Inspraak Exploitatievergunningenstelsel Havenwater

 

Burgemeester en wethouders van Amsterdam

Brengen ter algemene kennis dat zij in hun vergadering van 18 april 2017 hebben besloten:

  • 1.

    Kennis te nemen van het concept exploitatievergunningstelsel havenwater, met als kernpunten dat:

    • a.

      De verkeersveiligheid in de huidige gedoogsituatie door de toenemende passagiersvaart op het IJ in het geding komt;

    • b.

      Dit stelsel een kader biedt om op te treden tegen de toenemende geluids- en/of lichtoverlast op het Afgesloten IJ;

    • c.

      Alleen gemotoriseerde passagiersvoertuigen vergunningplichtig worden;

    • d.

      Zeilschepen die zeilend vaartochten aan willen bieden komen niet in aanmerking voor een vergunning in verband met de verkeersveiligheid;

  • 2.

    In te stemmen met het vrijgeven van het Exploitatievergunningenstelsel havenwater voor schriftelijke inspraak;

  • 3.

    In te stemmen met het voornemen om vooralsnog af te zien van handhaving op passagiersschepen die niet onder het voornemen vallen.

Inspraak

Bewoners van de gemeente Amsterdam en andere belanghebbenden, kunnen een schriftelijke inspraakreactie op de conceptteksten indienen. Stuur uw reactie met vermelding van uw naam en contactgegevens naar exploitatievergunningen@portofamsterdam.nl of stuur uw reactie naar: Havenbedrijf Amsterdam t.a.v. Divisie Havenmeester, Postbus 19406, 1000 GK Amsterdam, o.v.v. Zienswijze exploitatievergunningenstelsel.

De inspraaktermijn beslaat 6 weken en loopt van 29 mei 2017 tot en met 9 juli 2017. Uw reactie dient uiterlijk 9 juli 2017 ontvangen te zijn. Zienswijzen die na de vermelde datum binnenkomen, worden niet behandeld.

Burgemeester en wethouders voornoemd,

E.E. van der Laan, burgemeester A.H.P. Van Gils, secretaris

Concept beleidsnotitie exploitatievergunningen havenwater

Inhoudsopgave

  • 1.

    Samenvatting 1

  • 2.

    Inleiding 2

  • 3.

    Bestuurlijke achtergrond 2

  • 3.

    1 Waarom is niet eerder overgegaan tot de invoering van

exploitatievergunningen en waarom nu wel? 3

  • 3.

    2 Behoefte aan toezicht/sturing 3

  • 3.

    3 Afstemming met Stichting Waternet 4

  • 4.

    Juridische achtergrond 5

  • 5.

    Doel beleid 5

  • 6.

    Beleid uitgifte exploitatievergunningen 6

  • 6.

    1 Welke categorie schepen is vergunningplichtig en welke niet? 6

  • 6.

    2 Voor welke gemotoriseerde passagiersvaartuigen gaat het

beleid van uit? 6

  • 7.

    Voorschriften en beperkingen 7

  • 7.

    1 Voorschriften/beperkingen vergunningverlening 8

  • 7.

    2 Uitgangspunten op te stellen voorschriften/beperkingen 8

  • 7.

    3 Termijn geldigheid exploitatievergunning havenwater 9

  • 8.

    Handhaving 9

  • 8.

    1 Methodiek handhaving 9

  •  

  • 1.

    Samenvatting

De afgelopen jaren is het aantal vaartuigen dat gebruik maakt van het Amsterdamse havenwater toegenomen. Dit komt met name door het intensiever worden van de beroepsvaart en de toename van pleziervaart/ passagiersvaart. Dit heeft gevolgen voor vlotheid en veiligheid en vraagt om maatregelen.

Verder zijn de afgelopen tijd diverse klachten ontvangen over partyschepen die geluids- en/of lichtoverlast veroorzaken op het IJ. Hiertegen kan de Havenmeester op basis van het Binnenvaartpolitiereglement of de Algemene Plaatselijke Verordening niet optreden. Als een partyschip echter vanaf heden een exploitatievergunning Havenwater nodig zou hebben, dan dient men zich ook te houden aan de voorschriften en beperkingen die in de exploitatievergunning zijn opgenomen. De mogelijkheid om bij het (regelmatig) overtreden van deze voorschriften uiteindelijk de vergunning in te trekken wordt ook in deze beleidsnotitie uiteengezet en uitgewerkt.

Om het aantal vaarbewegingen te reguleren is besloten tot het verstrekken van exploitatievergunningen havenwater. De wettelijke basis om dit te realiseren is de Verordening op het Binnenwater 2010 en de Regeling Passagiersvaart Amsterdam 2013.

Door het introduceren van een goed, werkzaam en doorzichtig exploitatievergunningenbeleid voor het havenwater van Amsterdam, worden sturingsmogelijkheden toegevoegd om veiligheid voor de scheepvaart en opvarenden te verhogen. Verder moet het exploitatievergunningenbeleid worden gedragen door de ”gebruikers” en hen de nodige zekerheid worden gegeven voor de exploitatie van hun schepen. Dit kan worden gerealiseerd door de uitgifte op de minst bezwarende wijze te laten plaatsvinden voor de ondernemer die een exploitatievergunning wenst te krijgen en daarvoor een aanvraag wil indienen. De administratieve lastendruk voor de ondernemer dient daarom laag te zijn en te blijven.

