Damoclesbeleid gemeente Lopik

De burgemeester van de gemeente Lopik;

 

Gelet op de artikelen 13b Opiumwet en artikel 8:41 Algemene wet bestuursrecht;

 

Gehoord de reactie van het Openbaar Ministerie van 14 augustus 2017 en die van de politie van 18 augustus 2017;

 

Overwegende,

  • dat artikel 13b van de Opiumwet (de Wet Damocles) de burgemeester de bevoegdheid geeft om een last onder bestuursdwang op te leggen indien in woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of lijst II van de Opiumwet wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;

     

  • dat het genoemde artikel sinds 2007 toepasbaar is op lokalen, woningen en bijbehorende erven;

     

  • dat het met het oog op de rechtszekerheid van burgers wenselijk is dat de burgemeester in beleidsregels vastlegt op welke manier hij gebruikt maakt van deze bevoegdheid;

     

  • dat de burgemeester ervoor kiest het handhavingsbeleid ten aanzien van lokalen en woningen en het handhavingsbeleid ten aanzien van de gedoogde coffeeshops in aparte beleidsregels te regelen en dat de onderhavige beleidsregels derhalve niet van toepassing zijn op coffeeshops;

     

BESLUIT 

  • l.

    het ‘Damoclesbeleid gemeente Lopik’ vast te stellen;

     

  • ll.

    te bepalen dat dit besluit daags na bekendmaking in werking treedt.

1. Inleiding

De hennepteelt en de handel in hard- en softdrugs is de afgelopen jaren sterk toegenomen en geprofessionaliseerd. Er zijn inmiddels vele voorbeelden te noemen, waarbij de hennepteelt en de handel in drugs tot dusdanige overlast en verstoring van de openbare orde hebben geleid dat optreden noodzakelijk was.

2. Juridisch kader

De bevoegdheid van de burgemeester om in geval van aanwezigheid van drugs op te treden is opgenomen in artikel 13b, eerste lid van de Opiumwet. Dit artikel luidt:

 

  • 1.

    De burgemeester is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of bij woningen of zondanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of lijst II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.

     

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing indien woningen, lokalen of erven als bedoeld in het eerste lid, gebruikt worden ter uitoefening van de artsenijbereidkunst, de geneeskunst, de tandheelkunst of de diergeneeskunde door onderscheidenlijk apothekers, artsen, tandartsen of dierenartsen.

Volgens de jurisprudentie volgt uit het woord ‘daartoe’, zoals genoemd in artikel 13b Opiumwet, dat de enkele aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs aan de burgemeester de bevoegdheid geeft tot toepassing ervan. Het is dus niet noodzakelijk dat de drugs daadwerkelijk wordt verhandeld. Ook blijkt uit vaste jurisprudentie dat de handel, het gebruik en de aanwezigheid van drugs een nadelig effect hebben op de openbare orde. Bij de handel in drugs wordt de aantasting van de openbare orde dus zonder meer aangenomen. De openbare orde verstoring hoeft niet door middel van feiten en omstandigheden te worden aangetoond.

 

Waar in dit beleid wordt gesproken over drugshandel of handel wordt ook gedoeld op hennepplantages, -knipperijen en/of -drogerijen.

 

Strafrecht en bestuursrecht in de Opiumwet

 

Het Openbaar Ministerie (verder: OM) is verantwoordelijk voor de opsporing en vervolging van misdrijven en overtredingen van het gestelde bij of krachtens de Opiumwet. De bevoegdheid van het OM tot strafrechtelijk optreden blijft bestaan, ongeacht of er bestuursrechtelijk optreden door de burgemeester volgt.

