Gemeenteblad van Oldenzaal
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Oldenzaal | Gemeenteblad 2017, 206574 | Overige besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Oldenzaal | Gemeenteblad 2017, 206574 | Overige besluiten van algemene strekking |
Subsidieregeling Voorschoolse Educatie en Peuterwerk gemeente Oldenzaal
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
Het doel van deze regeling is het bieden van gelijke en optimale ontwikkelkansen aan alle kinderen in de leeftijd 2,5 tot 4 jaar door het subsidiëren van een kwalitatief hoogwaardig aanbod van Voor-schoolse Educatie en Peuterwerk.
Artikel 3 Subsidiabele activiteiten
Om in aanmerking te komen voor subsidieverlening op grond van het eerste lid dient het kinder-centrum te voldoen aan het kwaliteitskader Voorschoolse Educatie van de gemeente Oldenzaal. Dit dient te worden aangetoond aan de hand van een schriftelijke rapportage van een externe on-afhankelijke deskundige.
Artikel 5 Berekening subsidiebedrag
Artikel 6 Aanvraag en verstrekking subsidie
De vaststelling vindt plaats op basis van het werkelijke aantal bezette peuterplekken (daaronder wordt verstaan het aantal afgenomen uren per werkelijk bezette peuterplek regulier en VVE) en het werkelijk gehanteerde uurtarief. Uit de aangeleverde gegevens moet blijken voor hoeveel kinderen in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar per jaar werkelijk Peuterwerk en/of Voorschoolse Educatie is afgenomen en voor hoeveel uren. Indien bij vaststelling blijkt dat er sprake is van minder bezette peuterplekken (het aantal afgenomen uren per werkelijke bezette peuterplek regulier en VVE) dan kan het te veel aan verleende subsidie worden teruggevorderd.
Het college kan ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen in deze regeling, indien ou-ders die reeds gebruik maken van Voorschoolse Educatie en die met de in werktreding van deze re-geling geen gebruik meer kunnen maken van Voorschoolse Educatie, doordat ouders over te weinig uren een kinderopvangtoeslag kunnen aanvragen.
Vastgesteld in de vergadering van 14 november 2017,
Het college van burgemeester en wethouders,
de secretaris,
J. Dijkstra
de burgemeester,
T.J. Schouten
Bijlage 1 Kwaliteitskader Voorschoolse Educatie Oldenzaal
In de gemeente Oldenzaal staan wij voor een goede start op de basisschool voor elk kind. Ieder kind moet zich zo optimaal en breed mogelijk kunnen ontwikkelen. De voorschoolse periode speelt hierbij in de basis een belangrijke rol. Het is belangrijk dat alle peuters de mogelijkheid hebben om gebruik te maken van een voorschoolse voorziening om goed voorbereid te worden op de basisschool. Door middel van Voorschoolse Educatie krijgen peuters spelenderwijs een stimulerend en taalrijk aanbod. Dit heeft als doel dat het risico op leer- en taalachterstand vermindert.
In de gemeente Oldenzaal zetten we in op een hoge kwaliteit voor de Voorschoolse Educatie. Dit kwaliteitskader is gebaseerd op de eisen die de afgelopen jaren aan Voorschoolse Educatie zijn gesteld binnen de gemeente en waar we goede resultaten mee hebben behaald. Doelgroepkinderen die Voorschoolse Educatie hebben gevolgd halen hun achterstand (voor een groot deel) in voordat zij naar de basisschool gaan. Met dit kwaliteitskader geven wij de kwaliteitseisen aan die wij in de gemeente Oldenzaal stellen aan voorscholen om in aanmerking te komen voor subsidie voor Voorschoolse Educatie.
Er zijn wettelijke eisen waaraan de Voorschoolse Educatie aan moet voldoen. Deze eisen zijn vastgelegd in de Wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie (Wet OKE), de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (WKO), de Wet op het primair onderwijs (WPO), het Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen en als laatste specifiek voor de Voor- en Vroegschoolse Educatie het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit Voorschoolse Educatie. Daarnaast is voor de invulling van het kader gebruik gemaakt van het toetsingskader VVE van de onderwijsinspectie.
In het kwaliteitskader worden per onderwerp de relevante wettelijke kaders en eisen benoemd, waarna de extra Oldenzaalse eisen volgen.
1. Doelgroep Voorschoolse Educatie
In Oldenzaal bieden wij Voorschoolse Educatie (VE) aan alle peuters woonachtig in Oldenzaal tussen de 2,5 jaar en 4 jaar. Binnen deze groep peuters onderscheiden wij doelgroeppeuters.
Doelgroeppeuters (VE) zijn peuters met een risico op leer- en taalachterstand. Doelgroeppeuters worden geïndiceerd door het consultatiebureau GGD-JGZ.
De indicering vindt plaats op basis van de volgende criteria
Kinderen van ouders met een laag opleidingsniveau 1 , en/of
Kinderen die opgroeien in een niet- Nederlandstalige gezinssituatie 2 ,
In Oldenzaal stellen wij aanvullende eisen aan Voorschoolse Educatie.
