Wijzigingsverordening Algemene Plaatselijke Verordening Amersfoort 2016

De raad van de gemeente Amersfoort;

 

heeft het voorstel van burgemeester en wethouders gelezen van 6 december 2016, sector DIR/JDA (nr.5294005);

 

vindt het nodig dat er regels komen voor onderwerpen die de gemeentelijke huishouding betreffen;

 

heeft artikel 147 en 149 van de Gemeentewet gelezen;

 

besluit vast te stellen:

 

Wijzigingsverordening Algemene Plaatselijke Verordening Amersfoort 2016

Artikel I  

De Algemene Plaatselijke Verordening Amersfoort wordt gewijzigd als volgt.

 

A

Artikel 1:2, derde lid, wordt gewijzigd als volgt.

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

 

Artikel 1:2 Beslistermijn

 

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid is artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing indien beslist wordt op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2:11, 2:12 of artikel 4:11.

 

 

Artikel 1:2 Beslistermijn

 

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid is artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing indien beslist wordt op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2:11, 2:12, tweede lid, aanhef en onder a, of artikel 4:11.

 

 

Artikel 1:3 komt te vervallen.

 

Artikel 1:8 wordt gewijzigd als volgt.

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

De vergunning of ontheffing kan door het bevoegd gezag of het bevoegde bestuursorgaan in ieder geval worden geweigerd in het belang van:

  • a.

    de openbare orde;

  • b.

    de openbare veiligheid;

  • c.

    de volksgezondheid;

  • d.

    de bescherming van het milieu.

Artikel 1:8 Weigeringsgronden

 

  • 1.

    De vergunning of ontheffing kan door het bevoegd gezag of het bevoegde bestuursorgaan in ieder geval worden geweigerd in het belang van:

    • a.

      de openbare orde;

    • b.

      de openbare veiligheid;

    • c.

      de volksgezondheid;

    • d.

      de bescherming van het milieu;

  • 2.

    De vergunning kan bovendien worden geweigerd indien de aanvraag daartoe niet dan wel niet volledig is ingediend binnen een redelijke termijn voorafgaand aan de activiteit waarvoor vergunning wordt gevraagd.

  • 3.

    Onder redelijke termijn als bedoeld in het tweede lid wordt verstaan 8 weken, tenzij in een afzonderlijke bepaling een afwijkende termijn is opgenomen.

 

  

Artikel 2:10D, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt.

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

 

Artikel 2:10 D Terrasvergunning

 

  • 1.

    Het is verboden om zonder vergunning van het college een terras te hebben voor zover dit zich op of aan een openbare plaats bevindt. Onder terras wordt in dit artikel verstaan: een in de openbare ruimte liggend deel van een bedrijf waar sta- of zitgelegenheid wordt geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid en/of verstrekt.

 

 

Artikel 2:10 D Terrasvergunning

 

  • 1.

    Het is verboden om zonder vergunning van het college een terras te hebben voor zover dit zich op of aan een openbare plaats bevindt. Onder terras wordt in dit artikel verstaan: een in de openbare ruimte liggend deel van een bedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid en/of verstrekt.

 

 

Artikel 2:12 wordt gewijzigd als volgt.

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

 

Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg

 

  • 1.

    Het is verboden een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg:

    • a.

      indien degene die voornemens is een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg daarvan niet van tevoren melding heeft gedaan aan het college, onder indiening van een situatieschets van de gewenste uitweg en een foto van de bestaande situatie;

    • b.

      indien het college het maken of veranderen van de uitweg heeft verboden.

  • 2.

    Het college verbiedt het maken of veranderen van de uitweg:

    • a.

      indien daardoor het verkeer op de weg in gevaar wordt gebracht;

    • b.

      indien dat zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats;

    • c.

      indien het openhaar groen daardoor op onaanvaardbare wijze wordt aangetast;

    • d.

      indien er sprake is van een uitweg van een perceel dat al door een andere uitweg wordt ontsloten, en de aanleg van deze tweede uitweg ten koste gaat van een openbare parkeerplaats of het openbaar groen.

  • 3.

    De uitweg kan worden aangelegd indien het college niet binnen vier weken na ontvangst van de melding heeft beslist dat de gewenste uitweg wordt verboden.