 

Bij de aanpak van handel worden in de gemeente Lopik naast strafrechtelijke maatregelen dus ook bestuursrechtelijke maatregelen ingezet (tweesporenbeleid). Tussen het strafrechtelijk optreden en het effectueren van de bestuursrechtelijke maatregelen kan enige tijd zitten, nu de eisen van zorgvuldigheid bij het toepassen van het bestuursrechtelijke spoor in acht moeten worden genomen. Bestuursrechtelijk optreden door de burgemeester op basis van de Opiumwet veronderstelt altijd samenwerking met de politie. De burgemeester is afhankelijk van informatie uit het opsporingsonderzoek, vastgesteld in een proces-verbaal of bestuurlijke rapportage van de politie.

3. Doel

De beleidsregel heeft tot doel:

  • de handhavingsactiviteiten van politie, justitie en gemeente op elkaar af te stemmen en waar mogelijk complementair te laten zijn;

     

  • te realiseren dat geconstateerde overtredingen gevolgd worden door een adequate reactie die qua intensiteit zo goed mogelijk aansluit bij de ernst van de overtreding en het beoogde effect heeft, namelijk het bestrijden van handel in drugs en herstel van de openbare orde;

     

  • kenbaar te maken aan de ‘overtreder’ welke maatregel hij van de overheid kan verwachten na een overtreding, waardoor er mogelijk tevens een preventieve werking vanuit gaat.

Met deze beleidsregel wordt getracht de handel in drugs in of vanuit woningen en lokalen tegen te gaan. Deze handel vormt immers een ernstige aantasting van de openbare orde, veiligheid en volksgezondheid. Het woon- en leefklimaat en de sociale en/of fysieke veiligheid van burgers worden er door aangetast. De volksgezondheid is in het geding omdat sprake is van ongecontroleerde verkoop van drugs. Daarnaast kan worden gewezen op nadelige economische gevolgen, zoals het dalen van de verkoop- en verhuurwaarde van omliggende panden.

4. Algemene uitgangspunten

  • a.

    Onderscheid harddrugs en softdrugs

In de aanpak wordt onderscheid gemaakt tussen de aanwezigheid van harddrugs en softdrugs. De activiteiten die gerelateerd zijn aan harddrugs hebben een grotere negatieve invloed op het woon- en leefklimaat dan bij de handel in softdrugs. De handel van harddrugs vindt immers vaak plaats in een harder en crimineler milieu. Ook vindt er meer loop naar het pand plaats. Een langere sluitingstijd is bij handel in de middelen zoals genoemd op lijst I dus is noodzakelijk om de situatie te normaliseren.

 

  • b.

    Handelshoeveelheden

Voor wat het bepalen van de handelshoeveelheid betreft wordt aangesloten bij het vervolgingsbeleid van het OM. Het bestuursrechtelijke en strafrechtelijke beleid zijn hierdoor met elkaar in overeenstemming. Dit betekent dat de volgende hoeveelheden niet meer als geringe hoeveelheid voor eigen gebruik, maar als handelshoeveelheid wordt gezien:

  • 1.

    harddrugs: meer dan 0,5 gram

  • 2.

    softdrugs: meer dan 5 gram

  • 3.

    hennepplanten: meer dan 5 planten

Het OM heeft echter in een richtlijn opgenomen dat onder andere bepaalde omstandigheden geen toepassing wordt gegeven aan de strafrechtelijke mogelijkheden (gedogen). Een en ander hieromtrent is terug te vinden in de ‘Aanwijzing Opiumwet (2015A003)’ (https://www.om.nl/onderwerpen/drugs/@88338/aanwijzing-opiumwet-0/). Een en ander komt op het volgende neer. Het OM heeft een richtlijn inzake de strafvordering (hoogte van de straf). Hierin is aangegeven op welke wijze het in bezit hebben van een bepaalde hoeveelheid drugs en/of hennepplanten wordt bestraft boven de gedoogde hoeveelheid. Hierin is onder meer opgenomen dat het in bezit hebben van tussen de 5 en 30 gram softdrugs (hennep) een overtreding is, die bestraft wordt met een geldboete. In dit beleidskader wordt aangesloten bij deze grens in die zin dat het in bezit hebben van meer dan 30 gram softdrugs wordt aangemerkt als een handelsvoorraad. Samengevat ziet dit beleidskader op het sluiten van panden waarbij een handelsvoorraad is aangetroffen van meer dan 30 gram softdrugs en bij meer dan 5 hennepplanten.

