Nadere regels subsidieverstrekking gemeente Breda 2017

Bekendmaking

Burgemeester en wethouders van Breda maken bekend dat zij op 12 juli 2016 de Nadere regels subsidieverstrekking Gemeente Breda 2017 hebben vastgesteld.

 

Inwerkingtreding

De nadere regels worden van kracht met ingang van de dag na die van deze bekendmaking.

 

Rechtsmiddelen

Tegen het besluit tot vaststelling van de nadere regels is geen bezwaar of beroep mogelijk.

 

Nadere regels

 

Hoofdstuk 1 Algemene nadere regels

Definities

In deze nadere regels wordt verstaan onder:

ASV: Algemene Subsidieverordening Breda 2011 en de hierna volgende wijzigingen.

Vastgesteld beleidskader: een door de raad vastgesteld document waarin de beleidsdoelen op een bepaald terrein zijn vastgesteld. Het vormt het kader waarbinnen alle (keuzes voor) inspanningen en beoogde resultaten dienen plaats te vinden.

Maatschappelijk effect: een op langere termijn beoogde verandering in een situatie of bij een doelgroep, die een positieve uitwerking heeft op verschillende delen van de samenleving.

Beleidsdoel: een doel dat zich richt op binnen een termijn beoogde concrete (meetbare) veranderingen in een situatie of bij een doelgroep die een directe bijdrage leveren aan het realiseren van geformuleerde maatschappelijke effecten.

Resultaat(afspraken): een concrete, waarneembare en toetsbare in woorden beschreven opbrengst, zonder gekwantificeerde normen, die een directe bijdrage levert aan het beoogde beleidsdoel.

Prestatie(afspraken): een prestatie die overeenkomt met een resultaat, maar is aangevuld met een gekwantificeerde norm.

Code of Good Governance: een code met daarin de waarborgen van samenhang en transparantie in het bestuur en toezicht van een organisatie, met het oog op een efficiënte en effectieve realisatie van beleidsdoelstellingen. Voor verschillende sectoren is in dit kader een eigen code ontwikkeld.

Social Return: het koppelen van sociale doelstellingen aan het besteden van middelen voor allerlei diensten, werken en producten met als doel het bevorderen van werkgelegenheid voor werkzoekenden en het bevorderen van (on)betaalde stageplaatsen ten behoeve van het VMBO, VSO, MBO en de Bredase Praktijkschool.

Duurzaam ondernemen: een vorm van maatschappelijk verantwoord ondernemerschap waarbij mens, milieu en middelen in balans zijn.

BOB: het Bestuurlijk Overleg Breda waarin de bestuurders uit het primair en voortgezet onderwijs in Breda zitting hebben.

Sociaalculturele accommodatie: een door het college als zodanig benoemde accommodatie.

Culturele organisatie: een organisatie met een in de statuten verankerde culturele doelstelling en die niet valt onder de bepaling van de amateurkunst. Deze organisatie produceert zelf geen kunst maar bemiddelt tussen publiek en artiest en organiseert optreedmogelijkheden.

Amateurkunstorganisatie: een organisatie met een artistiek inhoudelijke doelstelling waarvan de deelnemers een bepaalde kunstvorm beoefenen op niet-professionele basis.

Artistieke leiding: de artistieke leiding (dirigent, choreograaf, regisseur, docent) van een (amateur)kunstorganisatie die beschikt over professionele deskundigheid binnen de specifieke kunstdiscipline, aantoonbaar door diploma’s van erkende opleiding(en).

Culturele makers: mensen die op professionele basis een bepaalde kunstvorm beoefenen en daartoe een professionele opleiding hebben afgerond of op basis van ervaring de noodzakelijke culturele competenties hebben opgebouwd.

Erfgoedorganisaties: organisaties die het cultureel erfgoed als hun aandachtsgebied beschouwen. Cultureel erfgoed omvat die materiële, immateriële, zichtbare en onzichtbare overblijfselen van onze maatschappelijke ontwikkeling, die het college waardevol vindt voor ons gemeenschappelijke geheugen en onze identiteit.

Subsidiabele kosten monumenten: kosten die naar het oordeel van het college noodzakelijk zijn om een beschermd monument in stand te houden.

Inspectierapport: rapport met betrekking tot een beschermd monument dat de technische of fysieke staat van dat monument beschrijft en dat is opgesteld door een naar het oordeel van het college ter zake deskundige persoon of instantie.

Zelfstandig onderdeel: het onderdeel van een beschermd monument dat is aan te merken als een zelfstandige bouwkundige eenheid en deel is van een park of tuinaanleg behorend aan één eigenaar.

Aangewezen organisaties voor monumentenbehoud: een privaatrechtelijke rechtspersoon die ten minste tien beschermde monumenten in eigendom heeft, en naar het oordeel van het college beschikt over voldoende professionele deskundigheid.

Schoolsporttoernooien: een- of meerdaagse sportwedstrijden, met deelname van scholenteams bestaande uit leerlingen van het primair en/of voortgezet onderwijs, met een minimale deelname van tien Bredase scholen voor primair onderwijs of vier Bredase scholen voor voortgezet onderwijs.