  • 4.

    Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, de Waterschapskeur of de Wegenverordening provincie Utrecht 2010.

 

 

Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg

 

  • 1.

    Het is verboden een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg:

    • a.

      indien degene die voornemens is een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg daarvan niet van tevoren melding heeft gedaan aan het college, onder indiening van een situatieschets van de gewenste uitweg en een foto van de bestaande situatie;

    • b.

      indien het college het maken of veranderen van de uitweg heeft verboden.

  • 2.

    Van de melding als bedoeld in het eerste lid, onder a, wordt kennis gegeven.

  • 3.

    Het college verbiedt het maken of veranderen van de uitweg:

    • a.

      indien daardoor het verkeer op de weg in gevaar wordt gebracht;

    • b.

      indien dat zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats;

    • c.

      indien het openhaar groen daardoor op onaanvaardbare wijze wordt aangetast;

    • d.

      indien er sprake is van een uitweg van een perceel dat al door een andere uitweg wordt ontsloten, en de aanleg van deze tweede uitweg ten koste gaat van een openbare parkeerplaats of het openbaar groen.

  • 4.

    De uitweg kan worden aangelegd indien het college niet binnen vier weken na ontvangst van de melding heeft beslist dat de gewenste uitweg wordt verboden.

  • 5.

    Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, de Waterschapskeur of de Wegenverordening provincie Utrecht 2010.

 

 

Artikel 2:24, tweede lid, wordt gewijzigd als volgt.

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

 

Artikel 2:24 Begripsbepaling

 

  • 2.

    Onder evenement wordt mede verstaan:

    • a.

      een herdenkingsplechtigheid;

    • b.

      een braderie;

    • c.

      een optocht op de weg, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3 van deze verordening;

    • d.

      een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg;

    • e.

      een kermis.

 

 

Artikel 2:24 Begripsbepaling

 

  • 2.

    Onder evenement wordt mede verstaan:

    • a.

      een herdenkingsplechtigheid;

    • b.

      een braderie of themamarkt;

    • c.

      een optocht op de weg, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3 van deze verordening;

    • d.

      een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg;

    • e.

      een kermis;

    • f.

      een vechtsportevenement zoals free fight (het vrije gevecht), vale tudo (Brazilaans Mixed Martial Arts), cage fight (kooigevecht), kickboksen en Nuay Thai (Thaiboksen) in al hun varianten.

 

 

Artikel 2:25, vijfde lid, wordt gewijzigd als volgt.

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

 

Artikel 2:25 Evenement

 

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.

  • 2.

    Een evenementenvergunning wordt verleend aan een organisator en bevat een beschrijving van het gebied waarbinnen het evenement plaatsvindt, het tijdstip en de duur van het evenement, alsmede een beschrijving van de activiteiten en handelingen die in het kader van het evenement mogen plaatsvinden.

  • 3.

    Activiteiten die deel uitmaken van een evenementenvergunning zijn niet afzonderlijk vergunningplichtig op grond van deze of een andere gemeentelijke verordening, tenzij het planologische voorschriften betreft.

  • 4.

    Wanneer een evenement wordt gehouden, wordt tijdens het evenement in het gebied waar het evenement plaatsvindt, geen vergunning verleend aan derden voor op zichzelf staande activiteiten en handelingen op of aan een openbare plaats of het openbaar water.

  • 5.

    In aanvulling op het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester een evenementenvergunning weigeren indien:

    • a.

      onevenredig veel beslag wordt gelegd op de hulpdiensten;

    • b.

      de organisator onvoldoende waarborgen biedt voor een goed verloop van het evenement; of

    • c.

      in de door de burgemeester vastgestelde Evenementenkalender als bedoeld in het tiende lid al een reservering is opgenomen voor een ander evenement op de gevraagde tijd, locatie of in de nabijheid daarvan.

  • 6.

    Het verbod van het eerste lid geldt niet voor een wedstrijd op of aan de weg, voor zover in het geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 10 juncto 148, van de Wegenverkeerswet 1994.

  • 7.

    Een vergunning als bedoeld in artikel 2:25, eerste lid, wordt aangevraagd door degene die voornemens is een evenement te organiseren, door middel van een door de burgemeester vastgesteld formulier.