Peuterplek Voorschoolse Educatie
Er wordt gebruik gemaakt van erkende VVE programma’s die zijn erkend door het Nederlands Jeugdinstituut (NJI). Deze programma’s zijn gericht op het gestructureerd en samenhangend stimuleren van de ontwikkelingsdomeinen taal, rekenen, motoriek en sociaal- emotionele ontwikkeling.
Kwalificaties pedagogisch medewerkers
De pedagogisch medewerkers hebben naast een MBO PW4 opleiding een gecertificeerde VVE-opleiding 3 gevolgd en deze afgesloten met een certificaat.
En/of de pedagogisch medewerkers hebben een MBO PW4 opleiding met een gecertificeerde geïntegreerde VVE opleiding daarbinnen gevolgd. De pedagogisch medewerkers voldoen aan taalniveau 3F op mondelinge vaardigheden en lezen en aan taalniveau 2F op schriftelijke vaardigheden.
Wettelijk gezien moeten houders zowel een opleidingsplan als een pedagogisch beleidsplan hebben. Daarnaast vragen wij in het pedagogisch beleidsplan specifiek in te gaan op de visie voor Voorschoolse Educatie en hoe er gewerkt wordt aan het educatief handelen bij doelgroepkinderen.
De houder van het kindercentrum stelt een opleidingsplan op dat gericht dient te zijn op permanente educatie van het personeel op het gebied van Voorschoolse Educatie, volgens de nieuwste inzichten en verdieping met betrekking tot educatief handelen en kwaliteitszorg. De eisen met betrekking tot het educatief handelen en de kwaliteitszorg staan geformuleerd onder hoofdstuk 5.
De houder van de voorschoolse organisatie stelt een pedagogisch beleidsplan op waarin de visie op de Voorschoolse Educatie is opgenomen en hoe vormgegeven wordt aan het educatief handelen.
De houder van de voorschoolse organisatie stelt een gericht ouderbeleid op conform hoofdstuk 4. De houder voert dit plan uit en kan dit aantonen.
De houder maakt gebruik van een genormeerd kindvolgsysteem, waarin de peuters kunnen worden gevolgd op de vier domeinen taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling.
De houder conformeert zich aan de afspraken van en geeft uitvoering aan de Lokale Educatieve Agenda en de bijbehorende uitvoeringsagenda. De houder participeert in de ondersteunings- en zorgstructuur van de gemeente.
De gemeente Oldenzaal stelt specifieke eisen ten aanzien van ouderbetrokkenheid.
Educatief partnerschap is een wederzijdse betrokkenheid van ouders en kindercentrum om optimale omstandigheden te realiseren voor de ontwikkeling van kinderen. Partnerschap is gebaseerd op het besef dat zowel ouders als school en opvangorganisatie nauw betrokken zijn bij de opvoeding, begeleiding en ontwikkeling van het kind. Kinderen leren en ontwikkelen zich beter als ouders en pedagogische medewerkers goed samenwerken met elkaar.
Voorafgaand aan deelname van de peuter aan Voorschoolse Educatie worden ouders adequaat geïnformeerd. De intake gebeurt in afstemming met ouders middels een intakeformulier en een intake procedure. Bij de intake van doelgroeppeuters worden ouders actief benaderd en geïnformeerd over de inhoud van Voorschoolse Educatie.
Ontwikkelingsstimulerende activiteiten
Ouders worden gestimuleerd om hun kinderen thuis verder te ondersteunen in hun ontwikkeling d.m.v. activiteiten. Daarnaast biedt de pedagogisch medewerker ouders aan om te participeren in koffieochtenden, themabijeenkomsten, boekstart etc.
3 keer gedurende de opvangperiode worden ouders actief (door een afspraak) betrokken bij de ontwikkeling van hun kind. Bij zorgpunten worden ouders direct betrokken.
5. Kwaliteit Voorschoolse Educatie
De onderstaande kwaliteitseisen zijn gebaseerd op het toetsingskader VVE van de onderwijsinspectie.
Kwaliteit van de Voorschoolse Educatie
8. Bescherming persoonsgegevens
BIJLAGE 1: Protocol voor overdracht van gegevens
Wanneer ouders geen toestemming geven voor overdracht van ontwikkelingsgegevens, maakt de leid(st)er/ pedagogisch medewerker een kopie van het overdrachtsformulier voor ouders. Zij maakt een kopie van het voorblad en stuurt dit op naar de IB-er van de basisschool. Het origineel wordt 2 jaar bewaard in het eigen dossier.
De WET OKE stelt dat een aantal zaken verplicht overgedragen moeten worden van peuterspeelzaal of kinderdagverblijf naar de basisschool. Dit betreft de gegevens die op het voorblad van het overdrachtsformulier staan. Het voorblad met de zakelijke gegevens wordt altijd naar de basisschool verzonden. De ontwikkelingsgegevens mogen alleen met schriftelijke toestemming van de ouders worden doorgestuurd.
In de Gemeente Oldenzaal worden bepaalde groepen kinderen gedefinieerd als doelgroepkinderen. Voor deze kinderen geldt een warme overdracht.
