Wijziging Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Weert 2015

Burgemeester en wethouders van de gemeente Weert,

 

Overwegende dat de Centrale Raad van Beroep op 18 mei 2016 een aantal uitspraken heeft gedaan met betrekking tot de hulp bij het huishouden;

 

dat deze uitspraken leiden tot enkele aanpassingen in het beleid ten aanzien van het bieden van hulp bij het huishouden, ter realisering van een ‘schoon en leefbaar huis’;

 

gelet op het gestelde in de notitie “Ontwikkeling Hulp bij het huishouden Midden-Limburg West, Richtinggevende notitie resultaatfinanciering HbH 2017 en daarna’,

 

mede gelet op het bepaalde in hoofdstuk 7 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Weert 2015;

 

B E S L U I T E N:

  • A.

    Hoofdstuk 5 van de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Weert 2015, als volgt te wijzigen:

Hoofdstuk 5 Ondersteuning bij een schoon en leefbaar huis

Inleiding

Verordening maatschappelijke ondersteuning: artikel 7.1 en artikel 7.2

Indien een cliënt is aangewezen op ondersteuning bij een schoon en leefbaar huis kan het College een maatwerkvoorziening toekennen in de vorm van hulp bij het huishouden (HbH).

 

Client maakt nadere afspraken met de aanbieder, die door gemeente worden bekrachtigd.

Tijdens het gesprek (als bedoeld in artikel 2.3 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Weert 2015) wordt op hoofdlijnen het HbH-arrangement met de cliënt doorgenomen. Indien blijkt dat de cliënt is aangewezen op huishoudelijke ondersteuning wordt in de bijlage behorende bij het gespreksverslag (= het zgn. opdrachtformulier voor de aanbieder HbH) de voor de aanbieder relevante informatie vermeld om de taken en frequentie samen met de cliënt nader te duiden, om zodoende een schoon en leefbaar huis te kunnen bewerkstelligen.

Bij het bepalen van het HbH-arrangement wordt met name gelet op:

  • -

    Bijzondere individuele omstandigheden. Deze omstandigheden kunnen van invloed zijn op de indicatie. Denk bijvoorbeeld aan jonge kinderen, aanwezige huisdieren, allergieën;

  • -

    Het gebruik van woonruimten. Dit om inzicht te krijgen in de ruimten die moeten worden schoongemaakt. Kamers die niet in gebruik (hoeven te) zijn vallen hier buiten.

 

Kiest de cliënt tijdens het gesprek voor ZIN, dan dient hij tevens één van de gecontracteerde aanbieders te kiezen. Een medewerker van de gekozen aanbieder gaat bij de cliënt op huisbezoek. De gemeente stuurt het ingevulde opdrachtformulier naar de gekozen aanbieder met het verzoek om het ondersteuningsplan op te stellen. In dit ondersteuningsplan worden de nadere afspraken neergelegd die door de aanbieder in samenspraak met de cliënt zijn gemaakt over hoe de hulp bij het huishouden geboden zal gaan worden.

Het ondersteuningsplan wordt zowel door de cliënt als de aanbieder ondertekend en wordt binnen 10 werkdagen na dagtekening van het opdrachtformulier naar de gemeente geretourneerd.

 

Overigens geldt het opstellen van een ondersteuningsplan ook bij de keuze voor een PGB. Ook hier dienen nadere afspraken gemaakt te worden tussen cliënt en zorgverlener/hulp. Deze afspraken over welke werkzaamheden, duur en frequenties worden neergelegd in het door beide partijen te ondertekenen ondersteuningsplan.

   

Ondersteuningsplan onlosmakelijk onderdeel van de beschikking

Het opdrachtformulier en het ondertekende ondersteuningsplan vormen mede de basis voor en is onderdeel van de beschikking (zowel voor ZIN als PGB) die het college verleend bij het toekennen van de maatwerkvoorziening: schoon en leefbaar huis.

 

Met deze werkwijze wordt bewerkstelligd dat het college de regie behoudt over de aan de cliënt te leveren maatwerkvoorziening.

 

Verordening mo: artikel 7.3

 

Wat is een maatwerkvoorziening?