Er wordt gewerkt met de publiekrechtelijke vergunning, afgegeven door de havenmeester namens het college van B&W. Verder is het uitgangspunt dat alleen gemotoriseerde passagiersvaartuigen vergunningplichtig zijn. Daarnaast kan de vergunningplicht alleen bestaan voor schepen die een aantoonbaar op Amsterdam gerichte economische activiteiten uitoefenen. Wanneer dat niet het geval is of er is sprake van een doorvaart (het schip passeert Amsterdam alleen) dan is geen exploitatievergunning vereist.

2.Inleiding

De primaire functie van het Afgesloten- IJ/ Noordzeekanaal is een hoofdtransportas waarover goederen en personen op veilige en vlotte wijze kunnen worden vervoerd. Het Afgesloten-IJ is één van de drukst bevaren vaarwegen in Nederland en maakt deel uit van een internationale corridor tussen IJmuiden en het Nederlandse en Europese achterland. Zo varen er met regelmaat vierbaksduwstellen geladen met kolen voor het achterland en tankers van meer dan 100 meter lengte die ongeveer 6000 ton benzine per keer vervoeren. Er passeren jaarlijks tussen de 40.000-45.000 binnenvaartschepen het Afgesloten-IJ. Daarnaast gebruiken de grote zeecruiseschepen tot 335 meter lengte het Afgesloten-IJ om van en naar de Passagiers Terminal te varen.

De afgelopen jaren is het aantal vaartuigen dat gebruik maakt van het Amsterdamse havenwater toegenomen. Dit komt met name door het intensiever worden van de beroepsvaart en de toename van pleziervaart/ passagiersvaart. Dit heeft gevolgen voor vlotheid en veiligheid. Het kruisende verkeer op het afgesloten- IJ en het Noordzeekanaal zorgt voor vaarbewegingen die het verkeersbeeld verstoren, de veiligheid in het gedrang kunnen brengen en voor overlast kunnen zorgen. Dit vraagt om maatregelen.

Verder neemt de overlast op het Amsterdamse havenwater door pleziervaartuigen toe, hetgeen vraagt om maatregelen. Invoering van een exploitatievergunningstelsel helpt daarbij.

In deze beleidsnotitie wordt het probleem uiteengezet. Om het aantal vaarbewegingen te reguleren is besloten tot het verstrekken van exploitatievergunningen havenwater. Om de uitgifte van deze exploitatievergunningen mogelijk te maken, wordt uitvoering gegeven aan de Verordening op het binnenwater 2010 (Vob 2010) en de Regeling Passagiersvervoer Amsterdam 2013 (RPA).

3.Bestuurlijke achtergrond

Op basis van artikel 2.4.5 van de Vob 2010 is het verboden met een bedrijfsvaartuig tegen betaling of andere vergoeding goederen dan wel passagiers te vervoeren zonder een vergunning van het college. De genoemde vergunning wordt ook wel “exploitatievergunning” genoemd. De Vob 2010 is voor een aantal artikelen, waaronder artikel 2.4.5 ook van toepassing op havenwater.

Omdat er in het verleden nauwelijks problemen waren met passagiersschepen op het havenwater en de drukte het toeliet, heeft het college in 2008 besloten tijdelijk af te zien van handhaving van de vergunningplicht (gedogen). Het college heeft echter niet bepaald hoe tijdelijk, tijdelijk is. Het besluit is destijds genomen toen de Verordening op de Haven en het Binnenwater 2006 (VHB 2006) nog van toepassing was. Deze verordening gold tot 1 februari 2010, want per 1 februari 2010 (Gemeenteblad 2010, afd. 3A, nr. 2/14) trad de Verordening op het Binnenwater 2010 (Vob 2010) in werking. In de Vob 2010 is een bepaling opgenomen (artikel 2.4.5, zevende lid Vob 2010) met de volgende inhoud: ‘Het college kan vrijstelling verlenen van het verbod van het eerste lid (vergunningplicht), voor zover de activiteiten worden uitgevoerd in de haven’. Het college kan nadere regels stellen, aldus artikel 2.4.5 achtste lid Vob 2010.

Zoals gezegd was het gedogen tijdelijk. Omdat er geen termijn bij was vermeld, was het de vraag hoe lang het gedoogbeleid zou gelden. Gedogen is per definitie tijdelijk, omdat het niet geoorloofd is een illegale situatie voor onbepaalde tijd toe te staan (handhaving van de wet is namelijk in beginsel een verplichting). Gedogen gebeurt veelal vooruitlopend op het legaliseren van een illegale situatie. Men moet dan bijvoorbeeld denken aan het verlenen van een omgevingsvergunning voor een zonder vergunning gebouwd bouwwerk.

Zo’n dergelijke situatie na het gedoogbesluit deed zich voor bij de wijziging van de Vob 2010. Per 1 februari 2010 ontstond er voor het college een wettelijke mogelijkheid de gedoogsituatie om te zetten in een (legale) vrijstelling van de vergunningplicht voor het havengebied. Op dat moment verviel het gedoogbesluit uit 2008, omdat er een mogelijkheid van legalisering ontstond in de Vob 2010. Het college heeft echter nooit tot een vrijstelling besloten. Daarom geldt vanaf 2010 weer de vergunningplicht. Dat het Havenbedrijf Amsterdam die plicht in de praktijk niet handhaafde, heeft niet dezelfde betekenis als het besluit van 2008. Dat gaf namelijk status aan het gedogen en die status is er nu niet (meer).

Het college is het bevoegde orgaan om een exploitatievergunning te verlenen. Bij besluit van 20 maart 2013 heeft het college de bevoegdheid om te besluiten op deze vergunningen gemandateerd aan de Havenmeester.

