Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Nijkerk houdende regels omtrent bedrijveninvesteringszone binnenstad Verordening bedrijveninvesteringszone binnenstad Nijkerk 2019-2022

De raad van de gemeente Nijkerk;

 

 

gelezen het collegevoorstel van 6 november 2018;

 

 

gelet op artikel 1, eerste en derde lid, artikel 2, eerste en tweede lid, artikel 3, eerste lid, en artikel 7, eerste en vierde lid, van de Wet op de bedrijveninvesteringszones;

gezien de uitvoeringsovereenkomst tussen de Gemeente Nijkerk en de Stichting BIZ Binnenstad Nijkerk;

 

b e s l u i t vast te stellen de:

 

Verordening bedrijveninvesteringszone binnenstad Nijkerk 2019-2022

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • -

    bedrijveninvesteringszone: het bij deze verordening aangewezen gebied in de gemeente waarbinnen de BIZ-bijdrage wordt geheven.

  • -

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente;

  • -

    uitvoeringsovereenkomst: tussen de gemeente en de Stichting BIZ Binnenstad Nijkerk op 22 november 2018 gesloten overeenkomst als bedoeld in artikel 7, derde lid, van de wet;

  • -

    wet: Wet op de bedrijveninvesteringszones.

Artikel 1a. Bedrijveninvesteringszone Nijkerk binnenstad

De bedrijveninvesteringszone Nijkerk binnenstad omvat de volgende in Nijkerk gelegen straten of gedeelten daarvan:

  • Brede Beek alle adressen

  • Catharinastraat alle adressen

  • Frieswijkstraat 1, 2 t/m 8 (alle even nummers)

  • Gasthuisstraat alle adressen

  • Kerkstraat alle adressen

  • Kleterstraat alle adressen

  • Kloosterstraat alle adressen

  • Koetsendijk alle adressen

  • Kolkstraat 1 t/m 19 (alle oneven nummers), 4 t/m 20 (alle even nummers)

  • Langestraat alle adressen

  • Molenplein alle adressen

  • Nieuwstraat alle adressen

  • Oosterstraat alle adressen

  • Plein alle adressen

  • Singel alle adressen

  • Synagogepad alle adressen

  • Verlaat alle adressen

  • Vetkamp 1 t/m 5 (alle oneven nummers), 2 t/m 28 (alle even nummers)

  • Wheemplein alle adressen

Paragraaf 2. Belastingbepalingen

Artikel 2. Belastbaar feit en aard van de belasting

  • 1.

    Onder de naam ‘BIZ-bijdrage’ wordt jaarlijks een directe belasting geheven ter zake van binnen de bedrijveninvesteringszone gelegen onroerende zaken die op grond van artikel 220a Gemeentewet niet in hoofdzaak tot woning dienen.

  • 2.

    De BIZ-bijdrage wordt geheven ter bestrijding van de kosten die zijn verbonden aan activiteiten in de openbare ruimte en op internet, die zijn gericht op het bevorderen van de leefbaarheid of de veiligheid in de bedrijveninvesteringszone of de ruimtelijke kwaliteit of de economische ontwikkeling van de bedrijveninvesteringszone.

Artikel 3. Belastingobject

Belastingobject is de onroerende zaak bedoeld in artikel 16 van de Wet waardering onroerende zaken.

Artikel 4. Belastingplicht

  • 1.

    De BIZ-bijdrage wordt geheven van de gebruiker, zijnde degene die bij het begin van het kalenderjaar al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht een in de bedrijveninvesteringszone gelegen belastingobject gebruikt.

  • 2.

    Voor de toepassing van dit artikel wordt:

    • a.

      gebruik door degene aan wie een deel van een belastingobject in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven, is bevoegd de BIZ-bijdrage als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven;

    • b.

      het ter beschikking stellen van een belastingobject voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die dat belastingobject ter beschikking heeft gesteld; degene die het belastingobject ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de BIZ-bijdrage als zodanig te verhalen op degene aan wie dat belastingobject ter beschikking is gesteld;

Artikel 5. Maatstaf van heffing

De BIZ-bijdrage wordt geheven van de gebruikers in de vorm van vaste bedragen per belastingobject.

Artikel 6. Vrijstellingen

  • 1.

    In afwijking in zoverre van artikel 5 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet al is gebeurd bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van:

    • a.

      voor de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, daaronder mede begrepen de open grond, alsmede de ondergrond van glasopstanden, die bedrijfsmatig aangewend wordt voor de kweek of teelt van gewassen, zonder daarbij de ondergrond als voedingsbodem te gebruiken;

    • b.

      glasopstanden, die bedrijfsmatig worden aangewend voor de kweek of teelt van gewassen, voor zover de ondergrond daarvan bestaat uit de in onderdeel a bedoelde grond;

    • c.

      onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard, een en ander met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;

    • d.