Een maatwerkvoorziening is pas aan de orde als na onderzoek vanwege de gemeente blijkt dat de persoon als gevolg van zijn beperkingen, chronische psychische of psychosociale problemen niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp (Zie daarvoor hoofdstuk 4 van deze beleidsregels.), met (niet-afdwingbare) mantelzorg, met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk of met algemeen gebruikelijke of algemene voorzieningen voldoende zelfredzaam is of in staat is tot participatie.

 

Een maatwerkvoorziening wordt in de wet als volgt gedefinieerd:

  • Op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen:

  • ten behoeve van zelfredzaamheid, daaronder begrepen kortdurend verblijf in een instelling ter ontlasting van de mantelzorger, het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen;

  • ten behoeve van participatie, daaronder begrepen het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen en andere maatregelen;

  • ten behoeve van beschermd wonen en opvang.

Een maatwerkvoorziening is het sluitstuk in de ondersteuning van de cliënt en wordt pas ingezet als alle andere mogelijkheden geen of onvoldoende bijdrage leveren aan het verminderen van de belemmeringen die de cliënt heeft in zijn zelfredzaamheid en participatie.

 

Wat is passende ondersteuning?

Voor hulp bij het huishouden in natura geldt dat, als tijdens het gesprek is geconstateerd dat ondersteuning bij het realiseren van een schoon en leefbaar huis passend is en de gemeente daartoe het opdrachtformulier heeft opgesteld, de aanbieder en de cliënt in samenspraak met elkaar kijken op welke wijze concrete invulling wordt gegeven aan de HbH-ondersteuning. De gemaakte afspraken worden door de aanbieder en de cliënt vastgelegd in het ondersteuningsplan. Dat plan geeft ook aan welke de taken, werkzaamheden en frequentie zijn die door de aanbieder worden uitgevoerd. Het ondersteuningsplan vormt onderdeel van de gemeentelijke beschikking tot het verlenen van de maatwerkvoorziening ‘schoon en leefbaar huis’.

 

Niet tevreden met uitvoering van gemaakte afspraken

Indien de cliënt niet tevreden is met de wijze waarop de aanbieder de gemaakte afspraken uitvoert, dient hij in eerste instantie in overleg treden met de aanbieder. Daarna kan hij een eventueel geschil aan het college voorleggen. Er zal dan samen met de cliënt en de aanbieder in overleg worden getreden om te onderzoeken wat in de individuele situatie passende ondersteuning is. Hieruit kan voortvloeien dat er wijzigingen dienen plaats te vinden. Dit met het oog op het verbeteren en/of versterken van de zelfredzaamheid. Eventuele wijzigingen in de ondersteuning worden opgenomen in een aangepast ondersteuningsplan.

 

Indien beide partijen ondanks deze inspanningen niet tot overeenstemming komen staan de volgende mogelijkheden open:

  • a.

    de cliënt stapt over naar een andere gecontracteerde aanbieder;

  • b.

    de cliënt kiest voor een persoonsgebonden budget.

 

Wijziging

Ook kan het zijn dat er een wijziging optreedt in bijvoorbeeld de beschikbaarheid van personen uit het sociale netwerk. Daar zal de aanbieder mogelijk meer hulp bij het huishouden kunnen inzetten of de eerder ingezette hulp anders organiseren. De cliënt bespreekt dit eerst met de aanbieder. Als dit leidt tot een aangepast ondersteuningsplan, dan dient dit gewijzigde ondersteuningsplan wederom door beide partijen te worden ondertekend. Dat gewijzigde ondersteuningsplan vormt dan onderdeel van de bestaande beschikking. Er hoeft dus geen nieuwe beschikking tot het verstrekken van de maatwerkvoorziening ‘schoon en leefbaar huis’ door het college te worden verstrekt. Dat is pas het geval dat als het gewijzigde ondersteuningsplan niet meer past binnen de afgesproken resultaatbekostiging tussen gemeente en aanbieder of wanneer cliënt besluit tot overstappen naar een andere gecontracteerde aanbieder. Dat kan het geval zijn als er substantieel meer uren ingezet dienen te worden. Er wordt daarbij wederom een mogelijkheid tot bezwaar geboden.