Side-events: sportactiviteiten die aangeboden worden naast het wedstrijdprogramma van een topsportevenement, die onder verantwoordleijkheid van dezelfde organisatie georganiseerd worden en die tot doel hebben een breed publiek met de betreffende sport kennis te laten maken.

Sportvereniging: een vereniging die activiteiten organiseert die gericht zijn op de uitoefening van een sport die erkend is door NOC*NSF en die is aangesloten bij een overkoepelende organisatie, dan wel een organisatie die activiteiten organiseert die gericht zijn op het in algemene zin stimuleren van actieve lichaamsbeweging door middel van de uitoefening van sport- en spelactiviteiten onder deskundige leiding een en ander ter beoordeling van het college.

Sportgala: een evenement waar op waardige wijze Bredase sporters (of sporters die lid zijn van een Bredase sportvereniging) worden geerd voor hun prestaties in het afgelopen jaar en waarbij onder andere de sportvrouw, -man, -ploeg en -talent van het jaar worden gekozen.

Mantelzorg: hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep.

Mantelzorger: een persoon die mantelzorg verleent.

Zorgvrager: een persoon die woonachtig is in de gemeente Breda en die mantelzorg ontvangt.

Geregistreerde mantelzorger: een geregistreerde mantelzorger.

Crowdfunden:“Het financieren van een project, initiatief of onderneming door middel van vele relatief lage donaties of investeringen van een (grote) groep mensen (de crowd), meestal via het internet”. Oftewel het financieren van een specifiek doel met een grote groep mensen om het doel mogelijk te maken. Meestal gebeurt dit op het internet via een crowdfunding platform.

Artikel 1.1 Algemene nadere regels

  • 1.

    De bepalingen in dit hoofdstuk zijn van toepassing op alle subsidieaanvragen die het college behandelt met uitzondering van de subsidies die direct en onverkort voortvloeien uit Europees, rijks- of provinciaal beleid, alsmede met uitzondering van aanvragen voor subsidie waarop hoofdstuk 2 van toepassing is.

  • 2.

    Een subsidieaanvraag, die naar het oordeel van het college, niet of niet in voldoende mate voldoet aan een of meer ingevolge de nadere regels op die aanvraag van toepassing zijnde criteria komt niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 1.2 Beleidsdoelen

  • 1.

    Activiteiten dienen onderbouwd en aantoonbaar een bijdrage te leveren aan een of meerdere door de raad vastgestelde beleidsdoelen, welke verwoord zijn in vastgestelde beleidskaders.

  • 2.

    Uit de subsidieaanvraag wordt helder hoe de beoogde doelgroep(en) bereikt wordt/ worden en met welk beoogd resultaat. Het resultaat is SMART omschreven en bevat in ieder geval het beoogd aantal gebruikers/bezoekers/deelnemers/leden en geeft inzicht in hoe het resultaat wordt vastgelegd.

  • 3.

    Bij de beoordeling van de subsidieaanvragen wordt getoetst in hoeverre zij voldoen aan de volgende criteria:

    • a.

      De mate van duurzaamheid van de beoogde resultaten, in hoeverre gaat het hier om langdurige effecten en inbedding in het reguliere activiteitenprogramma.

    • b.

      De mate van innovatie, in hoeverre is sprake van vernieuwing ten opzichte van het bestaande stedelijke aanbod.

    • c.

      De mate van uitvoerbaarheid, in hoeverre zijn activiteiten uitvoerbaar, is de begroting realistisch en is de organisatie solide.

    • d.

      De mate van gebiedsgerichte aanpak, in hoeverre is er sprake van ketenaanpak van activiteiten in eenzelfde gebied/wijk/buurt.

Artikel 1.3 Doelmatigheid

  • 1.

    Voorwaarde is een realistische verhouding tussen de verwachte resultaten en de gevraagde gemeentelijke bijdrage.

  • 2.

    De inzet van professionals is kwalitatief en kwantitatief in verhouding tot de te organiseren activiteiten en wordt ingezet tegen een realistische kostprijs.

  • 3.

    De kostprijs is bepaald op basis van een integrale kostprijs en is opgebouwd uit de volgende elementen: personele lasten, huisvestingslasten, overhead, activiteitlasten en organisatielasten.

  • 4.

    In de subsidieaanvraag wordt helder welke bijdrage van de beoogde doelgroep wordt gevraagd in financiële dan wel in personele zin.

Artikel 1.4 Samenwerking

  • 1.

    Bij een subsidieaanvraag dient te worden aangetoond dat wordt aangesloten bij én wordt samengewerkt met voorzieningen en/of organisaties in de keten.

  • 2.

    Subsidieaanvragen die samenwerking in een ketenaanpak beogen, worden in gezamenlijkheid door de ketenpartners ingediend.

  • 3.

    Subsidieaanvragen die samenwerking op het gebied van preventie, signalering, vroeghulp en behandeling beogen worden in gezamenlijkheid ingediend door ketenpartners, zowel vrijwilligersorganisaties of initiatieven als professionals.

  • 4.

    Het college kan advies vragen aan het Bestuurlijk Overleg Breda (BOB) voor wat betreft nieuwe subsidieaanvragen voor activiteiten die in en om school plaatsvinden.

Artikel 1.5 Projectsubsidie

  • 1.