  • 8.

    De burgemeester kan in nadere regels indieningsvereisten stellen voor een aanvraag van een vergunning als bedoeld in artikel 2:25, eerste lid.

  • 9.

    In afwijking van artikel 1:3 kan de burgemeester besluiten een aanvraag voor een vergunning voor een evenement niet te behandelen indien de aanvraag minder dan 12 weken voor de datum van het evenement worden ingediend.

  • 10.

    De burgemeester stelt jaarlijks vóór 1 december een Evenementenkalender vast voor het volgende kalenderjaar. Degene die voornemens is een evenement te organiseren kan de burgemeester jaarlijks vóór 1 oktober verzoeken een evenement te plaatsen op de evenementenkalender van het volgende jaar. Een dergelijk verzoek is geen aanvraag als bedoeld in het eerste lid. Aan de plaatsing van een evenement op de evenementenkalender kunnen geen rechten worden ontleend met uitzondering van het bepaalde in het vijfde lid, onder c.

  • 11.

    Op de vergunning bedoeld in het eerste lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

 

 

Artikel 2:25 Evenement

 

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.

  • 2.

    Een evenementenvergunning wordt verleend aan een organisator en bevat een beschrijving van het gebied waarbinnen het evenement plaatsvindt, het tijdstip en de duur van het evenement, alsmede een beschrijving van de activiteiten en handelingen die in het kader van het evenement mogen plaatsvinden.

  • 3.

    Activiteiten die deel uitmaken van een evenementenvergunning zijn niet afzonderlijk vergunningplichtig op grond van deze of een andere gemeentelijke verordening, tenzij het planologische voorschriften betreft.

  • 4.

    Wanneer een evenement wordt gehouden, wordt tijdens het evenement in het gebied waar het evenement plaatsvindt, geen vergunning verleend aan derden voor op zichzelf staande activiteiten en handelingen op of aan een openbare plaats of het openbaar water.

  • 5.

    In aanvulling op het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester een evenementenvergunning weigeren indien:

    • a.

      onevenredig veel beslag wordt gelegd op de hulpdiensten;

    • b.

      de organisator onvoldoende waarborgen biedt voor een goed verloop van het evenement;

    • c.

      in de door de burgemeester vastgestelde Evenementenkalender als bedoeld in het tiende lid al een reservering is opgenomen voor een ander evenement op de gevraagde tijd, locatie of in de nabijheid daarvan; of

    • d.

      de aanvraag minder dan 12 weken voor de datum van het evenement wordt ingediend en een redelijke beoordeling niet meer mogelijk is.

  • 6.

    Het verbod van het eerste lid geldt niet voor een wedstrijd op of aan de weg, voor zover in het geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 10 juncto 148, van de Wegenverkeerswet 1994.

  • 7.

    Een vergunning als bedoeld in artikel 2:25, eerste lid, wordt aangevraagd door degene die voornemens is een evenement te organiseren, door middel van een door de burgemeester vastgesteld formulier.

  • 8.

    De burgemeester kan in nadere regels indieningsvereisten stellen voor een aanvraag van een vergunning als bedoeld in artikel 2:25, eerste lid.

  • 9.

    De burgemeester stelt jaarlijks vóór 1 december een Evenementenkalender vast voor het volgende kalenderjaar. Degene die voornemens is een evenement te organiseren kan de burgemeester jaarlijks vóór 1 oktober verzoeken een evenement te plaatsen op de evenementenkalender van het volgende jaar. Een dergelijk verzoek is geen aanvraag als bedoeld in het eerste lid. Aan de plaatsing van een evenement op de evenementenkalender kunnen geen rechten worden ontleend met uitzondering van het bepaalde in het vijfde lid, onder c.

  • 10.

    Op de vergunning bedoeld in het eerste lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

 

 

Artikel 2:25a, eerste lid wordt gewijzigd als volgt

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

 

Artikel 2:25a Klein evenement

 

  • 1.