Deze doelgroepkinderen zijn kinderen:
Een warme overdracht houdt in, een overdracht tussen de professionals van de voorschoolse instelling en van de basisschool (van mens naar mens, niet perse per mail of telefoon). Het initiatief ligt bij de voorschoolse intelling. Op dit moment worden de doelgroepkinderen alleen bij de peuterspeelzalen Impuls opgevangen en in uitzonderlijke situaties op de kinderopvang. In de toekomst kan misschien de kinderopvang ook een aanbod verzorgen voor de doelgroepkinderen. Naast doelgroepkinderen kunnen zorgkindern ook warm worden overgedragen als er vanuit leid(st)ers/ pedagogisch medewerkers de noodzaak hiervan ingezien wordt.
Welke gegevens worden overgedragen bij doelgroepkinderen?
Na ongeveer drie maanden neemt de leidster contact op met de basisschool, zij informeert naar de ontwikkeling van het kind.
Zie ook onderstaande stroomschema
BIJLAGE 2: Handleiding bij “Van peuter naar kleuter, formulier voor overdracht van voorschoolse instelling naar basisschool” in de gemeente Oldenzaal, februari 2014
Van voor- naar vroegschool in het kader van de Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE)
In de gemeente Oldenzaal werken we vanaf februari 2014 met dit vernieuwde overdrachtsformulier. Het formulier is te downloaden op de website van de gemeente (www.oldenzaal.nl/peuter-naar-kleuter). Basis voor dit formulier was het door SLO ontwikkelde formulier dat door de werkgroep doorgaande lijn voor de Oldenzaalse situatie is aangepast.
Het voorblad van het overdrachtsformulier wordt als mogelijk gescand en altijd opgestuurd (gemaild) naar de basisschool. Hierop staan de gegevens die volgens de wet verplicht overgedragen moeten worden. Het betreft hier zakelijke gegevens van de organisatie, van het kind en de deelname aan de voorschoolse voorziening.
Het overdrachtsformulier zelf wordt alleen opgestuurd/gemaild met toestemming van ouders.
Hoe is het formulier opgebouwd, hoe vul ik het in?
Met behulp van dit formulier kun je op een aantal ontwikkelingsgebieden informatie kwijt over hoe je als leidster aankijkt tegen de ontwikkeling van de peuter op dit gebied. Met het formulier breng je, naast informatie over redzaamheid, jouw inzicht met betrekking tot de ontwikkeling van het kind op de volgende gebieden in beeld:
Op termijn zal nog een reken/cq denkontwikkelingsdeel kunnen worden toegevoegd.
Per ontwikkelingsgebied bestaat het formulier uit twee delen:
Voor de kinderen voor wie je bij een van deze onderdelen deze open ruimte hebt benut, is een warme overdracht (wellicht) wenselijk.
Extra informatie voor het invullen van de verschillende ontwikkelingsgebieden en vragen
Om je te helpen bij het bepalen van een oordeel per vraag, staat hieronder een aantal hulpvragen uitgeschreven. Deze vragen zijn bedoeld als ondersteuning bij het vormen van een beeld op de vragen die genummerd zijn. Bij de rubriek taalontwikkeling zijn de hulpvragen ook in het overdrachtsformulier zelf opgenomen.
Bij het gebied taalontwikkeling kun je expliciet de hulpvragen langslopen en afvinken en op grond daarvan je oordeel over de genummerde vragen bepalen.
De stellingen die gaan over aan- en uitkleden, eten en drinken, etc. spreken voor zich en behoeven geen toelichting.
Sociaal gedrag: a) omgang met kinderen
Herkent het kind aan het gedrag van andere kinderen of zij boos, blij, bang of verdrietig zijn?
Neemt het kind bijvoorbeeld afstand van boze kinderen door fysiek de afstand te vergoten?
Spiegelt het emoties van anderen door gezichtsuitdrukkingen mee te nemen?
Kun je aan de gezichtsuitdrukking zien dat het kind meeleeft met andere kinderen?
Doet het mee met grapjes maken of joligheid van andere kinderen?
Gaat het mee met stemmingen in de groep?
Zoekt het kind bij het spelen andere kinderen op in de ruimte en raakt het hen soms aan?
Voelt het kind zich betrokken bij andere kinderen in de groep?
Vraagt het kind of hij/zij iets van een ander kind mag gebruiken?
Zoekt het kind een verdrietig kindje op en maakt het contact?
Is het kind opgenomen in de groep?
Vinden andere kinderen het leuk om met het kind te spelen?
Sociaal gedrag: b) omgang met pedagogisch medewerkers
Komt het kind dingen vertellen?
Komt het kind dingen laten zien?
Komt het zomaar even kijken om te zien wat je aan het doen bent?
Vraagt het om iets wat het hebben wil, of om 'toestemming' om iets te doen?
Wil het naast je zitten in de kring?
Wil het kind op schoot zitten?
Luistert het kind als je zegt dat iets niet mag?
Volgt het kind aanwijzingen van de pedagogisch medewerker op?
Weet het kind wanneer hij aangesproken wordt?