    Een projectsubsidie is afgebakend in tijd en middelen en kan uitsluitend worden verstrekt voor zover dienaangaande specifieke nadere regels zijn gesteld.

  • 2.

    Het beschikbare budget voor alle projectsubsidies is het door het college vastgestelde subsidieplafond.

  • 3.

    Ten behoeve van een evenwichtige verdeling over het jaar van de projectsubsidies wordt dit budget verdeeld over vier kwartalen, waarbij geldt dat voor het eerste kwartaal maximaal 40% van het budget wordt besteed en er voor het vierde kwartaal nog minimaal 20% van het budget beschikbaar moet zijn.

Artikel 1.6 Jaarlijksesubsidie

  • 1.

    Jaarlijkse subsidie wordt alleen verstrekt aan organisaties die een aantoonbare rol in de maatschappelijke keten innemen en het meest optimaal bijdragen aan de beoogde resultaten, conform het gestelde in artikel 1.2 van deze nadere regels.

  • 2.

    Voor organisaties die een jaarlijkse subsidie aanvragen van € 50.000,-, of meer én professionele krachten in dienst hebben, gelden daarnaast in ieder geval de volgende criteria:

    • a.

      de efficiënte en effectieve manier om mensen vooruit te helpen in het leven;

    • b.

      de vernieuwing in de werkwijze;

    • c.

      de samenwerking;

    • d.

      wijkgericht werken;

    • e.

      de mate waarmee met vrijwilligers gewerkt wordt (vrijwillig waar het kan, professioneel waar het moet);

    • f.

      de inclusieve aanpak;

    • g.

      veilig (vrijwilligers)werk;

    • h.

      het toepassen van de ‘Code Good Governance’ voor de sector. Deze toepassing van de code wordt verantwoord in het jaarverslag.

  • 3.

    De organisaties nemen in hun aanvraag op, op welke wijze en in welke mate zij duurzaam ondernemen en social return implementeren in hun bedrijfsvoering. Zij verantwoorden dit in hun jaarverslag.

Artikel 1.7 Algemeen

  • 1.

    Activiteiten moeten beschikbaar zijn voor alle inwoners van Breda, uitgangspunt is zoveel mogelijk inclusief aanbod.

  • 2.

    Voor alle subsidies boven de € 5.000,- wordt maximaal 95% van de subsidie bevoorschot. De resterende 5% wordt uitgekeerd indien de vaststelling van de subsidie daar aanleiding toe geeft.

  • 3.

    Voor alle subsidies boven de € 100.000,- geldt dat 95% wordt uitbetaald in termijnen; het college is bevoegd hiervan, gelet op de situatie, af te wijken. De resterende 5% wordt uitgekeerd indien de definitieve vaststelling van de subsidie daar aanleiding toe geeft.

  • 4.

    Jubilea en reprises en daarmee naar het oordeel van het college naar haar aard vergelijkbare activiteiten als zodanig kunnen niet in aanmerking komen voor subsidie.

Hoofdstuk 2 Nadere regels voor het sociale domein.

2.1 Algemene bepalingen

 

2:1: toepassingsbereik

  • 1.

    Dit hoofdstuk is van toepassing op aanvragen voor subsidie die betrekking hebben op een of meer van de terreinen zoals beschreven in het kader ‘Breda Doet, samen verder!’

  • 2.

    Op aanvragen als bedoeld in het eerste lid is hoofdstuk 1 van de nadere regels (‘algemene nadere regels’) niet van toepassing, tenzij een of meerdere bepalingen uit hoofdstuk 1 in deze paragraaf uitdrukkelijk van toepassing zijn verklaard.

  • 3.

    Op aanvragen als bedoeld in het eerste lid is dit hoofdstuk niet van toepassing indien op de aanvraag specifieke nadere regels als bedoeld in hoofdstuk 3 en verder van de nadere regels van toepassing zijn.

2:2: soorten subsidie

  • 1.

    Er wordt onderscheid gemaakt tussen basissubsidies en wijksubsidies.

  • 2.

    Basissubsidies zijn subsidies die zijn bestemd voor activiteiten of initiatieven waarmee een bijdrage wordt geleverd aan een of meer van de vooraf gestelde gewenste doelen en resultaten op een van de terreinen als bedoeld in het kader ‘Breda Doet, samen verder!’ en voor zover de subsidies niet zijn aan te merken als wijksubsidies.

  • 3.

    Wijksubsidies zijn subsidies die zijn bestemd voor initiatieven die de leefbaarheid en maatschappelijke betrokkenheid van bewoners bij hun eigen wijk of directe woonomgeving stimuleren en bevorderen. Onder leefbaarheid wordt daarbij verstaan, de mate waarin de leefomgeving aansluit bij de voorwaarden en behoeften die er door de bewoners aan worden gesteld op basis van opgroeien, leren, ontwikkelen en werken, ontmoeten, betrokken zijn of leven.

  • 4.

    Voor wat betreft de betaling en bevoorschotting van de in dit artikel bedoelde subsidies, is het bepaalde in artikel 1.7, tweede en derde lid, van toepassing.

Basissubsidies

 

2:3 Thematafels

  • 1.

