Beleidsregel persoonlijk participatiebudget pensioengerechtigden 2016 gemeente Maasgouw

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a.

      bijstandsnorm: de bijstandsnorm bedoeld in artikel 5 onderdeel c van de Participatiewet (Pw);

    • b.

      college: het college van burgemeester en wethouders;

    • c.

      inkomen: het inkomen bedoeld in artikel 32 van de Pw. Een bijstandsuitkering wordt in afwijking van artikel 32 van de wet voor de beoordeling van het recht op een persoonlijk participatiebudget als inkomen gezien;

    • d.

      peildatum: dit is de aanvraagdatum van het Persoonlijk participatiebudget pensioengerechtigden;

    • e.

      referteperiode: de periode van 12 maanden voorafgaande aan de peildatum;

    • f.

      SVB: Sociale verzekeringsbank;

    • g.

      UWV: Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen;

    • h.

      wet: Participatiewet;

  • 2.

    Alle begrippen die in deze beleidsregel worden gebruikt en die niet nader zijn omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Pw en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Aanvraag

Het persoonlijk participatiebudget pensioengerechtigden wordt op aanvraag verstrekt.

Artikel 3 Voorwaarden

Onverminderd het bepaalde in artikel 36 van de wet komt in aanmerking voor het Persoonlijk Participatiebudget Pensioengerechtigden de belanghebbende die voldoet aan de voorwaarden van de Participatiewet en:

  • 1.

    Op 31 december van de referteperiode pensioengerechtigd is.

  • 2.

    gedurende de referteperiode aangewezen is geweest op een inkomen dat gemiddeld niet hoger is dan 120 % van de toepasselijke bijstandsnorm.

  • 3.

    geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34 van de wet.

  • 4.

    Indien in het geval van gehuwden slechts één partner voldoet aan de voorwaarden, komt hem het recht toe van een alleenstaande.

  • 5.

    Het Persoonlijk Participatiebudget Pensioengerechtigden moet worden besteed aan activiteiten die actieve deelname aan de samenleving bevorderen.

Artikel 4 Uitsluitingsgronden

  • 1.

    Geen recht op een Persoonlijk Participatiebudget Pensioengerechtigden heeft de belanghebbende die tijdens de referteperiode in onvoldoende mate getracht heeft om zijn uitzicht op inkomensverbetering te verbeteren, dan wel verwijtbaar heeft nagelaten om factoren die dit uitzicht op inkomensverbetering belemmeren op te lossen. Hieronder wordt mede verstaan het door eigen toedoen vroegtijdig beëindigen van een schuldhulpverleningstraject, door onvoldoende medewerking aan dat traject of door het opnieuw aangaan van schulden.

  • 2.

    Geen recht op het Persoonlijk Participatiebudget Pensioengerechtigden heeft de belanghebbende die gedurende de referteperiode al eerder een verstrekking heeft gehad op grond van de Individuele inkomenstoeslag, de Maatschappelijk Actief Bonus of het Persoonlijk Participatiebudget Pensioengerechtigden.

Artikel 5 Hoogte van de toeslag

  • 1.

    Het Persoonlijk Participatiebudget Pensioengerechtigden bedraagt per jaar:

    • a.

      Voor gehuwden gezamenlijk € 450,-;

    • b.

      Voor een alleenstaande € 330,-;

  • 2.

    Voor de toepassing van het eerste lid is de situatie op 31 december van de referteperiode bepalend.

Artikel 6 Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin deze regeling niet voorziet of waarbij de toepassing tot onrechtvaardige gevolgen zou leiden beslist het college.

Artikel 7 Inwerkingtreding en intrekken oude regeling

Deze beleidsregel treedt in werking op 1 januari 2016. Vanaf die datum wordt het Persoonlijk Participatiebudget Pensioengerechtigden 2015 ingetrokken.

Artikel 8 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: “Beleidsregel persoonlijk participatiebudget pensioengerechtigden 2016. ”

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van gemeente Maasgouw op 19 juli 2016.

Burgemeester en wethouders van gemeente Maasgouw,

De secretaris,

De burgemeester,

Toelichting bij de beleidsregel persoonlijk participatiebudget pensioen-gerechtigden

Algemene toelichting

De beleidsregel Persoonlijk participatiebudget pensioengerechtigden is opgesteld als onderdeel van het gemeentelijk minimabeleid.

Met het minimabeleid wil de gemeente de vicieuze cirkel doorbreken. Meedoen is het motto, met ondersteuning waar mogelijk. Het minimabeleid is activerend, gericht op zelfredzaamheid en participatie en het aanspreken van mensen op hun eigen verantwoordelijkheid. Werk, arbeidsparticipatie is de beste weg uit armoede, maar is niet voor iedereen weggelegd. De gemeente wil het minimabeleid in samenhang met het beleid op andere terreinen en andere overheden inzetten om te komen tot participatie naar vermogen. De ondersteuning wil de gemeente bezien vanuit het perspectief van de cliënt zo effectief en vanuit het perspectief van de gemeente zo efficiënt mogelijk inzetten.