Vraagt het kind altijd dezelfde pedagogisch medewerker om hulp?
Heeft het kind een sterke voorkeur voor een bepaalde pedagogisch medewerker?
Geniet het kind van het spelen?
Uit het kind de eigen gevoelens door mimiek en lichaamshouding?
Kijkt het blij, boos, verdrietig, teleurgesteld, opgelucht als de situatie daar naar is?
Uit het kind gevoelens op acceptabele manier? (Vraagt het om speelgoed; water als het dorst heeft? Of de jas uit/aan mag als het warm/koud is?)
Zegt het kind het als hij iets niet fijn vindt?
Zegt het kind het als het bang, boos, blij of verdrietig is?
Neemt het kind initiatief tot samen spelen?
Legt het kind systematisch materiaal of speelgoed van tevoren klaar om er vervolgens mee te gaan werken of spelen?
Geeft het kind verbaal aan wat het wil gaan doen?
Kan het kind zich redden zonder extra aandacht van de pedagogisch medewerker?
Wanneer je met de kinderen naar buiten gaat, pakt het kind uit zichzelf zijn jas, loopt het uit eigen beweging naar buiten en kiest het iets uit om mee te spelen?
Als het kind eenmaal binnen is, loopt het dan uit zichzelf naar een bepaalde activiteit of een tafel met speelgoed?
Gebruikt het kind informatie over tijd; vraagt het bijvoorbeeld naar de aanvang van vaste rituelen als buiten spelen en fruit eten?
Weet het kind de afvalbak te vinden voor het lege drinkpakje?
Weet het kind zijn jas terug te vinden?
Doet het kind dit non-verbaal of verbaal?
Is het kind trots op wat het heeft bereikt?
Durft het kind iets nieuws te proberen, gaat het uit zichzelf iets aanpakken?
Blijft het kind bij een standpunt en laat het zich niet te snel beïnvloeden?
Laat het kind (vol trots) zien wat het kan aan een pedagogisch medewerker?
Gaat het kind uit zichzelf als iets niet lukt het op een andere manier proberen?
Bedenkt het kind zelf oplossingen voor een probleem bij het spelen of werken? (bijv. een technisch probleem bij het werken met constructiemateriaal of het bouwen)
Vraagt het kind hulp/informatie aan de pedagogisch medewerker als hij dat nodig vindt?
Stelt het eenvoudige vragen over de dagelijkse gang van zaken?
Vraagt het kind hulp/informatie aan groepsgenootjes als hij dat nodig heeft?
Wanneer het hulp aangeboden krijgt, hoe gaat het daar dan mee om? Accepteert het de hulp en gaat het verder met de 'klus'?
Laat het kind zich niet uit het veld slaan door onverwachte dingen?
Hoe reageert het kind op situaties en gebeurtenissen die niet dagelijks voorkomen of die niet passen in het gewone ritme van de dag?
Heeft het kind een gezonde terughoudendheid voor wat nieuw is?
Als er nieuw materiaal of nieuw speelgoed wordt geïntroduceerd: bekijkt het eerst rustig het materiaal en gaat het dan al snel hiermee aan het werk?
Gaat het kind meteen aan het spelen en kijkt het niet meer naar de ouder om?
Blijft het kind bij de ouder hangen?
Let ook op de rol van de ouder hierbij.
Vindt het kind een vast dagritme prettig?
Is het kind niet van slag als dingen eens anders lopen dan gewoonlijk?
Kan het kind de regels benoemen?
Weet het kind wat de regels zijn?
NB: Een kind kan de groepsregels goed kennen, maar zich er toch niet aan houden of er de ene keer wel en de andere keer niet aan houden.
Kan het kind op de plaats blijven zitten als dat gevraagd wordt?
Kan het kind op de beurt wachten als er één of twee kinderen voor hem zijn?
Ruimt het kind de spullen daar op waar ze horen?
Heeft het kind een gezonde nieuwsgierigheid naar onbekende dingen?
Zie je aan het gezicht van het kind dat het belangstelling heeft voor materiaal en speelgoed waar het nog niet eerder mee had gewerkt of gespeeld?
Wil het kind weten wat er 'nog meer' in de kast zit?
Heeft het kind interesse in het uitbreiden van zijn vaardigheden of is het geïnteresseerd in oplossingen voor problemen, die het zelf nog niet had bedacht?
Heeft het kind belangstelling voor nieuwelingen?
Vraagt het naar personen die zich voor het eerst laten zien en die het kind nog niet kent?
Probeert het kind, als er gelegenheid toe is, dingen uit die het nog niet eerder had gedaan?
Doet het kind alleen anderen na of wil het zelf iets bedenken en uitvoeren?
Experimenteert het met klei, water, verf, krijt?
Durft het daarbij bepaalde regels te 'overtreden', buiten de kaders te werken?
Speelt het kind een rol, kruipt het in de huid van een personage?
Speelt het kind situaties na of creëert het ook nieuwe situaties?
Gebruikt het kind voorwerpen of locaties die iets anders betekenen in zijn spel?
Let op wat het kind vertelt tijdens het spel.