    Een vergunning als bedoeld in artikel 2:25, eerste lid, is niet vereist voor een klein evenement, indien:

    • a.

      het evenement tussen 7.00 uur en 24.00 uur plaatsvindt;

    • b.

      geen muziek ten gehore wordt gebracht voor 7.00 uur en na 23.00 uur;

    • c.

      er slechts kleine objecten worden geplaatst met een oppervlakte van minder dan 10 m2 per object;

    • d.

      het evenement niet plaatsvindt op de rijbaan, (brom-) fietspad of parkeergelegenheid of anderszins een belemmering vormt voor het verkeer en de hulpdiensten;

    • e.

      er een organisator is;

    • f.

      de organisator de burgemeester ten minste 15 werkdagen voorafgaand aan het kleine evenement in kennis stelt met een door de burgemeester vastgesteld meldingsformulier.

 

 

Artikel 2:25a Klein evenement

 

  • 1.

    Een vergunning als bedoeld in artikel 2:25, eerste lid, is niet vereist voor een klein evenement, indien:

    • a.

      het evenement tussen 7.00 uur en 24.00 uur plaatsvindt;

    • b.

      geen muziek ten gehore wordt gebracht voor 7.00 uur en na 23.00 uur;

    • c.

      er slechts kleine objecten worden geplaatst met een oppervlakte van minder dan 10 m2 per object;

    • d.

      het evenement geen ernstige belemmering vormt voor het verkeer en de hulpdiensten;

    • e.

      er een organisator is;

    • f.

      de organisator de burgemeester ten minste 15 werkdagen voorafgaand aan het kleine evenement in kennis stelt met een door de burgemeester vastgesteld meldingsformulier.

 

 

I  

Artikel 2:38 wordt gewijzigd als volgt.

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

 

Artikel 2:38 Verschaffing gegevens

 

Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of de kampeerder is verplicht de exploitant of feitelijk leidinggevende van die inrichting volledig en naar waarheid naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, betrekking, dag van aankomst en de dag van vertrek te verstrekken.

 

Artikel 2:38 Verschaffing gegevens

 

Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of de kampeerder is verplicht de exploitant of feitelijk leidinggevende van die inrichting volledig en naar waarheid naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, dag van aankomst en de dag van vertrek te verstrekken.

  

Artikel 2:39, tweede lid, onder b, wordt gewijzigd als volgt.

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

 

Artikel 2:39 Speelgelegenheden

 

  • b.

    speelgelegenheden waarvoor de minister van Justitie of de Kamer van Koophandel bevoegd is vergunning te verlenen;

 

 

Artikel 2:39 Speelgelegenheden

 

  • b.

    speelgelegenheden waarvoor de raad van bestuur van de kansspelautoriteit bevoegd is vergunning te verlenen;

 

 

Na artikel 2:41 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

-

 

Artikel 2:41a Sluiting voor het publiek openstaande gebouwen

 

  • 1.

    De burgemeester kan de (gehele of gedeeltelijke) sluiting bevelen van een voor het publiek openstaand gebouw – niet zijnde een horecabedrijf of seksinrichting – of een bij dat gebouw behorend erf of enige andere ruimte, niet zijnde een woning die als zodanig in gebruik is, als daar:

    • a.

      is gehandeld in strijd met artikel 1 of 30b van de Wet op de Kansspelen;

    • b.

      door misdrijf verkregen zaken voorhanden, bewaard of verborgen zijn, dan wel verworven of overgedragen;

    • c.

      wapens als bedoeld in artikel 2 van de Wet wapens en munitie aanwezig zijn waarvoor geen ontheffing, vergunning of verlof is verleend of;

    • d.

      zich andere feiten of omstandigheden hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat het geopend blijven van het gebouw, het erf of de ruimte ernstig gevaar oplevert voor de openbare orde.

  • 2.

    Onverminderd hetgeen in de Algemene wet bestuursrecht is bepaald omtrent de bekendmaking, wordt het bevel tot sluiting tevens bekend gemaakt door een afschrift van het bevel tot sluiting aan te brengen bij de toegang van het gebouw, het erf of de ruimte, of in de directe nabijheid daarvan.

  • 3.

    Een ieder is verplicht toe te laten dat het in het tweede lid bedoelde afschrift wordt aangebracht en aangebracht blijft, zolang de sluiting van kracht is.

  • 4.

    Het is verboden een gebouw, erf of ruimte te betreden waarvan de sluiting is bevolen.

  • 5.