3.1.Waarom is niet eerder overgegaan tot de invoering van exploitatievergunningen en waarom nu wel?

Dat heeft te maken met de wijze waarop schepen gebruik mochten maken van de havenbekkens. Voorheen was de exploitatievergunning een middel om toestemming te krijgen voor de vaart in havenbekkens. Deze regulering verloor haar betekenis door het besluit dat schepen havenbekkens uitsluitend mogen invaren als het gaat om bestemmingsverkeer.

De noodzaak om nu over te gaan tot regulering van de vaarten op het IJ, dus buiten de havenbekkens, bestaat omdat er steeds meer schepen zich aanmelden om vaartochtjes te maken op het IJ. Niet alleen de bestaande partyschepen maar ook nieuwe initiatieven die in het binnenwater geen vergunning (kunnen) krijgen, omdat de RPA dat niet toelaat, zullen uitwijken naar het IJ.

Grote open sloepen met meer dan 12 personen, rondvaartboten die in de toekomst de lengte grens van 14 meter zullen overschrijden en particulieren met schepen met minder dan 12 personen die vaartochten aanbieden, zijn hiervan voorbeelden. De verkeersveiligheid is om deze reden een steeds groter element waar de Divisie Havenmeester rekening mee moet houden als het gaat om dit soort schepen.

Er zijn bovendien klachten ontvangen over partyschepen die geluids- en/of lichtoverlast veroorzaken op het IJ. Hiertegen kan de Havenmeester op basis van het Binnenvaartpolitiereglement of de Algemene Plaatselijke Verordening niet optreden. Dit kan alleen in die gevallen waarbij de schipper wordt belemmerd in het veilig voeren van het schip doordat hij bijvoorbeeld overige geluidsseinen niet kan horen. Indien een partyschip een exploitatievergunning havenwater zou hebben, zijn daartoe voorschriften en beperkingen opgenomen. Bij het (regelmatig) overtreden bestaat uiteindelijk de mogelijkheid de vergunning in te trekken en dan geldt: geen vergunning, geen vaartochten.

3.2.Behoefte aan toezicht/sturing

Er zijn een aantal omstandigheden binnen de doelstellingen van de Vob 2010 en de Regionale Havenverordening Noordzeekanaalgebied 2012 genoemd zoals ordening, milieu, veiligheid en voorkoming gevaar, schade of hinder, die in meer of mindere mate om sturing/toezicht vragen .

We onderscheiden:

  • Vaarten die kruisend verkeer opleveren: veiligheid;

  • Het veroorzaken van geluidhinder (feestboten, op- en afstappen feestgangers op rustige tijden (nacht));

  • Gebruik schepen die weinig uitstoot (luchtverontreiniging) leveren;

  • Voorkomen dat er teveel van een bepaald soort vaarten komen: ordening;

  • Regeling regelmatige vaart: ordening.

  • Reguleren en toetsen van de geschiktheid van vaartuigen die niet in het binnenwater worden vergund en daarmee de veiligheid in het havenwater negatief beïnvloeden.

Samengevat, in verband met de veiligheid (drukte en kruisend verkeer), ordening op het water en het voldoen aan de verordeningen is het noodzakelijke het gebruik van het Havenwater door passagiersvaart te reguleren. Het voorstel is dan ook het vergunningstelsel alsnog in te voeren voor deze categorie passagiersschepen.

3.3 Afstemming met Stichting Waternet

De wateren binnen de gemeente Amsterdam zijn onderverdeeld in binnenwater en havenwater. Voor het binnenwater is er al een exploitatievergunningenbeleid van kracht. Stichting Waternet (hierna te noemen Waternet) geeft de exploitatievergunningen binnenwater namens het college uit. Bij het exploitatievergunningenstelsel havenwater wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de methodiek en wijze van uitgeven van de exploitatievergunningen binnenwater. Ofschoon voor havenwater geen volumebeleid voor het aantal uit te geven vergunningen noodzakelijk is, is samenwerking en afstemming met Waternet essentieel. Met Waternet is dit beleid doorgesproken en er zijn afspraken gemaakt.

De afspraken leiden tot de volgende conclusie: :

• De aanvrager die een exploitatievergunning havenwater wenst, dient op te geven voor welk water (binnenwater of havenwater) hij met zijn passagiersschip gebruik wil maken. Vervolgens zal het Havenbedrijf Waternet op de hoogte stellen. Op basis van de vaarroute en vaargebied wordt bepaald of de aanvrager alleen over een exploitatievergunning havenwater dient te beschikken of tevens een exploitatievergunning binnenwater.

• Waternet maakt gebruik van een openbaar vaartuigenregister. In dat register zijn alle vaartuigen opgenomen waarvoor een vergunningsbewijs voor het binnenwater zijn afgeven. Het is de wens van het Havenbedrijf en Waternet zodra het mogelijk wordt om exploitatievergunningen voor havenwater uit te geven, de vaartuigen met een exploitatievergunning havenwater ook te laten opnemen in dit register. Hierdoor wordt het voor een ieder duidelijk en kenbaar voor welke vaartuigen exploitatievergunningen op het water binnen de gemeente Amsterdam zijn afgegeven. Deze lijst blijft openbaar en wordt op de websites van het Havenbedrijf Amsterdam en Waternet gepubliceerd. Het Havenbedrijf Amsterdam zal met Waternet regelmatig overleggen om deze lijst actueel te houden.

