Subsidieregeling Peuterspeelwerk Harderwijk

Het college van burgemeester en wethouders van Harderwijk;

 

gelet op de Algemene wet bestuursrecht, de Wet Kinderopvang, de Algemene subsidieverordening Harderwijk 2014 (ASV) en het raadsbesluit wetgeving kinderopvang en peuterspeelzalen van 24 augustus 2017;

 

besluit vast te stellen de Subsidieregeling Peuterspeelwerk Harderwijk;

 

Artikel 1. Relatie met ASV en begripsomschrijvingen

  • 1.

    Op de subsidiering op grond van deze verordening is de Algemene subsidieverordening Harderwijk 2014 van toepassing, met dien verstande dat in deze nadere regels kan worden afgeweken van het bepaalde in de artikelen 2 lid 3, 5, 6, 7, 16, 17 en 18 van de verordening.

  • 2.

    In deze regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      wet: Wet Kinderopvang en daarop gebaseerde lagere wetgeving;

    • b.

      kindercentrum: een geregistreerd kindercentrum zoals bedoeld in artikel 1.1, lid 1, van de wet;

    • c.

      kinderopvangtoeslag: een tegemoetkoming van het Rijk als in artikel 1.1, lid 1, van de wet;

    • d.

      houder: degene aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet 2007 toebehoort en die met die onderneming een kindercentrum exploiteert;

    • e.

      ouder: de bloed- of aanverwant in opgaande lijn of de pleegouder van een kind op wie het peuterspeelwerk betrekking heeft;

    • f.

      beroepskracht: beroepskracht zoals bedoeld in artikel 1.1 onder 1 van de wet;

    • g.

      peuterspeelwerk: educatieve opvang in een kindercentrum van kinderen van 2 tot 4 jaar in een stamgroep, door één beroepskracht per 8 kinderen, gericht op ontwikkelingsstimulering en voorbereiding op de basisschool, gedurende maximaal 7 uur per week, gedurende één of twee weekdagen van ieder maximaal 3,5 uur, gedurende 40 (school)weken per jaar;

    • h.

      inkomensverklaring: een officiële verklaring van de Belastingdienst - voorheen IB60-verklaring - met inkomensgegevens over een bepaald belastingjaar.

    • i.

      ouderbijdrage: het verschil tussen het uurtarief van een kindercentrum voor peuterspeelwerk en de subsidie voor peuterspeelwerk per kind per uur zoals bedoeld in artikel 5, lid 1 van deze regeling.

    • j.

      verordening: Algemene Subsidieverordening Harderwijk 2014

Artikel 2. Toepassingsbereik

Het bepaalde in deze subsidieregeling is enkel van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college voor de in artikel 3 bedoelde activiteit.

Artikel 3. Activiteit en nadere eisen

  • 1.

    Subsidie kan op aanvraag uitsluitend worden verstrekt aan een houder, voor het geven van peuterspeelwerk aan kinderen van ouder(s) zonder recht op kinderopvangtoeslag, die in Harderwijk wonen;

  • 2.

    De houder zorgt er voor dat het kindercentrum dat peuterspeelwerk uitvoert:

    • a.

      werkt met een erkend integraal ontwikkelingsgericht programma dat is opgenomen in de databank Effectieve jeugdinterventies van het Nederlands Jeugdinstituut;

    • b.

      werkt met een kind- of ontwikkelvolgsysteem (zoals KIJK) en de gegevens vanuit dit systeem overdraagt aan de basisschool;

    • c.

      intercultureel werkt (erkenning van waarden van verschillende culturen die elkaar wederzijds beïnvloeden) en integratie bevordert;

    • d.

      goed contact onderhoudt en/of samenwerkt met één of meer basisscholen (overdracht en doorgaande leerlijn) en de Jeugdgezondheidszorg (vroegsignalering);

    • e.

      ouders betrekt en ondersteunt bij de opvoeding en stimulering van de ontwikkeling van hun kind;

  • 3.

    De houder, die peuterspeelwerk uitvoert, werkt op verzoek en naar vermogen, mee aan onderzoek, overleg, beleidsontwikkeling en de uitvoering daarvan in het kader van de Jeugdwet en de Wet Primair Onderwijs.