    Een sluiting kan op aanvraag van belanghebbenden door de burgemeester worden opgeheven, wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en naar zijn oordeel voldoende garanties aanwezig zijn dat geen herhaling van de feiten of gedragingen die tot sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.

 

 

Artikel 2:48, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt.

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

 

Artikel 2:48 Verboden drankgebruik

 

  • 1.

    Het is verboden op een openbare plaats, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.

 

 

Artikel 2:48 Verboden drankgebruik

 

  • 1.

    Het is voor personen die de leeftijd van achttien jaren hebben bereikt, verboden op een openbare plaats, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.

 

 

Artikel 2:57, tweede lid, wordt gewijzigd als volgt.

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

 

Artikel 2:57 Verboden plaatsen voor honden

 

  • 2.

    Het verbod in het eerste lid, aanhef en onder b, is niet van toepassing op door het college

 

Artikel 2:57 Verboden plaatsen voor honden

 

  • 2.

    Het verbod in het eerste lid, aanhef en onder a, is niet van toepassing op door het college

 

Artikel 2:59 wordt gewijzigd als volgt.

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

 

Artikel 2:59 Gevaarlijke honden

 

  • 1.

    Indien het college een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan het de eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander.

  • 2.

    Een aanlijngebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond aangelijnd te houden met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1,50 meter.

  • 3.

    Een muilkorfgebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond voorzien te houden van een muilkorf die:

    • a.

      vervaardigd is van stevige kunststof, van stevig leer of van beide stoffen;

    • b.

      door middel van een stevige leren riem zodanig rond de hals is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is; en

    • c.

      zodanig is ingericht dat de hond niet kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.

  • 4.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 2:57, eerste lid onder c, dient een hond als bedoeld in het eerste lid voorzien te zijn van een door de bevoegde minister op aanvraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.

 

 

Artikel 2:59 Gevaarlijke honden

 

  • 1.

    Indien de burgemeester een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan hij de eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander.

  • 2.

    Een aanlijngebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond aangelijnd te houden met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1,50 meter.

  • 3.

    Een muilkorfgebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond voorzien te houden van een muilkorf die:

    • a.

      vervaardigd is van stevige kunststof, van stevig leer of van beide stoffen;

    • b.

      door middel van een stevige leren riem zodanig rond de hals is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is; en

    • c.

      zodanig is ingericht dat de hond niet kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.

  • 4.

    Een hond als bedoeld in het eerste lid dient voorzien te zijn van een door de bevoegde minister op aanvraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.

 

 

Artikel 2:60, tweede lid, wordt gewijzigd als volgt.

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

 

Artikel 2:60 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren

 

  • 2.

    Het college kan de rechthebbende op een onroerende zaak gelegen binnen plaats die een krachtens het eerste lid is aangewezen, ontheffing verlenen van een of meer verboden bedoeld in het eerste lid.

 

 

Artikel 2:60 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren

 

  • 2.

    Het college kan de rechthebbende op een onroerende zaak gelegen binnen een plaats die krachtens het eerste lid is aangewezen, ontheffing verlenen van een of meer verboden bedoeld in het eerste lid.

 

  

De artikelen 2:73a tot en met 2:74b worden vernummerd 2:74 tot en met 2:74b.

 

Artikel 2:77 wordt gewijzigd als volgt.

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

 

Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen

 

  • 1.

    De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet te besluiten tot plaatsing van vaste camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats.

 

Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen

 

  • 1.

    De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet te besluiten tot plaatsing van camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats.

 

Artikel 2:78 wordt gewijzigd als volgt.

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

 

Artikel 2:78 Verblijfsontzegging

 

  • 1.

    De burgemeester kan in het belang van de openbare orde aan degene die zich in het door hem aangewezen gebied gedraagt in strijd met:

    • a.

      artikel 2:1, eerste lid (samenscholing);

    • b.

      artikel 2:48, eerste lid (hinderlijk drankgebruik);

    • c.

      artikel 2:49, eerste lid (hinderlijk gedrag bij of in gebouwen);

    • d.

      artikel 2:74 (drugshandel op straat);

    • e.

      artikel 2:74a (openlijk drugsgebruik);

    • f.

      artikel 2:74b (verzameling van personen in verband met harddrugs)

een verbod opleggen om zich gedurende een in dat verbod genoemd tijdvak van 24 uren te bevinden op in dat verbod aangewezen plaatsen, waar of in de nabijheid waarvan de genoemde gedragingen hebben plaatsgevonden.