 

Verder is nog van belang dat de werking van de Opiumwet zover reikt dat artikel 13b Opiumwet ook kan worden ingezet als het gaat om delen van hennepplanten als de hars hier niet aan onttrokken is (artikel 1, eerste lid, sub en lijst II van de Opiumwet).

 

Standaardclassificatie Openbaar ministerie:

Bezit van:

Misdrijf

Overtreding

Gedogen

Harddrugs (Lijst I)

Iedere hoeveelheid

 

Minder of gelijk aan 0,5 gram

Softdrugs (Lijst II)

30 gram en meer

5 tot 30 gram

Maximaal 5 gram

Hennepplanten (Lijst II)

Meer dan 5 planten

 

Gelijk of minder dan 5 planten

 

  • c.

    Verwijtbaarheid van betrokken personen

Het toepassen van bestuursdwang is erop gericht de handel in of vanuit een lokaal of woning beëindigd te houden en de openbare orde in de omgeving te herstellen. In beginsel is het voor het bestuursrechtelijk optreden niet van belang of de eigenaar, exploitant/huurder, gebruiker of een derde de overtreding heeft begaan. De feitelijke constatering van overtreding van de Opiumwet is voldoende om over te gaan tot handhavend optreden. Ook speelt de persoonlijke verwijtbaarheid van de betrokkenen van een illegaal verkooppunt geen rol bij de vraag of zich een situatie voordoet waarin de burgemeester kan optreden. In de bestuursrechtelijke procedure hoeven geen strafrechtelijke bewijsregels in acht genomen te worden. Er kan worden uitgegaan door het feitencomplex dat naar voren is gekomen uit het proces-verbaal en/of bestuurlijke rapportage van de politie.

 

  • d.

    Onderscheid woningen en lokalen

Handel in drugs vanuit lokalen en woningen, dan wel in of daarbij behorende erven, is in het belang van de openbare orde en het algemeen maatschappelijk belang volstrekt ontoelaatbaar. Het is van belang dat er in dit handhavingsbeleid een onderscheid wordt gemaakt in drugshandel in (al dan niet voor het publiek toegankelijke) lokalen en gebouwen en drugshandel in woningen. Zo zal de sluiting van een woning de betrokkenen veel harder treffen dan de sluiting van bijvoorbeeld een café of loods. De bewoners worden immers dakloos.

 

De wetgever heeft ervan afgezien het begrip woning in de Opiumwet te definiëren. De burgemeester verstaat in het kader van onderhavige beleidsregels onder woning een voor bewoning bedoelde ruimte (blijkend uit de Basis Administratie Gebouwen (BAG) en/of Basisregistratie Personen (BRP)). Hieronder worden bijvoorbeeld ook stacaravans, woonschepen, woonwagens, etc. verstaan.

 

Indien er geen sprake is van een woning wordt het pand/de ruimte beschouwd als een lokaal in de zin van dit beleid. Dit is ook het geval als er sprake is van schijnbewoning. Ook vallen de voor het publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven (zoals loodsen, magazijnen en andere bedrijfsruimten) in deze categorie.

 

  • e.

    Uitgangspunt is sluiting

Het opleggen van een last onder bestuursdwang is een herstelsanctie in de zin van artikel 5:2 lid 1 onder b van de Algemene wet bestuursrecht (verder: Awb). Een herstelsanctie is een bestuurlijke sanctie die strekt tot het geheel of gedeeltelijk ongedaan maken of beëindigen van een overtreding, tot het voorkomen van herhaling van de overtreding, dan wel tot het wegnemen of beperken van de gevolgen van een overtreding. Toepassing ervan moet voldoen aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit.