(Gedacht vanuit de mogelijkheden en beperkingen van een peuter) Kan een peuter iets tot stand brengen of maken of zeggen wat opvalt?
Maakt het kind gebruik van verworven vaardigheden en inzichten? Bijv. technieken bij de werkjes die hij al vaker heeft leren gebruiken, zoals scheuren, plakken, tekenen.
Voert het kind eigen ideeën uit?
Let op wat het kind vertelt, waarom het bepaalde beslissingen neemt, dingen kleurt of maakt.
Gaat het kind buiten gebaande paden, doet het dingen (opvallend) anders, op een eigen manier?
Blijft het kind aan het spelen of gaat het al snel weer spelen als er iets gebeurt bij hem in de buurt?
Laat het kind zich niet snel afleiden?
Kan het kind enige tijd de aandacht bij iets houden(bijv. in de kring)?
Vindt het kind het prettig om taken tot een goed einde te brengen?
Blijft het kind doorgaan tot een bouwwerk/tekening/spel af is?
Komt het kind op een later moment terug op een activiteit om hiermee verder te gaan of af te maken?
Mogen andere kinderen zich in zijn spel mengen, gaan meespelen?
Sluit het kind zich aan bij activiteiten die andere kinderen doen?
Speelt het kind in nabijheid van andere kinderen?
Zoekt het toenadering bij het spelen?
Doet het kind graag mee bij liedjes en spelletjes in de kring?
Is het kind gemakkelijk tot ieder soort spel te stimuleren?
Maakt het zelf wel eens ergens een spelletje van?
Begrijpt het kind snel de regels van een spel?
Speelt het kind uit zichzelf met verschillend spelmateriaal?
Is het kind uit zichzelf afwisselend bezig met meerdere van de spelvormen die in de kijkpunten 34 tot en met 39 worden genoemd?
Gebruikt het kind gaandeweg meer mogelijkheden die het spel biedt?
Durft het kind gaandeweg meer op en met speeltoestellen te doen?
Af te checken hulpvragen (ook in formulier opgenomen)
Af te checken hulpvragen (ook in formulier opgenomen)
Af te checken hulpvragen (ook in formulier opgenomen)
Af te checken hulpvragen (ook in formulier opgenomen)
Af te checken hulpvragen (ook in formulier opgenomen)
Af te checken hulpvragen (ook in formulier opgenomen)
Maakt het kind een enthousiaste indruk bij het bewegingsspel?
Onderneemt het kind uit zichzelf bewegingsactiviteiten?
Herhaalt het kind bepaalde bewegingen?
Vindt het kind het fijn om bij liedjes te bewegen?
Loopt het kind soepel of houterig?
Beweegt het kind gemakkelijk of verkrampt het teveel de spieren bij gewone bewegingen?
Beweegt het kind soepel bij het uitvoeren van een activiteit die hij/zij vaker heeft gedaan, zoals tekenen, kleuren, knippen of plakken?
Bijlage 2 Kwaliteitskader Peuterwerk
Het Rijk en de VNG onderschrijven in het bestuursakkoord ‘een aanbod voor alle peuters’ dat goede voorschoolse voorzieningen bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen en aan een goede start voor kinderen op de basisschool. Binnen de voorschoolse voorzieningen worden kinderen doelbewust, maar spelenderwijs, gestimuleerd in hun ontwikkeling ter voorbereiding aan de basisschool. Daarom vind de gemeente Oldenzaal het belangrijk dat peuters de mogelijkheid krijgen om naar een voorschoolse voorziening te gaan.
De gemeente Oldenzaal wil een kwaliteitsniveau voor Peuterwerk (2,5 – 4 jaar) realiseren. Alle houders van voorschoolse voorzieningen die gebruik willen maken van subsidie van de gemeente voor ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag, dienen (naast de landelijke eisen) aan de in dit kwaliteitskader gestelde eisen op het gebied van peuterwerk te voldoen.
Vaste groepenHet peuterwerk vindt plaats in horizontale groepen (peuters van 2 tot 4 jaar) op vaste dagdelen. Dat betekent dat een peuter iedere week op dezelfde dagdelen peuterwerk volgt. Op deze groep zitten vaste leid(st)ers.
De leid(st)ers voldoen aan taalniveau 3F op mondelinge vaardigheden en lezen en aan taalniveau 2F op schriftelijke vaardigheden (m.i.v. 1 januari 2019). Leid(st)ers hoeven niet gecertificeerd te zijn voor de uitvoering van VVE.
De houder stelt een opleidingsplan op, waarin gericht wordt ingegaan op het opbrengst- en handelingsgericht werken. De houder stelt het opleidingsplan jaarlijks bij op basis van een evaluatie.
Lokale Educatieve AgendaDe houder conformeert zich aan de afspraken en geeft uitvoering aan de Lokale Educatieve Agenda en bijbehorende uitvoeringsagenda. De houder participeert in de ondersteunings- en zorgstructuur van de gemeente en werkt samen met de organisaties die Voorschoolse Educatie aanbieden aan doelgroeppeuters 1 en verwijzen zo nodig volgens het geldende protocol.