  • 2.

    De burgemeester kan in het belang van de openbare orde aan degene aan wie eerder een verbod als bedoeld in het eerste lid is opgelegd en ten aanzien van wie wordt geconstateerd, dat hij zich opnieuw in het aangewezen gebied gedraagt in strijd met de in het eerste lid genoemde artikelen, een verbod opleggen om zich gedurende een in dat verbod genoemd tijdvak van ten hoogste veertien dagen te bevinden op in dat verbod aangewezen plaatsen, waar of in de nabijheid waarvan de genoemde gedragingen hebben plaatsgevonden.

  • 3.

    Een verbod als genoemd in het tweede lid kan slechts worden opgelegd indien de openbare orde verstorende handelingen binnen zes maanden na het opleggen van een eerder verbod, opgelegd op grond van het eerste of tweede lid, zijn geconstateerd.

  • 4.

    De burgemeester beperkt de in het eerste, tweede en derde lid genoemde verboden, indien dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk is.

  • 5.

    Het is verboden zich te gedragen in strijd met een door de burgemeester opgelegd verbod.

 

 

Artikel 2:78 Verblijfsontzegging 

 

  • 1.

    De burgemeester kan in het belang van de openbare orde en veiligheid, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht een bevel geven om zich gedurende de in het bevel vermelde periode van ten hoogste 8 weken niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.

  • 2.

    De burgemeester beperkt het in het eerste lid gestelde bevel, als hij dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk oordeelt.

  • 3.

    De burgemeester kan op aanvraag tijdelijk ontheffing verlenen van een bevel.

 

  

Artikel 3:5, tweede lid, onder c, tweede aandachtstreepje, wordt gewijzigd als volgt.

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

 

Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder

 

  • -

    de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 240b , 242 tot en met 249, 252, 250a (oud), 273a, 300 tot en met 303, 416, 417, 417bis, 426, 429quater en 453 van het Wetboek van Strafrecht;

 

Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder

 

  • -

    de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 240b , 242 tot en met 249, 252, 250a (oud), 273f, 300 tot en met 303, 416, 417, 417bis, 426, 429quater en 453 van het Wetboek van Strafrecht;

 

Artikel 4:1, aanhef en onder a, wordt gewijzigd als volgt.

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

 

Artikel 4:1 Begripsbepalingen

 

  • a.

    Besluit: het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;

 

Artikel 4:1 Begripsbepalingen

 

  • a.

    Besluit: Activiteitenbesluit milieubeheer;

  

Artikel 4:2, tweede lid, wordt gewijzigd als volgt.

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

 

Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten

 

  • 2.

    De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.

 

Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten

 

  • 2.

    De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 3.148, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.

 

Artikel 4:3 wordt gewijzigd als volgt.

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

 

Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten

 

  • 1.

    Het is een inrichting toegestaan maximaal 3 incidentele festiviteiten, en voor zover de inrichting een sportvereniging betreft maximaal 6 incidentele festiviteiten, per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.

  • 2.

    Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 3 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 3.148, eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.

  • 3.

    Het college stelt een formulier vast voor het doen van een kennisgeving.

  • 4.

    De kennisgeving wordt geacht te zijn gedaan wanneer het formulier, volledig en naar waarheid ingevuld, tijdig is ingeleverd op de plaats op dat formulier vermeld.

  • 5.

    De kennisgeving wordt tevens geacht te zijn gedaan wanneer het college op verzoek van de houder van een inrichting een incidentele festiviteit, die redelijkerwijs niet te voorzien was, terstond toestaat.

  • 6.

    Het equivalente geluidsniveau LAr,LT veroorzaakt door de inrichting bedraagt niet meer dan 60 dB(A), gemeten op de gevel van geluidgevoelige gebouwen op een hoogte van 1,5 meter.

  • 7.