 

Bij het toepassen van bestuursrechtelijke herstelsancties kan de burgemeester kiezen tussen een last onder dwangsom en een last onder bestuursdwang. Het opleggen van een last onder dwangsom is in beginsel geen geschikt middel. Woningen en lokalen worden bij het aantreffen van een handelshoeveelheid drugs daarom altijd gesloten. Hiermee wordt beoogd de loop naar het betreffende pand eruit te halen en de overtredingen te beëindigen en herhaling van de overtreding te voorkomen. Daarnaast wordt hiermee ook een signaal aan de buitenwereld afgegeven dat het pand niet langer als verkoop-, aflever-, teelt- of opslagruimte voor drugs kan worden gebruikten dat de handel in drugs stevig wordt aangepakt.

 

  • f.

    Sluiting woningen

De bevoegdheid om middels oplegging van een last onder bestuursdwang een woning te sluiten is – gelet op de daarmee gepaard gaande grondrechten – ingrijpend en daarom een uiterst middel. De maatregel wordt alleen ingezet als ultimum remedium in ernstige situaties in het kader van bestuurlijke aanpak van de georganiseerde criminaliteit (lees georganiseerde drugshandel). Eerst zullen minder verregaande maatregelen moeten worden getroffen om een (tijdelijke) sluiting te rechtvaardigen, tenzij de omstandigheden dit redelijkerwijs niet toelaten. Hierbij kan gedacht worden aan het geven van een preventieve last onder dwangsom bij de eerste overtreding. De last onder dwangsom die wordt toegepast bij het aantreffen van een handelshoeveelheid drugs in bewoonde woningen is gericht op het tegengaan van herhaling van de drugshandel: een preventieve last onder dwangsom.

 

Het opleggen van een preventieve dwangsom is mogelijk wanneer er gevaar bestaat dat er een overtreding zal worden begaan (artikel 5:32a, tweede lid, Awb). Aanleiding om dat te veronderstellen, kunnen uitlatingen van een (toekomstig) overtreder zijn, het eerder vertoonde naleefgedrag van de overtreder, het bij herhaling voorkomen van overtredingen, en uitzonderlijke omstandigheden die het begaan van overtredingen waarschijnlijk maken.

 

De maatregel is een herstelsanctie en is niet bedoeld als straf. Sluiting is gericht op het herstel van de situatie en het weren en terugdringen van drugshandel in georganiseerd verband in en vanuit woningen. Doel is om:

  • De bekendheid van de woning/het lokaal als drugspand te doorbreken;

  • De bekendheid van de woning/het lokaal in het drugscircuit te doorbreken;

  • Te verhinderen dat de woning/het lokaal (weer) wordt gebruikt ten behoeve van het drugscircuit en de georganiseerde drugshandel.

     

Bij de handel in softdrugs c.q. het aantreffen van meer dan 5 hennepplanten in een bestaande woning wordt met het oog op de proportionaliteit daarom in beginsel eerst een bestuurlijke waarschuwing en/of een (preventieve) last onder dwangsom gegeven en wordt pas bij de tweede overtreding overgegaan tot sluiting van de woning. Indien er bij de eerste overtreding duidelijke aanwijzingen zijn dat er geen sprake is van een incidentele overtreding, maar van een structurele en/of grootschalige handel kan direct worden overgegaan tot het sluiten van de woning. Dit zal per situatie beoordeeld moeten worden. Of een woning wordt gebruikt als woonruimte, blijkt uit de feitelijke constatering ter plaatse, zoals veelal wordt verwoord in het rapport van bevindingen van de politie.

 

  • g.

    Minderjarigen/overige bewoners

Als er sprake is van een woning waar kamerverhuur en handel in drugs in één van de verhuurde kamers is geconstateerd dan kan gedeeltelijke sluiting van de woning worden overwogen.