 

Verordening mo: artikel 7.4

Resultaat: een schoon en leefbaar huis

Ondersteuning en regie bij het voeren van een huishouden is aan de orde als er beperkingen zijn bij het voeren van een huishouden. Dat kan zich uiten door (dreigende) vervuiling van de woning of van kleding doordat de cliënt het huishouden niet meer (voldoende) zelf kan doen, maar ook doordat de cliënt niet in staat is voor zichzelf maaltijden te bereiden of boodschappen te doen. In noodsituaties (bijvoorbeeld plotselinge uitval van de moeder door ziekenhuisopname) kan binnen dit resultaatgebied ondersteuning worden geboden voor de verzorging van minderjarige kinderen.

 

Hulp bij huishouden op onderstaande resultaten wordt alleen geboden wanneer er geen andere oplossingen zijn die problemen die cliënt hierbij ondervindt kunnen voorkomen of oplossen. In de dagelijkse praktijk betekent dit dat, waar dat mogelijk is, cliënt, de leefeenheid of het netwerk de huishoudelijke werkzaamheden (blijven) uitvoeren. Aanvullend hierop wordt ondersteuning bij het huishouden geboden. Van een cliënt wordt medewerking gevraagd om deze ondersteuning zo efficiënt mogelijk te kunnen organiseren. Dit betekent dat van de betrokkene mag worden verwacht dat hiermee rekening wordt gehouden bij de inrichting van de woning en planning van huishoudelijke werkzaamheden. Te denken valt bijvoorbeeld aan de wijze waarop de woning is ingericht. Uiteraard mag de cliënt de woning gezellig maken door het plaatsen van snuisterijen of beeldjes. Als de woning hier vol mee staat, belemmert dit de voortgang van de werkzaamheden. Dit kan betekenen dat de cliënt gevraagd wordt voor de komst van de hulp de spulletjes alvast van het dressoir of de tafel te halen en later weer terug te plaatsen. Of dat er wat spullen worden opgeruimd. Cliënt kan ervoor kiezen dit niet te doen, maar dat kan effect hebben op de wijze waarop bijvoorbeeld wordt gestoft.

 

Inhoud resultaatgebied ‘schoon en leefbaar huis’

Het gaat bij het resultaatgebied ondersteuning en regie bij het voeren van een huishouden om de volgende resultaten:

  • het huis is schoon en leefbaar;

  • de cliënt beschikt over schone en draagbare kleding;

  • de cliënt beschikt over primaire levensbehoeften en maaltijden.

 

Bij het onderzoek naar de situatie van de cliënt wordt gekeken op welke van de hierboven genoemde resultaten de cliënt ondersteuning nodig heeft.

 

Uitwerking resultaatgebied ‘Schoon en leefbaar’

1. Kern van het te bereiken resultaat

Een schoon en leefbaar huis wil allereerst zeggen dat een cliënt kan beschikken over een schone woonkamer, als slaapvertrek in gebruik zijnde ruimtes, de keuken, sanitaire ruimtes en gang/trap. De genoemde ruimtes dienen met enige regelmaat schoongemaakt te worden. Dat wil niet zeggen dat alle vertrekken wekelijks schoongemaakt moeten worden. Het betekent dat deze vertrekken niet vervuilen en met het oog daarop periodiek schoongemaakt worden om zo een naar algemeen aanvaarde maatstaven verantwoord basisniveau van ‘schoon en hygiënisch’ te realiseren. Leefbaar staat voor opgeruimd en functioneel, bijvoorbeeld om vallen te voorkomen. Hiermee wordt het te behalen eindresultaat in afdoende mate kwalitatief genormeerd geacht. Voor een bij de frequentie van de werkzaamheden in acht te nemen kwantitatieve normering wordt verwezen naar het hierop volgende onderdeel.

 

Het gaat bij dit resultaatgebied overigens alleen om de binnenruimte van de woning. Werkzaamheden in huis die niet noodzakelijk zijn om de ruimtes waarin geleefd wordt schoon, hygiënisch en leefbaar te houden, zoals het in de was zetten van vloeren en meubilair, het schoonmaken van vliering of berging of het poetsen van zilver, vallen niet onder de reikwijdte van dit resultaatgebied.