    De geluidswaarde als genoemd in het zesde lid is inclusief onversterkte muziek en exclusief 10 dB(A) toeslag vanwege muziekcorrectie. Tevens wordt de bedrijfsduurcorrectie buiten beschouwing gelaten.

  • 8.

    De incidentele festiviteit moet ten minste 2 uur eerder worden beëindigd dan dat de inrichting geopend mag zijn op basis van de horeca-exploitatievergunning of de in artikel 2:30, tweede lid, genoemde nadere regels.

  • 9.

    De geluidsnorm als bedoeld in het zesde lid geldt voor het bebouwde gedeelte van de inrichting en niet voor de buitenruimte.

  • 10.

    Bij het ten gehore brengen van muziekgeluid blijven ramen en deuren gesloten, behoudens voor het onmiddellijk doorlaten van personen of goederen.

   

 

Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten

 

  • 1.

    Het is een inrichting toegestaan maximaal 3 incidentele festiviteiten, en voor zover de inrichting een sportvereniging betreft maximaal 6 incidentele festiviteiten, per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.

  • 2.

    Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 3 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 3.148, eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.

  • 3.

    Het college stelt een formulier vast voor het doen van een kennisgeving.

  • 4.

    De kennisgeving wordt geacht te zijn gedaan wanneer het formulier, volledig en naar waarheid ingevuld, tijdig is ingeleverd op de plaats op dat formulier vermeld.

  • 5.

    De kennisgeving wordt tevens geacht te zijn gedaan wanneer het college op verzoek van de houder van een inrichting een incidentele festiviteit, die redelijkerwijs niet te voorzien was, terstond toestaat.

  • 6.

    Het equivalente geluidsniveau LAr,LT veroorzaakt door de inrichting bedraagt niet meer dan 60 dB(A), gemeten op de gevel van geluidgevoelige gebouwen op een hoogte van 1,5 meter.

  • 7.

    De geluidswaarde als genoemd in het zesde lid is inclusief onversterkte muziek en exclusief 10 dB(A) toeslag vanwege muziekcorrectie. Tevens wordt de bedrijfsduurcorrectie buiten beschouwing gelaten.

  • 8.

    De geluidsnorm als bedoeld in het zesde lid geldt voor het bebouwde gedeelte van de inrichting en niet voor de buitenruimte.

  • 9.

    Bij het ten gehore brengen van muziekgeluid blijven ramen en deuren gesloten, behoudens voor het onmiddellijk doorlaten van personen of goederen.

  • 10.

    De incidentele festiviteit moet ten minste 2 uur eerder worden beëindigd dan dat de inrichting geopend mag zijn op basis van de horeca-exploitatievergunning of de in artikel 2:30, tweede lid, genoemde nadere regels.

  • 11.

    Een incidentele festiviteit als bedoeld in lid 1 die in de buitenlucht plaatsvindt mag van maandag tot met zaterdag niet starten voor 9.00 uur en op zondagen niet voor 13.00 uur. De incidentele festiviteit die in de buitenlucht plaatsvindt, mag maximaal 5 uur duren en moet uiterlijk stoppen om 21.00 uur en op zondagen om 19.00 uur.

  • 12.

    Voor een incidentele festiviteit die deels in de buitenlucht en deels in het bebouwde deel de inrichting plaatst vind, gelden de in lid 11 genoemde tijden ook voor het deel van de festiviteit dat in de buitenlucht plaatsvindt.

 

  

Artikel 4:11, tweede lid, word gewijzigd als volgt.

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

 

Artikel 4:11 Omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand

 

  • 2.

    Het eerste lid geldt niet voor:

    • a.

      houtopstand in particuliere eigendom waarvan de stamomtrek, gemeten op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld minder is dan 35 centimeter;

    • b.

      wegbeplantingen en eenrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, beide voor zover bestaande uit niet geknotte populieren of wilgen;

    • c.

      vruchtbomen en windschermen om boomgaarden;

    • d.

      fijnsparren, niet ouder dan 12 jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;

    • e.

      kweekgoed;

    • f.

      houtopstand die bij wijze van dunning moet worden geveld;

    • g.

      houtopstand die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en gelegen is buiten een bebouwde kom, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt die:

      -ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are;

      -ofwel bestaat uit rijbeplanting van niet meer dan 20 bomen, gerekend over het totale aantal rijen;

    • h.

      houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving of last van het college;

    • i.

      het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

    • j.

      houtopstand gelegen in een beschermd natuurmonument in de zin van de Natuurbeschermingswet;

    • k.

      houtopstand waarvan naar het oordeel van het bevoegd gezag vellen onverwijld nodig is vanwege acuut gevaar of vergelijkbaar spoedeisend belang.