• Het is vanaf het begin af de wens van het Havenbedrijf Amsterdam geweest om de aanvraagprocedure, het aanvraagformulier en de exploitatievergunning zoveel mogelijk gelijk te laten lopen zoals worden gehanteerd bij Waternet. Tijdens de voorbereiding van deze beleidsnotitie, is deze wens uitgesproken bij medewerkers van Waternet. Waternet kan zich vinden in een vergunningstelsel voor het havenwater en de doelstelling van deze notitie.

• Het was vanaf het begin ook de wens omwille van de gelijkheid en doelmatigheid van handhaving de methodiek van handhaving alsmede de sancties bij het niet houden aan de voorschriften gelijk te laten houden met de uitgegeven exploitatievergunningen door Waternet. Dit betekent dat het ‘three strikes you’re out’ principe zowel voor binnenwater als havenwater zal worden gehanteerd. De uitwerking van de handhavingsmethodiek is beschreven in paragraaf 8.1 van deze Beleidsnotitie.

• Waternet heeft ervaring en zijn expertise bij het uitgeven van exploitatievergunningen. Medewerkers hebben hun expertise bij het Havenbedrijf Amsterdam aangeboden. Het gaat met name om de aanvraagprocedure, de behandeling daarvan alsmede de methodiek voor afwijzingen of toewijzingen van exploitatievergunningen.

4.Juridische achtergrond

Het water binnen de gemeente Amsterdam is onderverdeeld in havenwater en binnenwater.

Op het havenwater zijn de bepalingen van de Regionale Havenverordening Noordzeekanaalgebied 2012 (RHN 2012) van toepassing en de bepalingen van de Vob 2010. Verder bevat de Vob 2010 een schakelbepaling. Artikel 1.1.2. lid 1 Vob 2010 bepaalt dat de paragrafen 2 tot en met 5 van Hoofdstuk 2 tevens van toepassing zijn in de haven.

In Hoofdstuk 2 paragraaf 2 tot en met 5 Vob 2010 zijn bepalingen opgenomen met betrekking tot woonboten, bedrijfsvaartuigen en overige vaartuigen (zoals pleziervaartuigen) of objecten.

De reden om Hoofdstuk 2 tevens van toepassing te laten zijn in havenwater heeft te maken met het feit dat in de RHN 2012 geen bepalingen zijn opgenomen voor woonboten, bedrijfsvaartuigen of objecten, laat staan dat er op basis van deze regeling een exploitatievergunning kan worden voorgeschreven voor bedrijfsvaartuigen.

Het is de intentie van deze beleidsnotitie dat er exploitatievergunningen worden verleend aan (bepaalde soorten) passagiersvaartuigen.

Van belang is verder artikel 2.4.1 lid 5 Vob 2010, dat bepaalt dat een vergunning alleen kan worden verleend indien de uit te oefenen werkzaamheden of activiteiten watergebonden zijn of wanneer het gaat om de aan- of afvoer van materialen over wateren en de vereiste vergunningen voor het uitoefenen van die werkzaamheden zijn verleend.

Artikel 2.4.5 lid 1 Vob 2010 stelt vervolgens dat het verboden is om met een bedrijfsvaartuig tegen betaling of nadere vergoeding goederen dan wel passagiers te vervoeren zonder een vergunning van het college. Artikel 2.4.5 lid 2 Vob 2010 sluit dit ook uit voor andere vaartuigen dan bedrijfsvaartuigen (zoals passagiersvaartuigen): het is verboden met een ander vaartuig dan een bedrijfsvaartuig of met een object passagiers te vervoeren tegen betaling of nadere vergoeding zonder daarvoor een vergunning te hebben.

Uit artikel 2.4.5 lid 7 en 8 Vob volgt dat het college vrijstelling kan verlenen van het verbod van artikel 2.4.1 lid 1 en nadere regels kan vaststellen. Hieruit volgt dat het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam bevoegd is tot het verlenen van exploitatievergunningen voor bedrijfsmatige passagiersvaart. Deze bevoegdheid houdt ook in het weigeren van de vergunning, het verbinden van voorschriften aan de vergunning en het handhaven van de nadere (nog te bepalen) regels.

Voor het binnenwater zijn deze nadere regels vastgelegd in de RPA (12 november 2013). De bepalingen van de RPA zijn waar mogelijk en wenselijk zoveel mogelijk overgenomen in het voorgestelde exploitatievergunningenbeleid havenwater. Voorwaarde is dat het exploitatievergunningenbeleid havenwater aansluit bij de RPA om geen gescheiden stelsel te krijgen. Daarom is overleg gepleegd met de Stichting Waternet.

Uit het voorgaande volgt dus dat het exploitatievergunningenbeleid havenwater de Vob 2010 als wettelijke basis heeft. Het Havenbedrijf Amsterdam NV (de Havenmeester) kan vergunningen uitgeven namens het college op grond van het Mandaatbesluit van 26 maart 2013. Dit mandaat bevat niet de bevoegdheid om nieuwe beleid (zoals het beleid voor exploitatievergunningen in havenwater) vast te stellen. Omdat het gaat om nieuw beleid en daarmee eigenlijk om nieuwe regelgeving zal het college van burgemeester en wethouders dit beleid moeten vaststellen. De Havenmeester kan dan in mandaat het beleid uitvoeren: verlenen van exploitatievergunningen en het houden van toezicht en uitvoeren van handhaving daarop.