 

Gelet op het bepaalde in artikel 8 van het EVRM (recht op woongenot) zal er, indien tot een sluiting wordt besloten, tevens aandacht dienen te zijn voor de vraag of voor een bewoner vervangende woonruimte aangeboden dient te worden. Gelet op het Verdrag van de rechten van het kind behoeft dit extra aandacht indien er kinderen bij betrokken zijn. Het is tenslotte ook in verband met dit fundamentele recht dat – indien de situatie daar aanleiding toe geeft – er kan worden afgeweken van het overige gemeentelijke beleid inzake artikel 13b Opiumwet door bij een eerste overtreding te volstaan met een waarschuwing.

 

Indien er sprake is van minderjarige bewoner(s)/betrokkene(n) wordt altijd melding bij Bureau Jeugdzorg gemaakt.

 

  • h.

    Opvang/huisdieren

Betrokkenen dienen in beginsel zelf voor hun huisraad, huisdieren of alternatieve huisvesting te zorgen. Als onderdeel van de toepassing van de bestuursdwang kunnen eventueel aangetroffen huisdieren op kosten van de overtreder worden overgebracht naar het asiel.

5. Opheffing Sluiting

Op verzoek van belanghebbende(n), mits schriftelijk (dus niet op digitale wijze zoals e-mail, fax, telefoon enz.) en gemotiveerd, kan de sluiting worden ingetrokken. Absolute voorwaarde voor de opheffing van de sluiting is dat het aannemelijk moet zijn dat de situatie zich niet herhaalt/kan herhalen.

6. Ernstige situatie

Van een ernstige situatie is sprake als het aannemelijk is dat drugshandel in georganiseerd verband in of vanuit een woning of lokaal plaatsvindt of als de aanwezigheid van drugs hierop duidt.

 

Aannemelijkheid dat de aangetroffen drugs voor drugshandel in georganiseerd verband bestemd zijn, kan volgens de rechtspraak blijken uit bijvoorbeeld verklaringen van betrokkenen, onderzoek van de politie of uit ander bewijs zoals het aantreffen van verpakkingsmateriaal, sealbags gevuld met henneptoppen, vuurwapens met bijbehorende munitie, grote contante geldbedragen, een weegschaal of assimilatielampen 1 .

 

Om te kunnen nagaan of het aannemelijk is dat de aangetroffen drugs voor drugshandel in georganiseerd verband bestemd zijn, is onderstaande indicatorenlijst samengesteld. De indicatorenlijst heeft een alternatief en geen cumulatief karakter. Ook op basis van enkele indicatoren kan aannemelijkheid aan de orde zijn. De indicatorenlijst is nadrukkelijk een hulpmiddel. Voor de toepassing van de maatregel moet uiteraard altijd eerst gekeken worden of voldaan wordt aan de criteria van artikel 13b Opiumwet en de voorwaarden zoals gesteld in dit beleid.

 

 

a. De hoeveelheid aangetroffen middelen als bedoeld in lijst I en/of II van de Opiumwet (dit zal in ieder geval een grotere hoeveelheid moeten zijn dan de hoeveelheid die duidt op eigen gebruik).

 

Er moet minimaal sprake zijn van een hoeveelheid die duidt op beroeps- of bedrijfsmatige handel (hierbij wordt aangesloten bij de ‘Aanwijzing Opiumwet’ (https://www.om.nl/onderwerpen/drugs/@88338/aanwijzing-opiumwet-0/). Daarnaast kan er sprake zijn van andere signalen die duiden op beroeps- of bedrijfsmatigheid zoals bijvoorbeeld de aanwezigheid van verpakkingsmateriaal, grote som(men) (handels)geld, weegschaal, assimilatielampen e.d..

b. De mate waarin de woning betrokken is bij de drugshandel in georganiseerd verband.

c. Er is sprake van gewelds- of andere openbare orde delicten.

d. Er is sprake van één of meer (vuur)wapen(s)/verboden wapenbezit als bedoeld in de Wet Wapens en Munitie.

e. Er is een vermoeden van verwijtbaarheid van de bewoner(s)/betrokkene(n).