De voorschoolse voorziening sluit aan bij en geeft uitvoering aan de afspraken vanuit de gemeente over het gebruik van een overdrachtsformulier en overdrachtsprotocol. Het protocol overdracht en de handleiding voor het gebruik van het overdrachtsformulier zijn toegevoegd als bijlage. Het overdrachtsformulier is te downloaden op de website van de gemeente (www.oldenzaal.nl/peuter-naar-kleuter)
De voorschoolse voorziening zorgt ervoor dat er jaarlijkse actuele gegevens zijn over de peuters met ouders zonder kinderopvangtoeslagrecht.
Educatief partnerschap is een wederzijdse betrokkenheid van ouders en kindercentrum om optimale omstandigheden te realiseren voor de ontwikkeling van kinderen. Partnerschap is gebaseerd op het besef dat zowel ouders als school en opvangorganisatie nauw betrokken zijn bij de opvoeding, begeleiding en ontwikkeling van het kind. Kinderen leren en ontwikkelen zich beter als ouders en pedagogische medewerkers goed samenwerken met elkaar.
4. Bescherming persoonsgegevens
BIJLAGE 1: Protocol voor overdracht van gegevens
Wanneer ouders geen toestemming geven voor overdracht van ontwikkelingsgegevens, maakt de leid(st)er/ pedagogisch medewerker een kopie van het overdrachtsformulier voor ouders. Zij maakt een kopie van het voorblad en stuurt dit op naar de IB-er van de basisschool. Het origineel wordt 2 jaar bewaard in het eigen dossier.
De WET OKE stelt dat een aantal zaken verplicht overgedragen moeten worden van peuterspeelzaal of kinderdagverblijf naar de basisschool. Dit betreft de gegevens die op het voorblad van het overdrachtsformulier staan. Het voorblad met de zakelijke gegevens wordt altijd naar de basisschool verzonden. De ontwikkelingsgegevens mogen alleen met schriftelijke toestemming van de ouders worden doorgestuurd.
In de Gemeente Oldenzaal worden bepaalde groepen kinderen gedefinieerd als doelgroepkinderen. Voor deze kinderen geldt een warme overdracht.
Deze doelgroepkinderen zijn kinderen:
Een warme overdracht houdt in, een overdracht tussen de professionals van de voorschoolse instelling en van de basisschool (van mens naar mens, niet perse per mail of telefoon). Het initiatief ligt bij de voorschoolse intelling. Op dit moment worden de doelgroepkinderen alleen bij de peuterspeelzalen Impuls opgevangen en in uitzonderlijke situaties op de kinderopvang. In de toekomst kan misschien de kinderopvang ook een aanbod verzorgen voor de doelgroepkinderen. Naast doelgroepkinderen kunnen zorgkindern ook warm worden overgedragen als er vanuit leid(st)ers/ pedagogisch medewerkers de noodzaak hiervan ingezien wordt.
Welke gegevens worden overgedragen bij doelgroepkinderen?
Na ongeveer drie maanden neemt de leidster contact op met de basisschool, zij informeert naar de ontwikkeling van het kind.
Zie ook onderstaande stroomschema
BIJLAGE 2: Handleiding bij “Van peuter naar kleuter, formulier voor overdracht van voorschoolse instelling naar basisschool” in de gemeente Oldenzaal, februari 2014
Van voor- naar vroegschool in het kader van de Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE)
In de gemeente Oldenzaal werken we vanaf februari 2014 met dit vernieuwde overdrachtsformulier. Het formulier is te downloaden op de website van de gemeente (www.oldenzaal.nl/peuter-naar-kleuter). Basis voor dit formulier was het door SLO ontwikkelde formulier dat door de werkgroep doorgaande lijn voor de Oldenzaalse situatie is aangepast.
Het voorblad van het overdrachtsformulier wordt als mogelijk gescand en altijd opgestuurd (gemaild) naar de basisschool. Hierop staan de gegevens die volgens de wet verplicht overgedragen moeten worden. Het betreft hier zakelijke gegevens van de organisatie, van het kind en de deelname aan de voorschoolse voorziening.
Het overdrachtsformulier zelf wordt alleen opgestuurd/gemaild met toestemming van ouders.
Hoe is het formulier opgebouwd, hoe vul ik het in?
Met behulp van dit formulier kun je op een aantal ontwikkelingsgebieden informatie kwijt over hoe je als leidster aankijkt tegen de ontwikkeling van de peuter op dit gebied. Met het formulier breng je, naast informatie over redzaamheid, jouw inzicht met betrekking tot de ontwikkeling van het kind op de volgende gebieden in beeld:
Op termijn zal nog een reken/cq denkontwikkelingsdeel kunnen worden toegevoegd.
Per ontwikkelingsgebied bestaat het formulier uit twee delen:
Voor de kinderen voor wie je bij een van deze onderdelen deze open ruimte hebt benut, is een warme overdracht (wellicht) wenselijk.