5.Doel beleid

Het introduceren van een goed, werkzaam en doorzichtig exploitatievergunningenbeleid voor het havenwater van Amsterdam, waardoor sturingsmogelijkheden worden toegevoegd om veiligheid voor de scheepvaart en opvarenden te verhogen en om hinder voor omwonenden zoveel mogelijk te beperken. Het exploitatievergunningenbeleid moet worden gedragen door de ”gebruikers” en hen de nodige zekerheid geven voor de exploitatie van hun schepen.

Er zal worden gewerkt met een publiekrechtelijke vergunning afgegeven door de havenmeester namens het college van B&W. Verder is het de bedoeling dat uitgifte op de minst bezwarende wijze plaats zal vinden voor de ondernemer die een exploitatievergunning wenst te krijgen en daarvoor een aanvraag wil indienen. De administratieve lastendruk voor de ondernemer dient daarom laag te zijn en blijven.

Voor het binnenwater van de gemeente Amsterdam geldt al langer een exploitatievergunningenbeleid. Deze exploitatievergunningen worden uitgegeven namens het college van burgemeester en wethouders door Stichting Waternet. En de handhaving van dit vergunningstelsel wordt door Stichting Waternet verzorgd. Uitgangspunt voor het beleid voor het havenwater is dat de wijze van aanvraag en uitgifte van exploitatievergunningen havenwater zal aansluiten bij de exploitatievergunningen binnenwater. Bovendien is het de bedoeling dat dezelfde handhavingsmethodiek wordt gebruikt voor beide exploitatievergunningenstelsels, ofschoon beide voor een ander vaargebied gelden.

6.Beleid uitgifte exploitatievergunningen

Bij het maken van de keuze voor de categorie passagiersvaart (in relatie tot beroepsvaart of binnen de categorie passagiersvaart) waarvoor een exploitatievergunning verplicht wordt gesteld, spelen de volgende zes factoren/belangen een rol:

• Het belang van het stelsel voor de onderscheiden type schepen

• De omvang van het stelsel

• Inrichting van de handhaving

• Eventuele benodigde extra capaciteit

• Toezicht (de keuze melden of niet melden)

• Relatie stelsel Stichting Waternet

6.1 Welke categorie schepen is vergunningplichtig en welke niet?

Het uitgangspunt is dat alleen gemotoriseerde vaartuigen passagiersvaartuigen vergunningplichtig zijn. De reden hiervoor is dat dit soort vaartuigen kan manoeuvreren en het vaarwater over kunnen steken of afstoppen als dat nodig zou zijn. Dit is voor de veiligheid van belang. Dit betekent dat zeilschepen die onder zeil een vaartocht willen gaan uitvoeren nooit in aanmerking kunnen komen voor een exploitatievergunning.

Daarnaast kan de vergunningplicht alleen bestaan voor schepen die een aantoonbaar op Amsterdam gerichte economische activiteiten uitoefenen . Dit bepaalt het derde lid van artikel 2.4.5. van de Vob 2010. Wanneer dat niet het geval is of er is sprake van een doorvaart (het schip passeert Amsterdam alleen) dan is geen exploitatievergunning vereist. Er is rekening gehouden met de RPA, het beleid dat Stichting Waternet bij het verlenen van exploitatievergunningen hanteert.

6.2. Van welke gemotoriseerde passagiersvaartuigen gaat het beleid van uit

1.Riviercruise

Voor Riviercruise is geen exploitatievergunning vereist omdat het innemen van ligplaats op een andere wijze wordt geregeld, namelijk via de Reserveringsregeling.

2.Motorchartervaart

Voor motorchartervaart is geen exploitatievergunning vereist op grond van art. 5.1 RPA (doorvaart), mits er sprake is van een cruise.

3 Zeilchartervaart (Bruine Vloot)

Voor de zeilchartervaart is geen exploitatievergunning vereist op grond van art. 5.1 RPA (doorvaart) idem als hiervoor. Indien er sprake is van cruise: zie verder onder 1: riviercruise.

4.Party- en Evenementenvaart.

Als er bij het aanbieden van vaartochten in deze categorie sprake is van aantoonbare specifiek op Amsterdam gerichte economische activiteiten is een exploitatievergunning vereist.

5.Lijndiensten.

Bij het aanbieden van lijndiensten (het varen tussen vaste halteplaatsen volgens een vast patroon dan wel in een vast patroon volgens een vaste route) is sprake van een aantoonbare op Amsterdam gericht economische activiteiten en is een exploitatievergunning vereist. ex 2.4.5. Vob.

NB. Ponten over het IJ zijn aangewezen door de nautische autoriteit als veer op basis van een hogere wetgeving en vallen buiten deze regeling.

6.Schepen met een exploitatievergunning voor het binnenwater.

Een houder van een exploitatievergunning binnenwater kan in het kader van zijn exploitatie ook delen van het havenwater aanvragen bij Waternet. Na overleg tussen Havenbedrijf en Waternet kunnen deze gebieden worden toegevoegd aan de exploitatievergunning. Een separate vergunning havenwater is dan niet noodzakelijk. Omgekeerd kunnen op de exploitatievergunning havenwater op deze wijze ook delen van het Binnenwater zijn opgenomen.

Voorbeeld I: Een vaartuig dat een vaartocht met gasten maakt in het binnenwater en daarbij alleen van de IJ-haven (zijnde havenwater) gebruikmaakt van het Lloyd-steiger aan de Veemkade om daarna weer naar het binnenwater te varen dient alleen in bezit te zijn van een exploitatievergunning binnenwater met als extensie de route die hij in het havenwater moet varen om de aanlegsteiger te bereiken.