f. Er is een vermoeden dat de bewoner(s)/betrokkene(n) verkeert/verkeren in kringen van personen met antecedenten (hierbij moet met name gedacht worden aan antecedenten t.a.v. de Opiumwet of de Wet Wapens en Munitie, maar ook andere antecedenten op het gebied van geweld jegens personen of zaken, zoals mishandeling, bedreiging, vernieling of diefstal e.d. kunnen een rol spelen).

g. Er is sprake van recidive binnen 3 jaar na de vorige overtreding.

h. Er is sprake van een combinatie van middelen in lijst I en II Opiumwet

i. De mate van gevaar voor de omgeving, mate van risico voor omwonenden.

j. De mate van overlast.

k. Aannemelijkheid dat de woning of het lokaal niet overeenkomstig de functie wordt gebruikt.

l. Aannemelijkheid dat behalve bewoning, het lokaal of het daarbij behorende erf nog één of meer locaties betrokken is/zijn bij drugshandel in georganiseerd verband of als aanwezigheid van drugs hierop duidt.

m. Overige feiten of omstandigheden die duiden op drugshandel in georganiseerd verband zoals bijvoorbeeld verklaringen of melding van getuigen, omwonenden, gebruikers, handelaren e.d..

 

7. Toepassing van de last onder bestuursdwang

  • a.

    Zienswijzen / spoedeisende bestuursdwang

Ter voorbereiding van een besluit tot het opleggen van een last onder bestuursdwang wordt in beginsel het voornemen bekend gemaakt waartegen mondelinge of schriftelijke zienswijzen kunnen worden ingediend (artikel 4: 8 en 4:9 Awb). Hiervan wordt afgezien indien de vereiste spoed zich daartegen verzet (artikel 4:11, onder a Awb).

 

  • b.

    Begunstigingstermijn

In een last onder bestuursdwang moet, krachtens jurisprudentie, in de regel een begunstigingstermijn worden opgenomen. Begunstiging houdt in dat de overtreder de gelegenheid krijgt om zelf aan het bevel te voldoen. Daarmee wordt de overtreder in de gelegenheid gesteld om bijvoorbeeld persoonlijke spullen, handelsvoorraad e.d. uit het pand te verwijderen. Gelet op de ernst van de situatie wordt de termijn op 48 uur gesteld. De sluiting van voor het publiek en niet voor het publiek opengestelde lokalen waarin drugshandel is geconstateerd, vindt plaats met toepassing van spoedeisende bestuursdwang (artikel 5:24, lid 5 Awb). In het geval van drugshandel in lokalen wordt de openbare orde in zeer ernstige mate verstoord en is spoedeisende sluiting gerechtvaardigd.

 

De toepassing van spoedeisende bestuursdwang wordt vervolgens schriftelijk bekend gemaakt aan de overtreder (artikel 5:31 Awb).

 

  • c.

    Aanzegging tot kostenverhaal

In het besluit tot opleggen van een last onder bestuursdwang wordt tegelijk een aanzegging tot kostenverhaal opgenomen in het geval het bestuursorgaan de last dient uit te voeren. Dit is het geval wanneer de last niet binnen de in het besluit aangegeven begunstigingstermijn geheel wordt uitgevoerd. De kosten van bestuursdwang worden op basis van het bepaalde in de Awb verhaald op de overtreder(s).

 

  • d.

    Bekendmaking en registratie van het besluit

Het besluit tot sluiting van een woning of een lokaal op grond van artikel 13b Opiumwet wordt geregistreerd en gepubliceerd in de zin van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken (WKPB). Het WKPB-register houdt deze publiekrechtelijke beperking betreffende de onroerende zaak bij. Indien de sluiting wordt opgeheven, wordt dit aangepast in het WKPB-register.

 

  • e.