    Onder een thematafel als bedoeld in deze paragraaf wordt verstaan: een door het college als zodanig aangeduide overlegstructuur gericht op in ieder geval het opstellen van een uitvoeringsplan en een ontwikkelagenda op een vooraf door het college vastgesteld thema.

  • 2.

    Een ieder kan deelnemen aan een thematafel met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze paragraaf.

  • 3.

    Het college kan met betrekking tot de thematafels spelregels vaststellen. Deze spelregels kunnen in ieder geval betrekking hebben op de wijze van toegang tot de thematafel, de wijze van functioneren van de thematafel en de informatieverstrekking aan en door de deelnemers aan de thematafel. De spelregels kunnen per thematafel verschillend zijn. Deelnemers aan de thematafel zijn gehouden aan de voor die tafel in voorkomend geval vastgestelde spelregels.

2:4: Criteria

  • 1.

    Het college kan een basissubsidie verstrekken voor het uitvoeren van het in de aanvraag aangegeven onderdeel van een uitvoeringsplan.

  • 2.

    Onder een uitvoeringsplan als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan; een schriftelijk stuk dat:

    • a.

      is opgesteld door een thematafel;

    • b.

      betrekking heeft op een terrein als bedoeld in het kader ‘Breda Doet, samen verder!’;

    • c.

      een beschrijving geeft van de op het terrein (als bedoeld onder sub b) door de deelnemers aan de thematafel te leveren bijdragen aan de vooraf gestelde doelen en resultaten uit het kader ‘Breda Doet, samen verder!’;

    • d.

      ziet op een uitvoeringsperiode van twee hele kalenderjaren, te beginnen met de uitvoeringsperiode 2017-2018; en

    • e.

      voldoet aan de eisen zoals beschreven in paragraaf 3.1 van kader ‘Breda Doet, samen verder!’ en onderdeel C van de bijlage in ‘Aan tafel!’.

2:5: procedure

  • 1.

    Aanvragen kunnen uitsluitend worden ingediend op de datum die door het college uiterlijk op 1 september van het jaar voorafgaande aan het eerste jaar van de uitvoeringsperiode van het uitvoeringsplan waarop de aanvragen betrekking hebben, is vastgesteld. De indieningsdatum voor wat betreft de aanvragen die betrekking hebben op de uitvoeringsperiode 2017-2018 wordt vastgesteld op uiterlijk 15 oktober 2016. Het college is bevoegd de bij of krachtens dit artikellid vastgestelde datum te wijzigen.

  • 2.

    Een aanvraag moet worden ingediend met gebruikmaking van het daartoe door het college vastgestelde formulier en dient, onverminderd het bepaalde in de ASV, vergezeld te gaan van het uitvoeringsplan waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 3.

    Het college beslist uiterlijk op 1 december op de aanvraag. Het college kan zijn beslissing eenmaal voor ten hoogste 30 dagen verdagen.

2:6: subsidie voor bijdragen die niet zijn opgenomen in een uitvoeringsplan

  • 1.

    Het college is bevoegd subsidie te verstrekken voor activiteiten of initiatieven waarmee een bijdrage wordt geleverd aan een of meer van de vooraf gestelde gewenste doelen en resultaten op een van de terreinen als bedoeld in het kader ‘Breda Doet, samen verder!’ en die niet zijn opgenomen in een uitvoeringsplan.

  • 2.

    Het college is slechts bevoegd om een subsidie als bedoeld in het eerste lid te verstrekken indien er naar zijn oordeel sprake is van een gegronde reden waarom de activiteit of het initiatief niet is of kan worden opgenomen in een uitvoeringsplan.

  • 3.

    Op aanvragen als bedoeld in het eerste lid wordt door het college beslist met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 1 van de nadere regels.

  • 4.

    Een subsidie kan voor maximaal twee jaar worden verstrekt.

Wijksubsidies

 

2:7: initiatieven

  • 1.

    Onder een initiatief wordt in deze paragraaf verstaan: een activiteit of een project die of dat de leefbaarheid of maatschappelijke betrokkenheid van bewoners bij hun eigen wijk of directe woonomgeving stimuleert en bevordert en die of dat aansluit bij de voorwaarden en behoeften die er door de bewoners aan worden gesteld ten aanzien van opgroeien, leren, ontwikkelen en werken, ontmoeten, betrokken zijn of leven.

  • 2.

    Een ieder met een beoogd initiatief kan zich wenden tot een wijkplatform voor overleg en advies.

2:8: wijkplatforms

  • 1.

    Onder een wijkplatform als bedoeld in deze paragraaf wordt verstaan: een door het college als zodanig aangeduide overlegstructuur gericht op het bespreken (van) en (het) adviseren van het college over beoogde initiatieven.

  • 2.

    Het college kan met betrekking tot de wijkplatforms spelregels vaststellen. Deze spelregels kunnen in ieder geval betrekking hebben op de wijze van toegang tot het wijkplatform, de wijze van functioneren van het wijkplatform, de informatieverstrekking aan en door het wijkplatform. Deze spelregels kunnen per wijkplatform verschillend zijn. Deelnemers aan het wijkplatform en bewoners die zich met een beoogd initiatief wenden tot het wijkplatform zijn gehouden aan de voor dat wijkplatform in voorkomend geval vastgestelde spelregels.