Voorbeeld II: Als een vaartuig een rondvaart met gasten in de haven maakt en even het Oosterdok invaart om een aantal gasten af te zetten of op te laten stappen en vervolgens weer terugvaart naar havenwater, volstaat een exploitatievergunning havenwater met aantekening aanpalende wateren.

7.Overige scheepvaart

Vaartuigen uitsluitend gebruikt voor de pleziervaart en geen bedrijfsmatig vervoer van passagiers aanbieden, vallen buiten dit exploitatievergunningenbeleid.

8.Vrachtvaart.

Voor deze categorie geldt de exploitatievergunningplicht in het havenwater niet.

9.Doorvaart

Voor vaartuigen welke uitsluitend het Amsterdamse havenwater gebruiken om door te varen geldt de exploitatievergunningplicht niet.

Hieruit volgt dat voor de categorieën 4, 5 en 6. De exploitatievergunningplicht geldt. Voor categorie 7 geldt de exploitatievergunning niet als de vaartuigen uitsluitend worden gebruikt voor de pleziervaart en geen bedrijfsmatig vervoer van passagiers aanbieden.

Er zal wel worden getoetst aan algemene criteria (de ordening, de veiligheid, het milieu en ter voorkoming van gevaar, schade of hinder) die voor alle scheepvaart gelden:

  • a.

    standaard-voorschriften en -beperkingen

  • b.

    drukte vaargebied

  • c.

    geschiktheid om op het IJ veilig te varen.

  • d.

    de beschikbaarheid afmeerplaatsen om op en af te stappen.

    • 7.

      Voorschriften en beperkingen exploitatievergunningverlening

Behalve dat het moet gaan om het eerder genoemde vaartuig én om een op Amsterdam gerichte economische activiteit kan een exploitatievergunning worden verstrekt aan een passagiersvaartuig dat:

  • 1.

    Bedrijfsmatig de exploitatie van het vaartuig uitoefent

  • 2.

    Voorzien is van een geldig Certificaat van Onderzoek (CvO)

  • 3.

    Volgens dat CvO certificaat van onderzoek mag varen in zone 3 gebieden

Uitwerking:

Ad 1 Uitgesloten worden vaartuigen die uitsluitend privé gebruikt worden voor de hobby of plezier. Het bedrijfsmatig zijn betekent dat er sprake is van een bedrijf.

Ad 2 Om onder de bepalingen van de Binnenvaartwet, Binnenvaartregeling en verwante regelgeving op de binnenwateren te mogen varen, moeten bepaalde typen schepen voorzien zijn van een certificaat als bewijs dat het na onderzoek door de aangewezen keuringsinstantie voldoet aan de gestelde technische eisen. Dit certificaat is het CvO en de aangewezen keuringsinstantie is IL&T. Het is verboden om een schip te gebruiken zonder de vereiste geldige certificaten.

Ingevolge artikel 6 van het Binnenvaartbesluit moeten passagiersschepen voorzien zijn van een CvO. Een passagierschip is een schip dat is bestemd of wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig vervoer van meer dan 12 personen buiten de bemanningsleden.

Ad 3 In de Richtlijn van het Europese Parlement en de Raad van 12 december 2006 zijn de binnenwateren van de Gemeenschap ingedeeld in 4 zones. In een Bijlage bij deze richtlijn is een overzicht opgenomen welke zonering voor een bepaald binnenwater van toepassing is.

De zone-indeling heeft plaatsgevonden op basis van significante golfhoogten. Het Noordzeekanaal, Buiten-IJ, Afgesloten IJ, en de havens in het Amsterdamse havengebied vallen onder zone 3. Het IJsselmeer valt onder zone 2.

7.1. Voorschriften/beperkingen

Alle voorschriften en beperkingen, maar ook een weigering van de vergunning, dienen als motief te hebben de motieven van de Vob 2010, namelijk belang van de ordening, de veiligheid, het milieu en ter voorkoming van gevaar, schade of hinder, meer in het bijzonder:

• de beheersing van de drukte op het water: de gemeente houdt grip op het aantal commerciële passagiersvaartuigen dat in Amsterdams havenwater vaart door vergunningverlening en handhaving op de exploitatievergunning;

• de beheersing van veiligheid, overlast en schade aan het milieu: aan de vaartuigen met vergunning en hun vergunninghouders worden (Amsterdamse) eisen gesteld die betrekking hebben op veiligheid, (stank- en geluids)overlast en het milieu.

7.2. Uitgangspunten op de te stellen voorschriften/ beperkingen

Behalve de voorschriften die zijn opgenomen in het Certificaat van Onderzoek van het desbetreffende passagiersvaartuig zullen voorschriften en beperkingen worden gehanteerd die een directe relatie hebben met de uit te geven exploitatievergunning. Daarnaast worden zoveel mogelijk de

voorschriften/ beperkingen aangehouden welke in de exploitatievergunning binnenwater worden gehanteerd.

De uitgangspunten zijn:

• geen onbemande of ongemotoriseerde vaartuigen vanwege het veiligheidsprincipe;

• aan vergunningen worden per categorie eisen gesteld ten aanzien van milieu, formaat en techniek;

• voor het personeel van passagiersvaartuigen is een instructie aan boord aanwezig waarin de relevante voorschriften van de vergunning zijn opgenomen;

• er wordt met of op het vaartuig geen overlast of hinder voor omwonenden of overigens voor de omgeving veroorzaakt, door geluidsapparatuur, een toestel of machine of ander voorwerp;

• er wordt geen versterkte muziek ten gehore gebracht aan boord van een open vaartuig;

• op vaartuigen in de segmenten groot en gesloten wordt alleen versterkte of onversterkte muziek ten gehore gebracht in een afgesloten ruimte, als: a) op iedere geluidsinstallatie aan boord een geluidsbegrenzer is aangebracht die is afgegrendeld op 76 dB(A); b) de muziek het achtergrondniveau niet overschrijdt.