 

Niet onder de reikwijdte van dit resultaatgebied behoren:

  • a.

    de buitenruimte, waaronder ook het zemen van de ramen aan de buitenzijde of het tuinonderhoud;

  • b.

    werkzaamheden die zeer incidenteel hoeven te gebeuren, zoals het wassen van overgordijnen;

  • c.

    de verzorging van huisdieren (niet zijnde hulphonden/dieren);

  • d.

    het schoonhouden van ruimtes die hierboven niet zijn genoemd, zoals een vliering of garage.

 

2. Frequentie van de werkzaamheden

De werkzaamheden kunnen worden onderscheiden in activiteiten die wekelijks/twee-wekelijks of met een lagere frequentie (bijvoorbeeld maandelijks, 1x per kwartaal of jaar) hoeven te worden gedaan.

 

  • a.

    Activiteiten die wekelijks of twee-wekelijkskunnen worden gedaan:

    • het schoonmaken van de keuken (aanrecht, gootsteen, kookplaat, vloer), badkamer en toilet(ten);

    • het stoffen, opruimen, stofzuigen en eventueel dweilen van de gang, eventuele trap naar de slaapetage, woonkamer en als slaapvertrek in gebruik zijnde ruimtes;

    • het verschonen van de bedden.

 

  • b.

    Activiteiten die met een lagere frequentiekunnen worden gedaan:

    • het schoonmaken van de keukenkastjes (incl. bovenkant en binnenzijde), oven, afzuigkap en de koelkast/vriezer;

    • het afnemen van lamellen;

    • het afnemen van tegelwanden in badkamer en toilet;

    • het zemen van de ramen aan de binnenzijde.

 

3. Aspecten die bij dit resultaatgebied en de frequentie van werkzaamheden een rol spelen.

Samen met de cliënt wordt bekeken of deze nog in staat is om onderdelen van het schoonmaken zelf uit te voeren, zoals het uitvoeren van lichte werkzaamheden (bijvoorbeeld stoffen, afwassen, met vochtige reinigingsdoekjes schoonmaken van het toilet of met statische stofdoeken reinigen van harde vloerbedekking). Daarbij kan ook een rol spelen of cliënt dat bijvoorbeeld alleen op lichaamshoogte kan doen, of ook laag of hoog.

 

Tevens wordt gekeken of door een aanpassing van de inrichting/stoffering winst te behalen is, zodat de woning minder vervuilt. Hierbij worden de (financiële) mogelijkheden en individuele situatie van de cliënt meegewogen.

 

Van de cliënt wordt binnen zijn mogelijkheden gevraagd om werkzaamheden te (blijven) uitvoeren en in ieder geval de woning op te ruimen, zodat het schoonmaken efficiënter gebeurt. Als cliënt regie kan voeren over het huishouden, mag van hem/haar tevens worden verwacht dat werkzaamheden worden geprioriteerd en er keuzes worden gemaakt.

 

Bij de frequentie van werkzaamheden kunnen, naast bovengenoemde zaken, ook bijvoorbeeld een rol spelen:

  • of cliënt COPD of allergieën heeft waardoor een hoger niveau van hygiëne nodig is;

  • de gezinssamenstelling, waaronder de aanwezigheid van jonge kinderen;

  • of cliënt bedlegerig is waardoor het bed eventueel vaker verschoond moet worden, maar andere werkzaamheden eventueel minder frequent kunnen gebeuren.

De aanbieder die de (aanvullende) ondersteuning op dit resultaatgebied levert, kan de uitvoering van de werkzaamheden laten plaatsvinden door een professionele hulp en/of deze op andere wijze organiseren.

 

Uitwerking van het resultaatgebied ‘schone en draagbare kleding’

 

  • 1.

    Kern van het te bereiken resultaat:

Dit resultaatgebied omvat twee resultaten:

  • a.

    cliënt beschikt over gewassen kleding en beddengoed;

  • b.

    cliënt beschikt over gestreken bovenkleding.

 

Onder a wordt verstaan:

  • het wassen van de kleding;

  • het drogen of ophangen en afhalen van de was;

  • het opvouwen van de was;

  • het in de kast opbergen van de was.

Ook het machinaal wassen, opvouwen en opbergen van beddengoed en linnengoed valt hieronder.

 

Onderdeel b omvat het strijken van de bovenkleding. Voor het strijken van onderkleding of het bedden- en linnengoed is geen ondersteuning mogelijk.

 

  • 2.