2:9: criteria

  • 1.

    Het college kan wijksubsidie verstrekken voor het uitvoeren van een initiatief voor zover dat:

    • a.

      van belang is voor de wijk waarin het plaatsvindt;

    • b.

      voldoet aan de eisen zoals gesteld in onderdeel D de bijlage in ‘Aan tafel!’;

  • 2.

    Geen subsidie kan worden verstrekt voor zover het initiatief bestaat uit een straatfeest, barbecue, jubileum of reprise en daarmee naar het oordeel van het college naar haar aard vergelijkbare activiteiten;

  • 3.

    Een subsidie kan voor maximaal twee jaar worden verstrekt.

De maximale hoogte van de subsidie is gelijk aan de daadwerkelijke kosten van het initiatief.

2:10: procedure

  • 1.

    Aanvragen voor wijksubsidies kunnen het gehele jaar door worden ingediend, maar moeten minimaal zes weken vóór aanvang van de uitvoering van het initiatief worden ingediend.

  • 2.

    Een aanvraag moet worden ingediend met gebruikmaking van het daartoe door het college vastgestelde formulier en dient, onverminderd het bepaalde in de ASV, verzegeld te gaan van een advies van het wijkplatform.

  • 3.

    Onder advies van het wijkplatform als bedoeld in het tweede lid wordt verstaan een schriftelijk stuk waaruit gemotiveerd blijkt of en in hoeverre naar het oordeel van het wijkplatform:

  • 4.

    het initiatief van belang is voor de wijk;

  • 5.

    het initiatief voldoet aan de eisen zoals gesteld in onderdeel D van de bijlage in ‘Aan tafel!’ en

  • 6.

    voor het initiatief een financiële bijdrage van de gemeente noodzakelijk is en wat de hoogte van die bijdrage dient te zijn.

  • 7.

    Het college beslist uiterlijk binnen zes weken na ontvangst van de volledige aanvraag.

Hoofdstuk 3 Specifieke nadere regels wijk- en dorpsraden

Artikel 3.1 vigerend beleidskader

Het beleidskader voor de subsidies uit dit hoofdstuk is het ‘Uitvoeringsakkoord 2015-2018’ van de samenwerkende wijk- en dorpsraden

Artikel 3.2 Voor wie

Deze subsidie is bestemd voor wijk- en dorpsraden die het ‘Uitvoeringsakkoord 2015-2018’ van de samenwerkende wijk- en dorpsraden hebben ondertekend.

Artikel 3.3 Criteria voor wijk- en dorpsraden

  • 1.

    Aan een Wijk- of dorpsraad als bedoeld in het eerste lid kan, met inachtneming van het Uitvoeringsakkoord 2015-2018 van de samenwerkende wijk- en dorpsraden een subsidie worden verstrekt voor de kosten voor de uitvoering van een activiteitenplan. De subsidie bedraagt maximaal € 5.000,-. Algemene organisatiekosten worden tot een bedrag van maximaal € 2.000,- als subsidiabele kosten aangemerkt. Algemene organisatiekosten komen slechts voor subsidie in aanmerking indien in het activiteitenplan minimaal twee zaak- en/of taak gerelateerde onderwerpen zijn opgenomen.

  • 2.

    Aanvragen voor subsidies wijk- en dorpsraden worden ingediend door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier en dienen te zijn vergezeld van een activiteitenplan.

  • 3.

    Het activiteitenplan richt zich op de taak- en zaak gerelateerde onderwerpen, zoals die zijn vastgelegd in het Uitvoeringsakkoord Wijk- en dorpsraden Breda.

  • 4.

    Per onderwerp wordt in het activiteitenplan inzichtelijk gemaakt dat taak- en zaak gerelateerde activiteiten een directe relatie hebben met wijk-/dorpsplannen en dat ze worden uitgevoerd binnen wijk-/dorpsnetwerken van vrijwilligers en professionals.

Hoofdstuk 4 specifieke nadere regels aanpak Wijkimpuls Breda 2015-2018

Artikel 4:1 Vigerend beleidskader

Het beleidskader voor subsidies uit dit hoofdstuk is:

  • Wijkimpuls Breda 2015 – 2018

Artikel 4:2 Wat

Met inachtneming van het in artikel 4:1 genoemde beleidskader kan als tijdelijke extra impuls een subsidie worden verstrekt voor initiatieven die naar het oordeel van het college in de betreffende wijkimpulswijk uitgaan van en leiden tot actief burgerschap en innovatie en zo een bijdrage leveren aan het doel genoemd in artikel 4:3.

Artikel 4:3 Doel

Subsidie kan worden verstrekt voor initiatieven die als doel hebben het verbeteren van de sociaal economische situatie in de wijken genoemd in Wijkimpuls Breda 2015-2018. Onder sociaal economische verbetering wordt verstaan verbetering op een of meer van de volgende drie gebieden:

  • a.

    leefbaarheid: een leefbare omgeving is een omgeving die schoon, heel en veilig is en aansluit bij de voorwaarden en behoeften die er door de bewoners aan worden gesteld, bepaald op basis van:

    • I.

      leefklimaat

    • II.

      sociale samenhang

    • III.

      veiligheid

    • IV.

      woongedrag

    • V.

      aanzien van de wijk

    • VI.

      samenhangend aanbod van onderwijs, kinderopvang, sport en cultuur

    • VII.

      gebruik van het voorzieningenaanbod in de wijk

    • VIII.

      mogelijkheden voor ontmoeting

    • IX.

      versterking netwerken van wijkbewoners.

