren of zouden kunnen belemmeren.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders beëindigen de automatische incasso als:

    • a.

      de automatische incasso gedurende twee opeenvolgende maanden niet slaagt;

    • b.

      de belastingschuldige surseance van betaling heeft aangevraagd, in staat van faillissement is gesteld, naar het buitenland vertrekt of dreigt te vertrekken, of als er anderszins omstandigheden worden geconstateerd die een regelmatig verloop van de incasso zouden kunnen belemmeren.

  • 6.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de aanslag voor de belasting genoemd in artikel 4, onderdelen c, d, en e worden betaald op het moment van het doen van de kennisgeving.

Artikel 9 Kwijtschelding

  • 1.

    Bij de invordering van de belasting, genoemd in artikel, 4, onderdelen a en b, wordt volledige kwijtschelding verleend van het in te vorderen bedrag.

  • 2.

    Bij de berekening van de betalingscapaciteit van de belastingschuldige wordt in afwijking van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 uitgegaan van 100% van de bijstandsnorm volgens de Wet werk en bijstand.

  • 3.

    Bij de invordering van de belasting, genoemd in artikel, 4, onderdelen c, d, en e wordt geen kwijtschelding verleend van het in te vorderen bedrag.

Artikel 10 Nadere regels door burgemeester en wethouders

Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de afvalstoffenheffing.

Artikel 11 Intrekking oude verordening

De Verordening afvalstoffenheffing 2018 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 14 genoemde datum van ingang van de heffing.

Artikel 12 Overgangsrecht

De Verordening afvalstoffenheffing 2018 blijft van toepassing op de belastbare feiten die zich vóór de in artikel 14 genoemde datum van ingang van de heffing hebben voorgedaan.

Artikel 13 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking.

Artikel 14 Datum van ingang van de heffing

De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2019.

Artikel 15 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening afvalstoffenheffing 2019.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Nissewaard van 12 december 2018.

de griffier,

S.J.M. Mackaij

de voorzitter,

G. Veldhuijzen

Naar boven