    Effectuering van de sluiting

Wanneer overgegaan wordt tot sluiting, dan wordt het besluit bekend gemaakt aan de rechthebbende op de zaak (artikel 5:24 lid 3 Awb). De last houdt in dat het pand ontoegankelijk is en blijft gedurende de termijn van sluiting en dat een aankondiging van de sluiting duidelijk zichtbaar moet worden aangebracht op het betreffende pand. Veelal zal de sluiting door de feitelijke handeling van verzegeling (artikel 5:28 Awb) worden geëffectueerd. Het doorbreken van het zegel is strafbaar op grond van artikel 199 Wetboek van Strafrecht. Daarnaast is in artikel 2:41 b van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Lopik 2016 (verder: APV) het betreden van een gesloten pand, woning of erf strafbaar gesteld.

 

Indien de overtreder geen gevolg geeft aan de last dan zal de burgemeester de woning, het lokaal of gebouw op een andere wijze ontoegankelijk maken, bijvoorbeeld door andere sloten op de toegangsdeuren aan te brengen.

 

  • f.

    Samenloop

Bij cumulatie van op te leggen maatregelen op grond van dit beleid is de zwaarst gestelde maatregel van toepassing of kan worden afgeweken van het beleid. Toepassing van de bevoegdheden op grond van de Opiumwet staat toepassing van andere collegebevoegdheden of burgemeestersbevoegdheden, zoals het intrekken van een Drank- en Horecawetvergunning, niet in de weg.

 

  • g.

    Natraject

Na afloop van de sluitingstermijn vindt, indien mogelijk, met de rechthebbenden, eigenaar en/of bewoners een overdracht van de bewoning of het lokaal plaats. Is er ernstige vrees voor herhaling van de verstoring van de openbare orde dan komt het betreffende pand in aanmerking voor verlenging van de duur van de sluiting. De betrokkenen worden bij mogelijke verlenging opnieuw gehoord. Een andere mogelijkheid is het opleggen van een preventieve last onder dwangsom indien de gerechtvaardigde vrees op herhaling bestaat.

 

Soms is sluiting niet voldoende en zullen aanvullende maatregelen nodig zijn om de leefbaarheid rond de gesloten woning of het lokaal te herstellen. De Wet Victor regelt het natraject van onder andere een sluiting op grond van artikel 13b Opiumwet. De Wet Victor maakt het mogelijk om het beheer van een pand over te nemen (artikel 14 Woningwet) en daarna eventueel te onteigenen (artikel 77 Onteigeningswet). Het besluit tot beheer wordt genomen door of namens het college van burgemeester en wethouders.

8. Afwijkingsmogelijkheid/schrijnende gevallen

De burgemeester handelt overeenkomstig de beleidsregels, tenzij dat voor een of meer belanghebbende(n) gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen (artikel 4:84 Awb).

 

Naast de afweging van artikel 4:84 Awb kan de burgemeester als er aanwijzingen zijn dat er sprake is van een schrijnend geval, waardoor bepaalde maatregelen in de gegeven omstandigheden niet geschikt zijn, ervoor kiezen om de toepasselijke maatregel voorwaardelijk te nemen met een proftijd. Er worden in dit kader met opzet geen bindende criteria genoemd. In de praktijk zal per casus worden bepaald of sprake is van een schrijnend geval die tot afwijking van de beleidsregel noopt.

9. Handhavingsmatrixen

Richtlijnen

In onderstaande tabellen wordt de sanctionering weergegeven. De zwaarte van de sanctie sluit aan op de ernst van de overtreding. Dat betekent bijvoorbeeld dat bij herhaling van een overtreding de sluitingstijd langer is, omdat de bekendheid van het verkooppunt groter zal zijn. De maatregelen genoemd in de tabellen geven een richtlijn. In voorkomende gevallen kan de burgemeester gemotiveerd afwijken van het beleid en de daarin genoemde (zwaarte van de) maatregel. Dat is bijvoorbeeld het geval indien er duidelijk geen sprake is van een incidentele overtreding, maar van een structurele en/of grootschalige handel.

 

Verjaring

Indien gedurende drie jaar na een overtreding geen nieuwe constatering plaatsvindt, zal de zaak als afgedaan worden beschouwd. Een latere constatering op dezelfde locatie zal dan gelden als een eerste constatering.

 

  • A.