  • b.

    participatie: mensen stijgen op sociaal maatschappelijk niveau doordat ze zich meer inzetten, ontwikkelen, in staat zijn hun eigen financiën te regelen en een bijdrage leveren aan hun wijk, bepaald op basis van:

    • I.

      lidmaatschap verenigingen;

    • II.

      verrichten vrijwilligerswerk;

    • III.

      verlenen mantelzorg;

    • IV.

      bezoek aan culturele en sportactiviteiten

    • V.

      verminderen van afstand tot de arbeidsmarkt;

    • VI.

      mensen die een beroep doen op armoedevoorzieningen;

    • VII.

      mensen met een beperking die deelnemen aan reguliere activiteiten in de wijk;

    • VIII.

      het verrichten van betaald werk;

    • IX.

      deelname aan onderwijs.

  • c.

    werkgelegenheid: mensen werken zoveel mogelijk in een reguliere baan of zijn daarop voorbereid, bepaald op basis van:

    • I.

      aantal mensen met een gemeentelijke uitkering;

    • II.

      aantal mensen dat uit een uitkering stroomt;

    • III.

      aantal mensen met een beperking met een baan;

    • IV.

      aantal jongeren met een startkwalificatie

    • V.

      het aantal voortijdig schoolverlaters.

Artikel 4:4 Criteria

Subsidie kan worden verstrekt voor zover het initiatief bijdraagt aan het doel zoals genoemd onder artikel 4:3 en uitgaat van ‘actief burgerschap’. Onder actief burgerschap wordt verstaan dat de resultaten die het initiatief beoogt mede worden bereikt en niet anders kunnen worden bereikt dan door inzet van bewoners uit de wijk. De aanvraag dient daarnaast te voldoen aan de volgende criteria:

  • a.

    toegankelijkheid: het initiatief is gericht op en toegankelijk voor (groepen van) wijkbewoners en herkenbaar in de wijk aanwezig;

  • b.

    eenmalig: het betreft middelen die een initiatief eenmalig een impuls geven;

  • c.

    kennisdeling: het initiatief deelt de opgedane kennis en ervaringen volgens een nader af te spreken methode, zodanig dat deze beschikbaar komen voor andere en vervolginitiatieven. (‘lerende aanpak’).

Artikel 4:5 Subsidieplafond
  • 1.

    Het totale subsidiebudget voor de uitvoering van dit hoofdstuk bedraagt voor 2017 en 2018 maximaal € 1.000.000,- per jaar. Dit bedrag wordt vastgesteld in de betreffende begroting onder voorbehoud van het budgetrecht van de gemeenteraad. Voor zover de gemeenteraad in het kader van de begroting een lager bedrag vaststelt, vormt dat bedrag voor het betreffende jaar waarop de begroting betrekking heeft, het totale subsidiebudget. Per jaarschijf wordt door het college bepaald welk deel van dit budget beschikbaar is voor welke wijk.

  • 2.

    De aanvragen die volledig zijn, zullen in volgorde van ontvangst worden behandeld waarbij als datum van ontvangst de datum geldt waarop er sprake is van een volledige aanvraag.

Artikel 4:6: aanvragen

  • 1.

    Een aanvraag moet worden ingediend met gebruikmaking van het daartoe door het college vastgestelde formulier en dient, onverminderd het bepaalde in de ASV, verzegeld te gaan van een advies van het wijkplatform.

  • 2.

    Onder een ‘advies van het wijkplatform’ als bedoeld in het tweede lid wordt verstaan een schriftelijk stuk waaruit gemotiveerd blijkt of en in hoeverre naar het oordeel van het wijkplatform het initiatief in de betreffende wijkimpulswijk uitgaat van en leidt tot actief burgerschap en innovatie en zo een bijdrage levert aan het doel genoemd onder artikel 4:3.

Artikel 4:7 tijdelijke regeling

Dit hoofdstuk vervalt per 1 januari 2019.

Artikel 4:8 Experimenteerartikel BredaBreed
  • 1.

    Ten behoeve van initiatieven in impulswijken die via BredaBreed crowdfunden kan bij wijze van experiment in 2017 en 2018 een subsidie worden verstrekt ter ondersteuning van die initiatieven om hun doelbedrag te kunnen halen.

  • 2.

    de subsidie als bedoeld in het eerste lid bestaat uit het verschil tussen het doelbedrag dat is benodigd voor het initiatief en de door middel van crowdfunden als bedoeld in het eerste lid reeds verkregen of nog te verkrijgen middelen. Het subsidiebedrag is niet hoger dan 25% van het doelbedrag tot een maximum van € 5.000,-.

  • 3.

    een subsidie wordt slechts verstrekt als:

    • a.

      het project een bewonersinitiatief in een impulswijk is;

    • b.

      het project aantoonbaar bijdraagt aan participatie, werkgelegenheid en leefbaarheid als gesteld in artikel 4:3

    • c.

      de vergoeding volledig naar activiteiten gaat.