 

 

Artikel 4:11 Omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand

 

  • 2.

    Het eerste lid geldt niet voor:

    • a.

      houtopstand in particuliere eigendom waarvan de stamomtrek, gemeten op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld minder is dan 35 centimeter;

    • b.

      wegbeplantingen en eenrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, beide voor zover bestaande uit niet geknotte populieren of wilgen;

    • c.

      vruchtbomen en windschermen om boomgaarden;

    • d.

      fijnsparren, niet ouder dan 12 jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;

    • e.

      kweekgoed;

    • f.

      houtopstand die bij wijze van dunning moet worden geveld;

    • g.

      houtopstand als bedoeld in de Wet natuurbescherming die gelegen is buiten de bebouwde kom, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt die:

      -ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are;

      -ofwel bestaat uit rijbeplanting van niet meer dan 20 bomen, gerekend over het totale aantal rijen;

    • h.

      houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving of last van het college;

    • i.

      het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

    • j.

      houtopstand gelegen in een beschermd natuurgebied als bedoeld in de Wet natuurbescherming;

    • k.

      houtopstand waarvan naar het oordeel van het bevoegd gezag vellen onverwijld nodig is vanwege acuut gevaar of vergelijkbaar spoedeisend belang.

 

  

Artikel 4:12 A komt te vervallen.

 

Artikel 4:15, vierde lid, onder c, wordt gewijzigd als volgt.

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

 

Artikel 4:15 Verbod ontsierende hinderlijke of gevaarlijke reclame

 

  • c.

    in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van een in de nabijheid gelegen onroerende zaak, tenzij in dit onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer.

 

Artikel 4:15 Verbod ontsierende hinderlijke of gevaarlijke reclame

 

  • c.

    in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van een in de nabijheid gelegen onroerende zaak, tenzij in dit onderwerp wordt voorzien door de Activiteitenbesluit milieubeheer.

 

Artikel 5:33, derde lid, aanhef, wordt gewijzigd als volgt.

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

 

Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden

 

Het verbod in het eerst lid geldt niet voor bestuurders van motorvoertuigen en bromfietsen en voor fietsers of berijders van paarden:

 

Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden

 

Het verbod in het eerste lid geldt niet voor bestuurders van motorvoertuigen en bromfietsen en voor fietsers of berijders van paarden:

 

ZA 

Artikel 6:1 wordt gewijzigd als volgt.

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

 

Artikel 6:1 Strafbepaling

 

Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

 

Artikel 6:1 Strafbepaling

 

  • 1.

    Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid, is artikel 1a van de Wet op de economische delicten van toepassing op overtreding van het bepaalde bij of krachtens artikel 2:11, tweede lid en 4:11, eerste lid.

 

 

ZB 

Artikel 6:2 wordt gewijzigd als volgt.

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

 

Artikel 6:2 Toezichthouders

 

1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast: de buitengewoon opsporingsambtenaren van de sector Stedelijke Ontwikkeling en Beheer, afdeling Vergunningverlening Toezicht en Handhaving, team Handhaving Openbare Ruimte.

2. Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de door burgemeester en wethouders of de burgemeester aangewezen personen.

 

 

Artikel 6:2 Toezichthouders

 

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de buitengewoon opsporingsambtenaren van de gemeente Amersfoort

  • 2.

    Het college dan wel de burgemeester kan daarnaast andere personen met dit toezicht belasten.

  • 3.

    Onverminderd het eerste en tweede lid zijn de ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 141, onder b, van het Wetboek van Strafvordering, eveneens belast met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften.

 

 

 

Artikel II Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Wijzigingsverordening Algemene Plaatselijke Verordening 2016

 

Artikel III Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na die waarop zij is bekendgemaakt.

 

Vastgesteld in de openbare vergadering 7 maart 2017.

de griffier,

de voorzitter,

Naar boven