7.3. Termijn geldigheid exploitatievergunning havenwater

• Een voor de eerste keer uitgegeven exploitatievergunning wordt verleend voor een periode van maximaal één jaar .

• Wil de exploitant daarna nog in aanmerking komen voor een exploitatievergunning, dan zal deze na toetsing van de eerder afgegeven exploitatievergunning worden verleend voor onbepaalde tijd.

8.Handhaving

Er wordt uitgegaan van drie uitgangspunten:

  • 1.

    Als eerste zal handhaving bestuursrechtelijk gaan plaatsvinden en niet strafrechtelijk. Het voldoen aan de in de exploitatievergunning opgenomen voorschriften dient primair als basis voor de handhavingsinzet. Dit betekent dat bij een overtreding geen strafrechtelijke boete wordt opgelegd, maar dat het intrekken van de exploitatievergunning na regelmatige overtreding van die voorschriften op de weg zal liggen dan wel – indien van toepassing – niet-verlenging.

  • 2.

    Het tweede uitgangspunt is dat niet alle vaartuigen die op het Afgesloten-IJ varen hoeven te worden gecontroleerd. Handhaving zou steekproefsgewijs kunnen plaatsvinden of op basis van meldingen. Indien gebruik wordt gemaakt van steigers van het Havenbedrijf Amsterdam NV of van openbare op- en afstaplocaties door vaartuigen die vermoedelijk niet in het bezit zijn van een exploitatievergunning, kan er een onderzoek worden ingesteld. Controle op de al dan niet aanwezigheid van een vergunning is betrekkelijk eenvoudig omdat bekend is welke schepen een vergunning zouden moeten hebben en welke er daadwekelijk één hebben.

  • 3.

    Als derde uitgangspunt is de handhavingsinzet van belang. Binnen Stichting Waternet is afgesproken dat hun toezichthouders in elk geval binnen twee jaar een controle uitvoeren op alle uitgegeven exploitatievergunning binnenwater. Deze controle wordt aangekondigd en vindt plaats als een vaartuig ligt afgemeerd. Dit heeft men bepaald om de bedrijfsvoering zo min mogelijk te storen.

Deze methode zal ook voor de exploitatievergunning havenwater worden overgenomen. Als een toezichthouder besluit om een vaartuig te controleren in het kader van de Binnenvaartwet- met name op het Certificaat van Onderzoek- kan ook tevens een controle op de exploitatievergunning havenwater worden uitgevoerd. Hierdoor krijgt de ondernemer/ schipper slechts één keer bezoek van een toezichthouder wat efficiënt is en tevens voor de ondernemer/schipper het minst bezwarend. Dit betekent echter niet dat een vaartuig niet tussentijds kan worden gecontroleerd door een toezichthouder. Toezichthouders kunnen namelijk te allen tijde aan boord van een vaartuig stappen om een controle van de Binnenvaartwet uit te voeren. Een klacht of overtreding is niet vereist voor optreden.

8.1. Methodiek handhaving

Voor het handhaven van de overtredingen van de voorschriften van de exploitatievergunning havenwater wordt het ‘three strikes you’re out’-beginsel gehanteerd. Dit beginsel wordt ook bij Stichting Waternet toegepast en zal, omwille van de gelijkheid en doelmatigheid van handhaving, door het Havenbedrijf Amsterdam worden overgenomen voor de handhaving van exploitatievergunningen havenwater.

Met het three strikes you’re out-principe wordt bij Stichting Waternet uitdrukking gegeven aan de wens om overlast te voorkomen en de leefbaarheid en veiligheid op de Amsterdamse binnenwateren, met name op de grachten, te borgen. Het gaat met name om het overtreden van de aan de exploitatievergunning verbonden voorschriften die betrekking hebben op of gerelateerd zijn aan (a) veiligheid, (b) geluid) en (c) snelheid.

In geval van herhaalde overtreding van met name boven genoemde voorschriften, zal de exploitatievergunning geheel of gedeeltelijk voor bepaalde of onbepaalde tijd worden ingetrokken.

Omdat intrekking een ingrijpend middel is, zal pas na een derde overtreding binnen 2 jaar tot (tijdelijke) intrekking worden overgegaan. vergunninghouder wordt in de gelegenheid gesteld om alsnog zorg te dragen voor naleving van de aan zijn vergunning verbonden voorschriften. Dit moet in de praktijk blijken en de vergunninghouder dient bovendien schriftelijk mee te delen wat hij heeft gedaan om dit te bereiken. Er wordt hem hiervoor een termijn geboden van één maand om dit te realiseren.

Wat betekent dit concreet?

Er worden bij dit principe drie stappen onderscheiden

Stap 1: Waarschuwingsbrief

Deze brief is op rechtsgevolg gericht en is om die reden een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) waartegen bezwaar en beroep openstaan. In deze brief wordt onder andere meegedeeld dat bij herhaling van een (soortgelijke) overtreding de vergunning kan worden ingetrokken. Deze brief wordt gestuurd aan de vergunninghouder en niet aan de schipper die het vaartuig tijdens de overtreding heeft gestuurd.