    Handhavingsmatrix drugshandel in (al dan niet voor het publiek opengestelde) lokalen dan wel in of op bij zodanige lokalen behorende erven

Het vervaardigen, telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van een middel dan wel daartoe aanwezig hebben als bedoeld in lijst I of II van de Opiumwet in (al dan niet voor het publiek opengestelde) lokalen en bijbehorende erven en onbewoonde woningen.

 

 

Softdrugs

Harddrugs

1e overtreding

Sluiting voor periode van 6 maanden

Sluiting voor periode van 9 maanden

2e overtreding binnen 3 jaar

Sluiting voor periode van 12 maanden

Sluiting voor periode van 18 maanden

3e overtreding binnen 3 jaar

Sluiting voor onbepaalde tijd

Sluiting voor onbepaalde tijd

  •  

  • B.

    Handhavingsmatrix drugshandel in bewoonde woningen dan wel in of op bij de woning behorende erven

     

Het vervaardigen, telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van een middel dan wel daartoe aanwezig hebben als bedoeld in lijst I of II van de Opiumwet in bewoonde woningen en bijbehorende erven.

 

 

Softdrugs

Harddrugs

1e overtreding

Een (preventieve) last onder dwangsom

Sluiting voor een periode van 6 maanden

2e overtreding binnen 3 jaar

Sluiting voor periode van 6 maanden

Sluiting voor periode van 12 maanden

3e overtreding binnen 3 jaar

Sluiting voor onbepaalde tijd

Sluiting voor onbepaalde tijd

 

De hoogte van de (preventieve) last onder dwangsom wordt bepaald door het aantal aangetroffen planten:

  • Tot 50: € 10.000,--,

  • Van 50 tot 100: € 17.500,--,

  • Van 100 tot 200: € 25.000,--.

  • Vanaf 200: Afhankelijk van het aantal planten wordt of wel een bedrag bepaald, dan wel ingezet op een zwaardere maatregel.

10. Overtreder betaalt

Ingevolge artikel 5:25 van de Awb geschiedt de toepassing van een last onder bestuursdwang op kosten van de overtreder. In de last onder bestuursdwang wordt dit aan de overtreder medegedeeld. De kosten van voorbereiding van de last onder bestuursdwang zijn ook verschuldigd, voor zover als gevolg van het alsnog uitvoeren van de last onder bestuursdwang geen last onder bestuursdwang is toegepast. Het kan voorkomen dat zaken worden meegevoerd en opgeslagen om de last onder bestuursdwang toe te kunnen passen, als bedoeld in artikel 5:29 van de Awb. Zolang de verschuldigde kosten niet zijn voldaan, kan de teruggave van deze zaken opgeschort worden.

11. Binnentreden

Voor het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner is een schriftelijke machtiging vereist. Op basis van de Awb is het bestuursorgaan dat een last onder bestuursdwang toepast bevoegd tot het geven van een dergelijke machtiging. In het geval van artikel 13b Opiumwet is aan de burgemeester de bevoegdheid toegekend tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner. De burgemeester kan een schriftelijke machtiging verlenen.

12. Niet betreden

Na de sluiting is het verboden de woning of het lokaal te betreden op basis van artikel 2:41 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Lopik 2016.

13. Communicatie

De sluiting wordt geregistreerd in het WKPB – register zoals dat is voorgeschreven in de Wet Kenbaarheid Publiekrechtelijke beperkingen (verder WKPB).

 

Na de verloop van de sluitingstermijn wordt de beperking uitgeschreven uit het WKPB - register.

14. Afwijkingsbevoegdheid

De burgemeester handelt overeenkomstig de beleidsregels, tenzij dat voor een of meer belanghebbende gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen (artikel 4:84 Awb).

15. Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als Damoclesbeleid gemeente Lopik.

16. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden daags na bekendmaking in werking.

Lopik 21 augustus 2017,

de (wnd.) burgemeester,

(dhr. drs. J.P.J. Lokker)

Naar boven