 

Voor mensen boven pensioengerechtigde leeftijd gelden geen reïntegratieverplichtingen. Mensen uit deze doelgroep kunnen in aanmerking komen voor het Persoonlijk participatiebudget pensioengerechtigden.

 

Voorliggende regeling heeft specifiek betrekking op het Persoonlijk participatiebudget pensioengerechtigden. De gedachte achter dit budget is dat personen die (langdurig) een inkomen op het niveau van het sociaal minimum ontvangen, onvoldoende mogelijkheden hebben om te participeren in de maatschappij. Dit geldt ook voor personen waarvan niet verwacht wordt dat zij binnen afzienbare tijd kunnen gaan werken, zoals pensioengerechtigden.

 

Er is bewust voor gekozen om voor belanghebbenden in de pensioengerechtigde leeftijd een beleidsregel vast te stellen. Deze groep is uitgesloten van het recht op een inkomenstoeslag omdat de Participatiewet qua inkomen geldt voor personen tot de pensioengerechtigde leeftijd. Dit houdt verband met het feit dat hun inkomen al voldoende hoger zou zijn dan de bijstandsnorm voor belanghebbenden tot de pensioengerechtigde leeftijd. Het verschil is echter maar ongeveer 5 tot 9 % (precieze percentage is afhankelijk van de vraag of iemand een alleenstaande, alleenstaande ouder of gehuwde is). Nu we echter gekozen hebben voor een inkomensnorm van 120% zou uitsluiting van deze groep strijdig zijn met het verbod op leeftijdsdiscriminatie zoals dat is vastgelegd in artikel 26 van Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten.

 

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Begrippen die in de PW voorkomen hebben in deze beleidsregel dezelfde betekenis als in de wet. Voor een aantal begrippen, die als zodanig niet in de PW zelf staan is een definitie gegeven in deze beleidsregel.

 

Voor het begrip inkomen is een van de PW afwijkende definitie opgenomen. De gemeente heeft de bevoegdheid om het begrip voor de toepassing van artikel 36 lid 1 PW nader te omschrijven. Met de gebruikte definitie wordt aangesloten bij de bestaande uitvoeringspraktijk gehanteerde (en ook door de wetgever bedoelde) invulling van het begrip inkomen in artikel 36 lid 1 PW.

 

Artikel 2

Dit artikel behoeft geen toelichting.

 

Artikel 3

Het begrip laag inkomen wordt ingevuld als een inkomen dat niet hoger is dan 120 % van de bijstandsnorm. Door het inkomen 20 % boven het bijstandsniveau te stellen wordt aangesloten bij het gemeentelijk minima- en bijzondere bijstandsbeleid.

Het is volgens de regeling van de participatiewet niet meer toegestaan om voor een doelgroep categoriale bijzondere bijstand te verstekken. Om die reden is in de beleidsregel uitdrukkelijk opgenomen dat het Persoonlijk participatiebudget pensioengerechtigden verstrekt wordt voor bepaalde kosten.

 

Artikel 4

Naast de voorwaarden voor het recht op het participatiebudget, zoals gesteld in artikel 3 van deze beleidsregel, zijn in artikel 4 de uitsluitingsgronden voor het recht op het budget benoemd. Aan de hand van deze uitsluitingsgrond wordt de doelgroep voor het recht op het participatiebudget bepaald. Hierbij is met name aandacht geschonken aan het uitgangspunt dat het minimabeleid werken en participeren moet stimuleren.

 

Verder is bepaald dat het college in situaties waarbij mensen in onvoldoende mate getracht hebben om tot inkomensverbetering te komen, danwel verwijtbaar hebben nagelaten om belemmeringen die aan de weg staan tot inkomensverbetering weg te nemen of aan te pakken, het recht heeft het participatiebudget niet toe te kennen. Omwille van de duidelijkheid is in elk geval expliciet aangegeven dat het door eigen toedoen vroegtijdig beëindigen van een schuldhulpverleningstraject reden is om geen individuele inkomenstoeslag toe te kennen.

 

Door het opnemen van lid 2 wordt voorkomen dat mensen gedurende het refertejaar gebruik kunnen maken van verschillende regelingen, namelijk de Individuele inkomenstoeslag, de Maatschappelijk Actief Bonus en het Persoonlijk Participatiebudget Pensioengerechtigden.

 

Artikel 5

De hoogte van het Persoonlijk Participatiebudget Pensioengerechtigden is afgeleid van het bedrag zoals dat in andere gemeenten wordt gehanteerd.

 

Artikel 6 tot en met 8

Deze artikelen behoeven geen nadere toelichting.

Naar boven