  • 4.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 5:2 van de ASV en artikel 1:7 van de nadere regels wordt geen voorschot verstrekt.

  • 5.

    de subsidie wordt door het college ambtshalve vastgesteld binnen zes weken na het verstrijken van een termijn van een jaar te rekenen vanaf de datum waarop de subsidie is verleend. Indien binnen de termijn van een jaar als bedoeld in de eerste volzin het doelbedrag wordt gehaald, wordt de subsidie binnen zes weken na het behalen van het doelbedrag vastgesteld. De aanvrager is verplicht het college onverwijld te berichten indien het doelbedrag is gehaald.

Hoofdstuk 5 Specifieke nadere regels Cultuur

Artikel 5:1 Vigerend beleidskader

Het beleidskader voor de subsidies uit dit hoofdstuk zijn de Nota Factor C, zoals vastgesteld door de raad op 30 oktober 2008 en de Nota Erfgoed in context, zoals vastgesteld door de raad op 14 februari 2008.

Artikel 5.2 Voor Wie

subsidies als bedoeld in dit hoofdstuk zijn bestemd voor: culturele (amateur)organisaties, erfgoedorganisaties en professioneel werkende individuele culturele makers / initiatiefnemers. De organisaties dienen statutair gevestigd te zijn in de gemeente Breda.

Artikel 5:3 Wat

  • 1.

    Binnen deze specifieke nadere regels wordt onderscheid gemaakt tussen een basisbijdrage amateurkunst enerzijds en het Fonds Cultuur en Cultureel Erfgoed anderzijds.

  • 2.

    Een basisbijdrage amateurkunst is bestemd voor activiteiten van Amateurkunstorganisaties respectievelijk voor initiatieven van vrijwilligers op het gebied van cultuur.

  • 3.

    Een subsidie vanuit het Fonds Cultuur en Cultureel Erfgoed is bestemd voor de daadwerkelijke kosten van incidentele en culturele erfgoedprojecten. Als een project als bedoeld in dit lid wordt niet verstaan een jubileumactiviteit en daarmee naar het oordeel van het college naar haar aard vergelijkbare activiteiten.

Artikel 5:4 Criteria

  • 1.

    Ten aanzien van de Basisbijdrage amateurkunst initiatieven gelden de volgende criteria:

    • -

      De maximale hoogte van de subsidie is gelijk aan de daadwerkelijke kosten van de activiteiten of het initiatief tot een maximum van € 5.000,- met uitzondering van de huisvestingskosten. Voor zover er aan de activiteiten of het initiatief huisvestingskosten zijn verbonden, kan daarvoor eveneens subsidie worden verstrekt. Hiervoor gelden de volgende voorwaarden:

      • Er vindt tegemoetkoming in de huisvestingslasten voor culturele activiteiten plaats door het ter beschikking stellen van maximaal 40 dagdelen gratis huisvesting per activiteit met een maximum van 400 dagdelen per organisatie in een gemeentelijke dan wel daarmee gelijk te stellen sociaal-culturele accommodatie.

      • De vergoeding per dagdeel voor ruimtes kleiner en groter dan 100 m2 van de gemeentelijke en niet gemeentelijke accommodaties worden jaarlijks door het college in het subsidieprogramma vastgesteld,

      • Indien er voor de in lid 1 vermelde activiteiten naar het oordeel van het college geen passende accommodatie voorhanden is, kan het college op basis van daadwerkelijke kosten een bijdrage verlenen in de huisvestingslasten tot een maximum van € 1.500, per jaar per activiteit met een maximum van € 15.000, per organisatie;

    • -

      De organisatie heeft een rechtsvorm en bestaat minimaal één jaar (inschrijving KvK).

    • -

      De organisatie heeft een doelstelling op het gebied van zelf kunst maken (kunstbeoefening).

    • -

      Er is sprake van bewijsbaar professionele artistieke leiding.

    • -

      Er vindt minimaal tweemaal per jaar een openbaar optreden in Breda plaats.

    • -

      Er is sprake van contributie betalende leden/deelnemers.

    • -

      De regeling geldt voor non-profit organisaties voor muziek (vocaal/instrumentaal), dans en theater, beeldende kunst en multimedia/audiovisueel (fotografie/film/video/digitaal).

    • -

      De organisatie levert een bijdrage aan stedelijk cultuurklimaat in Breda.

  • 2.

    Ten aanzien van het Fonds Cultuur en Cultureel Erfgoed gelden de volgende criteria:

    • 1.

      uitsluitend kan subsidie worden verstrekt voor projecten die bijdragen aan culturele activiteiten in Breda

    • 2.

      De maximale hoogte van de subsidie is gelijk aan maximaal 50% van de totale begroting van het project tot een maximum van € 20.000,-.

    • 3.

      Projecten moeten voldoen aan een of meer van de volgende doelstellingen:

      • -

        Het profileren van Breda als cultuur- of erfgoedstad door het aangaan van verbindingen.

      • -

        Het vergroten van de cultuur en/of erfgoedparticipatie van Bredanaars, met name van die groepen die hier nog niet of nauwelijks in participeren.

      • -

        Het vergroten van het aanbod van artistieke, respectievelijk cultuurhistorische (top) kwaliteit.