Extra informatie voor het invullen van de verschillende ontwikkelingsgebieden en vragen
Om je te helpen bij het bepalen van een oordeel per vraag, staat hieronder een aantal hulpvragen uitgeschreven. Deze vragen zijn bedoeld als ondersteuning bij het vormen van een beeld op de vragen die genummerd zijn. Bij de rubriek taalontwikkeling zijn de hulpvragen ook in het overdrachtsformulier zelf opgenomen.
Bij het gebied taalontwikkeling kun je expliciet de hulpvragen langslopen en afvinken en op grond daarvan je oordeel over de genummerde vragen bepalen.
De stellingen die gaan over aan- en uitkleden, eten en drinken, etc. spreken voor zich en behoeven geen toelichting.
Sociaal gedrag: a) omgang met kinderen
Herkent het kind aan het gedrag van andere kinderen of zij boos, blij, bang of verdrietig zijn?
Neemt het kind bijvoorbeeld afstand van boze kinderen door fysiek de afstand te vergoten?
Spiegelt het emoties van anderen door gezichtsuitdrukkingen mee te nemen?
Kun je aan de gezichtsuitdrukking zien dat het kind meeleeft met andere kinderen?
Doet het mee met grapjes maken of joligheid van andere kinderen?
Gaat het mee met stemmingen in de groep?
Zoekt het kind bij het spelen andere kinderen op in de ruimte en raakt het hen soms aan?
Voelt het kind zich betrokken bij andere kinderen in de groep?
Vraagt het kind of hij/zij iets van een ander kind mag gebruiken?
Zoekt het kind een verdrietig kindje op en maakt het contact?
Is het kind opgenomen in de groep?
Vinden andere kinderen het leuk om met het kind te spelen?
Sociaal gedrag: b) omgang met pedagogisch medewerkers
Komt het kind dingen vertellen?
Komt het kind dingen laten zien?
Komt het zomaar even kijken om te zien wat je aan het doen bent?
Vraagt het om iets wat het hebben wil, of om 'toestemming' om iets te doen?
Wil het naast je zitten in de kring?
Wil het kind op schoot zitten?
Luistert het kind als je zegt dat iets niet mag?
Volgt het kind aanwijzingen van de pedagogisch medewerker op?
Weet het kind wanneer hij aangesproken wordt?
Vraagt het kind altijd dezelfde pedagogisch medewerker om hulp?
Heeft het kind een sterke voorkeur voor een bepaalde pedagogisch medewerker?
Geniet het kind van het spelen?
Uit het kind de eigen gevoelens door mimiek en lichaamshouding?
Kijkt het blij, boos, verdrietig, teleurgesteld, opgelucht als de situatie daar naar is?
Uit het kind gevoelens op acceptabele manier? (Vraagt het om speelgoed; water als het dorst heeft? Of de jas uit/aan mag als het warm/koud is?)
Zegt het kind het als hij iets niet fijn vindt?
Zegt het kind het als het bang, boos, blij of verdrietig is?
Neemt het kind initiatief tot samen spelen?
Legt het kind systematisch materiaal of speelgoed van tevoren klaar om er vervolgens mee te gaan werken of spelen?
Geeft het kind verbaal aan wat het wil gaan doen?
Kan het kind zich redden zonder extra aandacht van de pedagogisch medewerker?
Wanneer je met de kinderen naar buiten gaat, pakt het kind uit zichzelf zijn jas, loopt het uit eigen beweging naar buiten en kiest het iets uit om mee te spelen?
Als het kind eenmaal binnen is, loopt het dan uit zichzelf naar een bepaalde activiteit of een tafel met speelgoed?
Gebruikt het kind informatie over tijd; vraagt het bijvoorbeeld naar de aanvang van vaste rituelen als buiten spelen en fruit eten?
Weet het kind de afvalbak te vinden voor het lege drinkpakje?
Weet het kind zijn jas terug te vinden?
Doet het kind dit non-verbaal of verbaal?
Is het kind trots op wat het heeft bereikt?
Durft het kind iets nieuws te proberen, gaat het uit zichzelf iets aanpakken?
Blijft het kind bij een standpunt en laat het zich niet te snel beïnvloeden?
Laat het kind (vol trots) zien wat het kan aan een pedagogisch medewerker?
Gaat het kind uit zichzelf als iets niet lukt het op een andere manier proberen?
Bedenkt het kind zelf oplossingen voor een probleem bij het spelen of werken? (bijv. een technisch probleem bij het werken met constructiemateriaal of het bouwen)
Vraagt het kind hulp/informatie aan de pedagogisch medewerker als hij dat nodig vindt?
Stelt het eenvoudige vragen over de dagelijkse gang van zaken?
Vraagt het kind hulp/informatie aan groepsgenootjes als hij dat nodig heeft?
Wanneer het hulp aangeboden krijgt, hoe gaat het daar dan mee om? Accepteert het de hulp en gaat het verder met de 'klus'?
Laat het kind zich niet uit het veld slaan door onverwachte dingen?
Hoe reageert het kind op situaties en gebeurtenissen die niet dagelijks voorkomen of die niet passen in het gewone ritme van de dag?
Heeft het kind een gezonde terughoudendheid voor wat nieuw is?