Stap 2: Voornemen tot intrekking vergunning bij volgende overtreding. In deze brief kan de vergunninghouder zijn zienswijze geven: Artikel 4:8 Awb bepaalt dat, alvorens een besluit wordt genomen, de vergunninghouder in de gelegenheid wordt gesteld om zijn zienswijze over het voornemen naar voren te brengen. In deze zienswijze kan de vergunninghouder feiten of omstandigheden naar voren brengen die van belang kunnen zijn voor de besluitvorming. Nieuwe feiten of omstandigheden kunnen worden deze betrokken bij deze beslissing. De gebruikelijke termijn om zienswijze in te dienen is twee weken na dagtekening van deze brief.

Strike 3: Intrekking vergunning

Bij de derde overtreding kan de vergunning geheel of gedeeltelijk voor bepaalde tijd of voor onbepaalde tijd ingetrokken. Behalve de aard van de overtreding moet ook het overtredingsgedrag van de vergunninghouder worden meegenomen voor deze zware sanctie.

De intrekking is ook een besluit in de zin van de Awb. Dit betekent dat bezwaar en beroep tegen deze beslissing openstaat.

Uitwerking

Elke overtreding wordt schriftelijk gerapporteerd door een toezichthouder van het Havenbedrijf Amsterdam NV. Het dossier blijft bij het Havenbedrijf Amsterdam NV en heeft de status vertrouwelijk.

• De Havenmeester hanteert een recidivetermijn van 2 jaar. Als binnen 2 jaar na de eerste overtreding een derde (soortgelijke) overtreding plaatsvindt, (tijdelijke) intrekking van de exploitatievergunning volgt. Na die twee jaar staat de teller weer op nul.

• Dat geldt ook als het vaartuig een nieuwe eigenaar krijgt.

• Verder weegt de Havenmeester niet alle overtredingen even zwaar. De duur van de intrekking na een derde overtreding binnen 2 jaar is afhankelijk van de ernst van de gepleegde overtreding. Dit betekent dat er dus meer waarschuwingen kunnen worden gegeven.

• Er wordt gewerkt met een puntenindeling. Voor veiligheid worden 3 punten toegekend, voor geluid en snelheid elk 1 punt.

• Er kunnen maximaal 9 punten worden behaald.

• In geval binnen 2 jaar 3 geluid- en/of snelheidsovertredingen zijn gepleegd, dan kan intrekking van de vergunning gedurende één week volgen.

• In geval binnen 2 jaar één veiligheidsovertreding en twee geluid en/of snelheidsovertredingen zijn gepleegd, dan kan intrekking gedurende 2 weken volgen.

• In het geval binnen 2 jaar twee of drie veiligheidsovertredingen zijn gepleegd, dan volgt intrekking gedurende 3 weken.

• In geval van samenloop (cumulatie) van overtredingen geldt voor toepassing van dit beginsel de zwaarste overtreding.

• Als er tegelijk een geluidsovertreding en veiligheidsovertreding wordt geconstateerd, dan wordt het three strikes you’re out-beginsel toegepast op basis van de veiligheidsovertreding.

Bijlage 1 Beleidsnotitie Exploitatievergunningenbeleid havenwater

De aanvraagprocedure

o Iedere exploitant van een passagiersvaartuig die denkt in aanmerking te komen voor een exploitatievergunning havenwater dient zijn aanvraag schriftelijk in te dienen met het speciaal door het Havenbedrijf Amsterdam NV daarvoor beschikbaar gestelde digitale aanvraagformulier

o Dit aanvraagformulier dient met bewijsstukken opgestuurd te worden naar de afdeling PortOffice.

o Bij dit aanvraagformulier dienen de volgende bewijsstukken meegestuurd te worden:

o Een recente foto van het vaartuig

o Een kopie van een geldig Certificaat van Onderzoek van het vaartuig

o Een kopie van de meetbrief of een uittrekstel van het kadaster waaruit blijkt wie de eigenaar van het vaartruig is.

o Een actueel bewijs van de inschrijving van de kamer van Koophandel waaruit blijkt dat men bedrijfsmatig wil opereren

o Iedere aanvrager krijgt schriftelijk ofwel een afwijzing van zijn aanvraag of de exploitatievergunning

o Iedere uitgegeven exploitatievergunning wordt in een openbaar Register exploitatievergunning haven ondergebracht. In dit register wordt in ieder geval bijgehouden aan wie een vergunning is verleend en voor welke passagiersvaartuig

Verder hangt het van de aanvraag af voor welk initiatief de Havenmeester vergunning verleent. Uitgangspunt is namelijk dat de aanvraag onderdeel is van de vergunning. Dit kan betekenen dat de Havenmeester vergunning verleent voor de exploitatie van een bepaalde route of voor passagiersvaart op bepaalde tijden (bijvoorbeeld in het weekend). Wanneer er voor een bepaalde route teveel initiatieven zijn voor dezelfde tijd, kan dit reden zijn de vergunning te weigeren of beperkingen te stellen (aangepaste tijden). Hierover zal de Havenmeester overleg voeren met de initiatiefnemer/aanvrager.

Voor schepen die zich nieuw aandienen is het van belang om af te wegen of een algemene exploitatievergunning op zijn plaats is of een route gebonden (of gebied gebonden) vergunning (in feite een vergunning met beperkingen).

Voorbeelden van schepen in bezit van een route gebonden vergunning zijn de Circle Line, De Theater boot voor Anne Frank, Harbor Cruises, Vuurtoren Eiland-verbinding met de IJ-veer en het Buurtveer van de stichting Move.

Naar boven