Artikel 4.Methode berekening subsidie

  • 1.

    De hoogte van de subsidie peuterspeelwerk per kind is afhankelijk van:

    • a.

      de draagkracht van de ouder(s) van een kind, en

    • b.

      de kosten van peuterspeelwerk per kind die worden bepaald door:

      • 1º.

        het aantal uren peuterspeelwerk per kind in het berekeningsjaar;

      • 2º.

        de voor het peuterspeelwerk te betalen prijs, met inachtneming van het bedrag, bedoeld in het tweede lid.

  • 2.

    De uurprijs die bij de hoogte van de subsidie, bedoeld in het eerste lid, in aanmerking wordt genomen is gelijk aan de voor het kalenderjaar vastgestelde maximale uurprijs voor dagopvang artikel 4, lid 1 Besluit kinderopvangtoeslag.

  • 3.

    Voor berekening van de subsidie peuterspeelwerk is de verdeling van de toetsingsinkomens in inkomensgroepen in de bijlage behorend bij artikel 6 Besluit kinderopvangtoeslag van toepassing.

  • 4.

    De subsidie peuterspeelwerk wordt uitgedrukt in een percentage van de maximale uurprijs, bedoeld in lid 2.

  • 5.

    De percentages, bedoeld in lid 4, zijn overeenkomstig de percentages vermeld in de bijlage behorend bij artikel 6 Besluit kinderopvangtoeslag, waarbij voor de subsidie peuterspeelwerk het bepaalde in artikel 3. Besluit kinderopvangtoeslag overeenkomstig van toepassing is. (tweede en volgende kinderen).

Artikel 5. Berekening subsidie en ouderbijdrage per uur

  • 1.

    De houder draagt zorg voor de berekening van het subsidiebedrag per kind per uur volgens de bepalingen in artikel 4. Deze berekening baseert de houder op:

    • A.

      De laatst beschikbare inkomensverklaring van de ouder(s) en partner;

    • B.

      Het contract tussen de houder en de ouder(s) waarin in ieder geval de volgende gegevens zijn opgenomen:

      • a.

        een klantnummer;

      • b.

        een verklaring van de ouders:

        • -

          dat zij geen recht hebben op kinderopvangtoeslag;

        • -

          dat zij geen recht hebben op vergoeding van de kosten op basis van de verordening Wet Kinderopvang (sociaal medische indicatie);

        • -

          dat zij direct bij de houder melden als zij wel recht krijgen op kinderopvangtoeslag of vergoeding op basis van de verordening Wet Kinderopvang;

        • -

          dat hun kind peuterspeelwerk volgt bij één kindercentrum;

        • -

          dat zij akkoord gaan met inzage in en verstrekking van documenten en gegevens genoemd in dit artikel aan de gemeente t.b.v. de subsidieverstrekking;

      • c.

        naam- en adresgegevens van ouders en kind

      • d.

        geboortedatum van het kind

      • e.

        het aantal uren peuterspeelwerk per week

      • f.

        het voor de opvang geldende uurtarief

      • g.

        de startdatum van het peuterspeelwerk per kind

  • 2.

    De houder kan het subsidiebedrag per uur her berekenen als er sprake is van een dusdanige verlaging van het inkomen dat ouders in een lagere inkomenscategorie vallen. Ouders dienen dit aan te tonen met recente loongegevens.

  • 3.

    De houder neemt de datum waarop ouders recht krijgen op kinderopvangtoeslag als einddatum voor gemeentelijke subsidie op in het eerstvolgende kwartaaloverzicht, zoals bedoeld in artikel 6.

  • 4.

    De houder brengt bij de ouder(s) zonder recht op kinderopvangtoeslag maximaal de ouderbijdrage in rekening;

  • 5.

    De houder bewaart alle documenten en gegevens die dienen voor berekening of herberekening van de subsidie in zijn administratie;

Artikel 6. Bevoorschotting en betaling in gedeelten

  • 1.

    Bevoorschotting gebeurt in beginsel in de eerste volle week van ieder kwartaal op basis van een door de houder overgelegd kwartaaloverzicht, overeenkomstig het model in de bijlage bij deze regeling. Indien een subsidiebeschikking wordt verlengd, loopt deze wijze van bevoorschotting onverminderd door.

