Wijzigingen in de gemeentelijke arbeidsvoorwaardenregeling van de gemeente Lopik

 

Om de door het LOGA aangekondigde  technische wijzigingen van de arbeidsvoorwaarden in de circulaire van 23 januari 2017 (ECWGO/U201700032) “Nagekomen aanpassingen CARUWO als gevolg van IKB”  per 1 januari 2017, op te nemen in de gemeentelijke arbeidsvoorwaardenregeling van de gemeente Lopik overeenkomstig de bijlage A bij dit voorstel.

Een wijziging in de gemeentelijke arbeidsvoorwaardenregeling van de gemeente Lopik krijgt pas rechtskracht op het moment dat ze door het college is vastgesteld. Op grond van artikel 160 van de Gemeentewet is het college bevoegd om de nieuwe bepalingen in de gemeentelijke arbeidsvoorwaardenregeling van de gemeente Lopik vast te stellen. Omdat in het LOGA volledige overeenstemming is bereikt over de wijzigingen in de arbeidsvoorwaarden voor gemeenteambtenaren stellen wij voor om de in bijlage A geformuleerde wijzigingen op te nemen in de gemeentelijke arbeidsvoorwaardenregeling van de gemeente Lopik.  

 

Het college voornoemd,

De secretaris, De burgemeester,

Bijlage A Wijzigingen in de gemeentelijke arbeidsvoorwaardenregeling als gevolg van circulaires ECWGO/U201700032 per 1 januari 2017

  • A.

    Aan artikel 1:2:1 wordt lid 5 toegevoegd en deze komt te luiden:

    • 5.

      De ambtenaar, bedoeld in de leden 2, 3 of 4 van dit artikel, heeft recht op:

      • a.

        8% vakantietoelage, met dien verstande dat dit ten minste een bedrag is van € 146,65 bij een volledig dienstverband, en

      • b.

        1,5% van het in de maand van opbouw geldende salaris, voor de ambtenaar die geboren is na 31 december 1949, met dien verstande dat dit ten minste een bedrag is van € 33,33 bij een volledig   dienstverband, en

      • c.

        0,8% van het voor de ambtenaar in de maand van opbouw geldende salaris.

  

De toelichting op artikel 1:2:1 lid 5 komt te luiden:

 

De ambtenaren die vallen onder de leden 2, 3 en 4 van dit artikel zijn de enige medewerkers waarvoor nog een vakantietoelage geldt. Deze 8% is pensioengevend.

De 1,5% van het in de maand van opbouw geldende salaris, was tot 1 januari 2017 de levensloopregeling geregeld in artikel 6a:7 lid 1. Deze 1,5% is pensioengevend.

De 0,8% van het in de maand van opbouw geldende salaris, was tot 1 januari 2017 het bovenwettelijk verlof van 14,4 uren geregeld in artikel 6:2 lid 1. Deze 0,8% is niet pensioengevend.

 

Indien in een maand het salaris en de toegekende salaristoelage(n) gedeeltelijk zijn uitbetaald dan worden de in de percentages in die maand berekend op basis van het uitbetaalde salaris en de uitbetaalde salaristoelage(n).

Indien in een maand het salaris en de toegekende salaristoelage(n) gedeeltelijk zijn uitbetaald op grond van artikel 7:3 lid 2 tot en met 4 dan worden, in afwijking van voorgaande volzin, de percentages in die maand berekend op basis van het volledige salaris en toegekende salaristoelage(n).

 

Uitbetaling vindt plaats bij de maandelijkse salarisbetaling.

  

  • B.

    Artikel 2:5:4 lid 2 wordt geschrapt, onder vernummering van lid 3 in lid 2.

 

De toelichting op artikel 2:5:4 wordt gewijzigd en komt te luiden:

 

Met de oproepcontractant wordt een contract aangegaan voor minimaal 15 uur per maand. Voor die uren bestaat er dan ook een loonbetalingsverplichting, ook als de oproepcontractant ziek is. Aangezien hoofdstuk 7 per definitie van toepassing is (de CAR/UWO is namelijk van toepassing), hoeft deze loondoorbetalingsverplichting tijdens ziekte niet meer expliciet te worden opgenomen. De berekeningsbasis van de ziekte-uitkering wordt gevormd door het inkomen dat de oproepkracht gedurende het laatste kwartaal genoot.

De oproepcontractant heeft een IKB conform de regeling in paragraaf 5 van hoofdstuk 3.

 

Naar boven