      één of meer onroerende zaken die deel uitmaken van een op de voet van de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 8 van het Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928 , met uitzondering van de daarop voorkomende gebouwde eigendommen;

    • e.

      natuurterreinen, waaronder mede worden verstaan duinen, heidevelden, zandverstuivingen, moerassen en plassen, die door rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid welke zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het behoud van natuurschoon ten doel stellen, beheerd worden;

    • f.

      openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken;

    • g.

      waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning;

    • h.

      werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning;

    • i.

      werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken;

    • j.

      belastingobjecten voor zover die bestemd en in gebruik zijn voor:

      • -

        nutsvoorzieningen voor stroom, gas, water, radio, tv, internet en telecommunicatie,

      • -

        gezondheidszorg,

      • -

        sportbeoefening,

      • -

        de publieke dienst van de gemeente;

    • k.

      belastingobjecten die worden beheerd door een vereniging of stichting die geen onderneming drijft, voor zover die objecten bestemd en in gebruik zijn voor het geven van onderwijs, voor club- en buurthuiswerk, voor de beoefening van sport, kunst of cultuur, of voor andere activiteiten van sociale of culturele aard;

    • l.

      belastingobjecten voor zover die bestemd en in gebruik zijn voor de publieke dienst ter zake van brandweerzorg, rampenbeheersing, crisisbeheersing, geneeskundige hulpverlening in de regio en de handhaving van de openbare orde en veiligheid.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van artikel 5 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf voor de BIZ-bijdrage van de gebruiker buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van het belastingobject die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

Artikel 7. Tarief BIZ-bijdrage

Het tarief van de BIZ-bijdrage bedraagt voor de gebruikers:

€ 350 per jaar voor ondernemers bij een WOZ-waarde tot € 175.000

€ 500 per jaar voor ondernemers bij een WOZ-waarde van € 175.000 tot € 350.000

€ 700 per jaar voor ondernemers bij een WOZ-waarde van € 350.000 tot € 600.000

€ 950 per jaar voor ondernemers bij een WOZ-waarde boven € 600.000

Artikel 8. Wijze van heffing

De BIZ-bijdrage wordt jaarlijks bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9. Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 wordt de aanslag betaald in één termijn die vervalt twee maanden na dagtekening van de aanslag.

  • 2.

    Een belastingaanslag waarvoor de belastingschuldige een machtiging heeft afgegeven om deze af te schrijven door middel van automatische incasso, wordt betaald in zoveel gelijke maandelijkse termijnen als er na de dagtekening van de aanslag nog in het desbetreffende belastingjaar volle dan wel gedeeltelijke kalendermaanden resteren, met dien verstande dat het aantal maandelijkse termijnen niet minder dan zes bedraagt.

  • 3.

    Bij de toepassing van het tweede lid geldt als restrictie dat het bedrag per afschrijving op het totaalbedrag van het desbetreffende aanslagbiljet niet minder dan € 5,00 bedraagt.

  • 4.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijn.

Artikel 10. Looptijd belastingheffing

De BIZ-bijdrage wordt ingesteld voor een periode van vier jaar.

Artikel 11. Nadere regels

Het bestuursorgaan dat bevoegd is de heffings- en invorderingsambtenaar aan te wijzen kan nadere regels stellen met betrekking tot de heffing en de invordering van de BIZ-bijdrage.

Paragraaf 3. Subsidiebepalingen

Artikel 12. Aanwijzing begunstigde

De Stichting BIZ Binnenstad Nijkerk wordt aangewezen als de stichting als bedoeld in artikel 7 van de wet.

Artikel 13. Buiten toepassing algemene subsidieverordening

Op de subsidie bedoeld in artikel 14 is de Algemene subsidieverordening 2014 niet van toepassing.

Artikel 14. Subsidievaststelling

  • 1.

    De subsidie voor de uitvoering van de activiteiten die zijn opgenomen in de uitvoeringsovereenkomst wordt verstrekt aan de in artikel 12 aangewezen stichting.

  • 2.

    De subsidie wordt bepaald op de jaarlijks ontvangen BIZ-bijdragen verminderd met de perceptiekosten voor de heffing en invordering van de BIZ-bijdragen zoals opgenomen in de uitvoeringsovereenkomst.

  • 3.

    Voor zover dit niet reeds is geschied in de uitvoeringsovereenkomst, kan het college nadere regels stellen met betrekking tot de verplichtingen van de subsidieontvanger.

Paragraaf 4. Slotbepalingen

Artikel 15. Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag van de maand, volgend op de datum van uitgifte van het gemeenteblad waarin het college heeft bekendgemaakt dat van voldoende steun als bedoeld in artikel 4 van de wet is gebleken.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2019.

Artikel 16. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening bedrijveninvesteringszone binnenstad Nijkerk 2019-2022.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Nijkerk d.d. 13 december 2018,

de griffier,

mevrouw A.G. VERHOEF-FRANKEN

de voorzitter,

de heer mr. drs. G.D. RENKEMA

Naar boven