    Frequentie van de werkzaamheden:

De frequentie van de werkzaamheden is afhankelijk van diverse factoren:

  • de grootte van het huishouden;

  • is er sprake van bedlegerigheid;

  • is er sprake van extra vervuiling als gevolg van de beperkingen van de cliënt, zoals incontinentie.

Leidend is de hoeveelheid was die de cliënt normaal gesproken heeft.

 

3. Aspecten die bij dit resultaatgebied en frequentie van werkzaamheden een rol spelen

Een professionele ondersteuner kan ervoor kiezen de was bij de cliënt thuis te doen of deze te laten doen bij een wasservice. De kosten van de wasmiddelen en de aanschaf en het gebruik van de apparatuur voor was en strijk komen voor rekening van de cliënt.

Niet altijd hoeft voor alle onderdelen (volledig) ondersteuning geboden te worden. Zo kan het zijn dat cliënt wel in staat is om de was in de machine te doen, maar niet om de was op te hangen of te strijken. Ook is het soms mogelijk dat cliënt door de werkzaamheden anders te organiseren deze (gedeeltelijk) zelf kan blijven doen. Bijvoorbeeld door de wasmachine of droger op een verhoging te plaatsen of de was zittend op te vouwen of te strijken.

 

Van de cliënt wordt verwacht dat deze bij aanschaf van kleding zoveel mogelijk erop let dat het strijken hiervan niet noodzakelijk is. Ook wordt verwacht dat cliënt vermijdt dat kleding via speciale wasprogramma’s of handwas moet worden gewassen. Cliënt kan hiertoe echter niet worden verplicht. Ook wordt verwacht dat hij voldoende kleding en ondergoed heeft, zodat er bijvoorbeeld één keer per twee weken in plaats van één keer per week een volle trommel gewassen kan worden.

 

Kern het te bereiken resultaat ‘primaire levensbehoeften en maaltijden’

Het gaat hierbij om twee resultaten:

  • a.

    het beschikken over de noodzakelijke producten voor levensonderhoud, het schoonhouden van de woning;

  • b.

    het verzorgen van maaltijden.

 

Het verzorgen van maaltijden kan gericht zijn op:

  • het verzorgen van een warme maaltijd;

  • het opwarmen van een maaltijd;

  • het verzorgen van een broodmaaltijd.

 

Frequentie

Uitgangspunt is het wekelijks in huis halen van de boodschappen.

 

Bij het verzorgen van de maaltijd wordt uitgegaan van 2 broodmaaltijden en 1 warme maaltijd per dag, waarbij 1 of 2 keer per week ook in plaats van een warme maaltijd een broodmaaltijd aan de orde kan zijn.

Er wordt alleen ondersteuning geboden voor het aantal dagen waarop (aanvullend) ondersteuning nodig is bij het verzorgen of opwarmen van de maaltijd. Het maximum is zeven dagen per week.

 

Aspecten die bij dit resultaatgebied en frequentie van werkzaamheden een rol spelen

Als cliënt in staat wordt geacht om gebruik te maken van een boodschappenservice die de boodschappen thuis bezorgt, is een indicatie voor dit doel niet aan de orde.

Het opbergen van de boodschappen behoort ook binnen dit resultaatgebied.

Voor de maaltijden is van belang of cliënt in staat is gebruik te maken van een maaltijdservice of ‘open eettafels’ in de wijk. Als dit het geval is, dan wordt hiermee rekening gehouden bij de indicatie. Een dergelijke maaltijdservice geldt niet als voorliggende voorziening als er sprake is van minderjarige kinderen in het gezin.

 

Als een cliënt ondersteuning krijgt bij de verzorging van de warme maaltijd dan hoeft er niet iedere dag gekookt te worden. Koken voor 2 dagen is mogelijk. Ook kan een broodmaaltijd alvast klaargemaakt en klaargezet worden gelijktijdig met het bereiden van een andere maaltijd of het uitvoeren van andere ondersteuning.“

  

  • B.

    Dit besluit treedt in werking per 1 januari 2017.

 

  • C.

    Dit besluit is van toepassing op alle (her)indicaties die vanaf 1 januari 2017 worden verleend.

     

 

Aldus vastgesteld in vergadering van 20 december 2016

 

Burgemeester en wethouders van Weert,

De secretaris,

de burgemeester,

Naar boven