  • 2.

    Het kwartaaloverzicht, bedoeld in het eerste lid, dient de houder voorafgaande aan het komende kwartaal, uiterlijk op 15 december, 15 maart, 15 juni en 15 september, bij het college in.

Artikel 7. Mogelijkheid tot controle

  • 1.

    Het college kan controleren of een houder aan de voorschriften van de regeling voldoet.

  • 2.

    De houder verschaft hiertoe alle benodigde informatie aan het college.

Artikel 8. Bij aanvraag in te dienen gegevens

In aanvulling op artikel 5 van de verordening, overlegt een aanvrager :

  • a.

    gegevens waaruit blijkt dat voldaan wordt aan de nadere eisen in artikel 3 van deze regeling;

  • b.

    bij een eerste aanvraag een kwartaaloverzicht, zoals bedoeld in artikel 6, lid 1, op basis waarvan bevoorschotting kan plaatsvinden.

Artikel 9. Aanvullende weigeringsgrond

In aanvulling op artikel 8 van de verordening kan een aanvraag geweigerd worden:

  • 1.

    als niet aan alle wettelijke eisen voor een kindercentrum en/of aan de eisen in deze regeling wordt voldaan;

  • 2.

    als een houder een dermate hoog uurtarief rekent of andere toelatingseisen invoert, die de algemene toegankelijkheid van het peuterspeelwerk in gevaar brengt of dreigt te brengen;

Artikel 10. Aanvraagtermijn

  • 1.

    Een aanvraag om subsidie peuterspeelwerk wordt, in afwijking van artikel 6, eerste lid, van de verordening, ingediend uiterlijk 30 september in het jaar voorafgaand aan het jaar, of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2.

    Een eerste aanvraag om subsidie wordt, in afwijking van lid 1, ingediend tussen 26 en 12 weken voordat de aanvrager voornemens is te beginnen met de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

Artikel 11 Beslistermijn

Het college beslist, in afwijking van artikel 7, van de verordening, op een aanvraag zoals bedoeld in artikel 10; tweede lid, binnen 8 weken nadat de volledige aanvraag om subsidie is ingediend.

Artikel 12. Verplichtingen

Het college is bevoegd om verplichtingen in de beschikking tot subsidieverlening op te leggen.

Artikel 13 Hardheidsclausule

Het college kan één of meer artikelen in deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing daarvan, gelet op het belang van de houder of het peuterspeelwerk leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard. Het van toepassing verklaren van dit artikel gebeurt in overleg met de portefeuillehouder onderwijs en wordt gemotiveerd in het besluit.

Artikel 14. Overgangsregeling

  • 1.

    De houder die op grond van de verordening in 2017 subsidie voor peuterspeelzaalwerk ontving mag ouders van kinderen die vóór 1 mei 2018 naar de basisschool gaan, de keuze geven om voor het peuterspeelwerk in 2018 dezelfde vaste ouderbijdrage per dagdeel te blijven betalen als die ze in 2017 betaalden;

  • 2.

    Een houder krijgt tot 1 juli 2019 de tijd om te voldoen aan de nadere eisen zoals gesteld in lid 2, onder a. en b. van artikel 3.

Artikel 15. Slotbepalingen

  • 1.

    Deze subsidieregeling treedt in werking op 1 januari 2018

  • 2.

    Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Peuterspeelwerk Harderwijk

     

Aldus opgemaakt en rechtsgeldig ondertekend, te Harderwijk op 21 november 2017

 

Burgemeester en wethouders van Harderwijk,

Bijlage  

 

 

Jaaroverzicht

 

 

Voorschot 1e kwartaal

€ 0,00

Mutaties 4e kwartaal

€ 0,00

 

 

Voorschot 2e kwartaal

€ 0,00

Mutaties 1e kwartaal

€ 0,00

 

 

Voorschot 3e kwartaal

€ 0,00

Mutaties 2e kwartaal

€ 0,00

 

 

Voorschot 4e kwartaal

€ 0,00

Mutaties 3e kwartaal

€ 0,00

 

 

 

€ 0,00

 

Naar boven