Als er nieuw materiaal of nieuw speelgoed wordt geïntroduceerd: bekijkt het eerst rustig het materiaal en gaat het dan al snel hiermee aan het werk?
Gaat het kind meteen aan het spelen en kijkt het niet meer naar de ouder om?
Blijft het kind bij de ouder hangen?
Let ook op de rol van de ouder hierbij.
Vindt het kind een vast dagritme prettig?
Is het kind niet van slag als dingen eens anders lopen dan gewoonlijk?
Kan het kind de regels benoemen?
Weet het kind wat de regels zijn?
NB: Een kind kan de groepsregels goed kennen, maar zich er toch niet aan houden of er de ene keer wel en de andere keer niet aan houden.
Kan het kind op de plaats blijven zitten als dat gevraagd wordt?
Kan het kind op de beurt wachten als er één of twee kinderen voor hem zijn?
Ruimt het kind de spullen daar op waar ze horen?
Heeft het kind een gezonde nieuwsgierigheid naar onbekende dingen?
Zie je aan het gezicht van het kind dat het belangstelling heeft voor materiaal en speelgoed waar het nog niet eerder mee had gewerkt of gespeeld?
Wil het kind weten wat er 'nog meer' in de kast zit?
Heeft het kind interesse in het uitbreiden van zijn vaardigheden of is het geïnteresseerd in oplossingen voor problemen, die het zelf nog niet had bedacht?
Heeft het kind belangstelling voor nieuwelingen?
Vraagt het naar personen die zich voor het eerst laten zien en die het kind nog niet kent?
Probeert het kind, als er gelegenheid toe is, dingen uit die het nog niet eerder had gedaan?
Doet het kind alleen anderen na of wil het zelf iets bedenken en uitvoeren?
Experimenteert het met klei, water, verf, krijt?
Durft het daarbij bepaalde regels te 'overtreden', buiten de kaders te werken?
Speelt het kind een rol, kruipt het in de huid van een personage?
Speelt het kind situaties na of creëert het ook nieuwe situaties?
Gebruikt het kind voorwerpen of locaties die iets anders betekenen in zijn spel?
Let op wat het kind vertelt tijdens het spel.
(Gedacht vanuit de mogelijkheden en beperkingen van een peuter) Kan een peuter iets tot stand brengen of maken of zeggen wat opvalt?
Maakt het kind gebruik van verworven vaardigheden en inzichten? Bijv. technieken bij de werkjes die hij al vaker heeft leren gebruiken, zoals scheuren, plakken, tekenen.
Voert het kind eigen ideeën uit?
Let op wat het kind vertelt, waarom het bepaalde beslissingen neemt, dingen kleurt of maakt.
Gaat het kind buiten gebaande paden, doet het dingen (opvallend) anders, op een eigen manier?
Blijft het kind aan het spelen of gaat het al snel weer spelen als er iets gebeurt bij hem in de buurt?
Laat het kind zich niet snel afleiden?
Kan het kind enige tijd de aandacht bij iets houden(bijv. in de kring)?
Vindt het kind het prettig om taken tot een goed einde te brengen?
Blijft het kind doorgaan tot een bouwwerk/tekening/spel af is?
Komt het kind op een later moment terug op een activiteit om hiermee verder te gaan of af te maken?
Mogen andere kinderen zich in zijn spel mengen, gaan meespelen?
Sluit het kind zich aan bij activiteiten die andere kinderen doen?
Speelt het kind in nabijheid van andere kinderen?
Zoekt het toenadering bij het spelen?
Doet het kind graag mee bij liedjes en spelletjes in de kring?
Is het kind gemakkelijk tot ieder soort spel te stimuleren?
Maakt het zelf wel eens ergens een spelletje van?
Begrijpt het kind snel de regels van een spel?
Speelt het kind uit zichzelf met verschillend spelmateriaal?
Is het kind uit zichzelf afwisselend bezig met meerdere van de spelvormen die in de kijkpunten 34 tot en met 39 worden genoemd?
Gebruikt het kind gaandeweg meer mogelijkheden die het spel biedt?
Durft het kind gaandeweg meer op en met speeltoestellen te doen?
Af te checken hulpvragen (ook in formulier opgenomen)
Af te checken hulpvragen (ook in formulier opgenomen)
Af te checken hulpvragen (ook in formulier opgenomen)
Af te checken hulpvragen (ook in formulier opgenomen)
Af te checken hulpvragen (ook in formulier opgenomen)
Af te checken hulpvragen (ook in formulier opgenomen)
Maakt het kind een enthousiaste indruk bij het bewegingsspel?
Onderneemt het kind uit zichzelf bewegingsactiviteiten?
Herhaalt het kind bepaalde bewegingen?
Vindt het kind het fijn om bij liedjes te bewegen?
Loopt het kind soepel of houterig?
Beweegt het kind gemakkelijk of verkrampt het teveel de spieren bij gewone bewegingen?
Beweegt het kind soepel bij het uitvoeren van een activiteit die hij/zij vaker heeft gedaan, zoals tekenen, kleuren, knippen of plakken?
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2017-206574.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.