      • -

        Het verbeteren van het culturele productieklimaat van Breda.

      • -

        Het stimuleren van talentontwikkeling, deskundigheidsbevordering en kwaliteitsverbetering van de organisatiekracht binnen de cultuur- en erfgoedsector.

      • -

        Het verbinden van cultuur met andere sectoren door middel van innovatie en experiment.

Artikel 5:5 Aanvragen

Aanvragen voor subsidies op grond van dit hoofdstuk worden ingediend door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

Hoofdstuk 6 Specifieke nadere regels Heemkundige en historische musea

Artikel 6.1 Vigerend beleidskader

Het beleidskader voor de subsidies uit dit hoofdstuk zijn de Nota Factor C, zoals vastgesteld door de raad op 30 oktober 2008 en de Nota Erfgoed in context zoals vastgesteld door de raad op 14 februari 2008.

Artikel 6.2 Voor Wie

Deze subsidie is bestemd voor: heemkundige en historische musea. Deze organisaties dienen statutair gevestigd te zijn in de gemeente Breda.

Artikel 6:3 Criteria voor heemkundige en historische musea

Om in aanmerking te kunnen komen voor subsidie voor heemkundige en historische musea gelden de volgende criteria:

  • a.

    De maximale hoogte van de subsidie is gelijk aan de daadwerkelijke kosten van de activiteiten of het initiatief tot een maximum van € 5.000,-

  • b.

    Heemkundige en historische musea dienen door het houden van wisselexposities, al dan niet in combinatie met een vaste expositie, bij te dragen aan de erfgoededucatie en erfgoedexposure binnen de Gemeente Breda. Doel van erfgoededucatie en erfgoed exposure is behoud en versterking van de identiteit van (delen van) de gemeente Breda.

  • c.

    c. De organisatie verzorgt jaarlijks ten minste twee wisselexposities die aansluiten bij de onder sub a genoemde doelstelling.

  • d.

    d. De organisatie draagt tenminste 20 maal per jaar zorg voor openstelling van het museum voor publiek.

  • e.

    Gezien het specifieke karakter van deze instellingen kan het college een extra aanvulling op de huisvestingslasten verstrekken.

Artikel 6:4 Aanvragen

Aanvragen voor subsidies op grond van dit hoofdstuk worden ingediend door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

Hoofdstuk 7 Specifieke nadere regels Monumenten

Artikel 7:1 Vigerend beleidskader

Het beleidskader voor de subsidies uit dit hoofdstuk is de Nota Erfgoed in Context zoals vastgesteld door de raad op 14 februari 2008.

Artikel 7:2 Wat

  • 1.

    Met inachtneming van het in artikel 7:1 genoemde beleidskader kan een subsidie worden verstrekt in de kosten die naar het oordeel van het college noodzakelijk zijn om een beschermd monument in stand te houden.

  • 2.

    Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze noodzakelijk is voor de instandhouding van het beschermd monument en voor zover de werkzaamheden naar het oordeel van het college sober en doelmatig zijn.

Artikel 7:3 Voor wie

Voor subsidie op grond van dit hoofdstuk komen in aanmerking:

  • a.

    natuurlijke personen of stichtingen die het recht van eigendom of een ander zakelijk recht hebben op een gemeentelijk monument of op maalvaardige molens (monumentnummers 30490 en 30511);

  • b.

    aangewezen organisaties voor monumentenbehoud die het recht van eigendom of een ander zakelijk recht hebben op een gemeentelijk of rijksmonument.

Artikel 7:4 Met welk doel

Het doel van de subsidieverstrekking is het behoud van het beschermd monumentenbestand van Breda.

Artikel 7:5 Criteria

  • 1.

    Subsidie wordt op aanvraag verleend voor één of meer beschermde monumenten of zelfstandige onderdelen.

  • 2.

    Per beschermd monument of per zelfstandig onderdeel kan gedurende een periode van 15 jaar slechts eenmaal subsidie worden verleend.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid kan binnen de periode 15 jaar opnieuw subsidie worden verleend wanneer de aanvraag betrekking heeft op andere zaken dan waarvoor eerder subsidie is verleend.

  • 4.

    In aanvulling op het bepaalde in de ASV gaat de subsidieaanvraag vergezeld van:

    • a.

      een actueel inspectierapport per beschermd monument of per zelfstandig onderdeel wat de technische of fysieke staat van dat monument beschrijft en dat is opgesteld door een naar het oordeel van het college ter zake deskundige persoon of instantie;

    • b.

      een restauratieplan per beschermd monument of per zelfstandig onderdeel waarin opgenomen een overzicht van de aard en omvang van de voorgenomen werkzaamheden, een omschrijving van de daarmee beoogde resultaten en een begroting. Deze begroting dient te zijn opgezet in STABU systematiek;

    • c.

      een kopie van de verleende omgevingsvergunning voor de betreffende werkzaamheden.

  • 5.

    Het maximumbedrag waarvoor per aanvraag subsidie kan worden verstrekt bedraagt € 100.000,- of, indien dit lager is, maximaal 30% van de subsidiabele kosten monumenten.

  • 6.

    Subsidies worden niet verstrekt indien het bedrag, dat overeenkomstig de bepalingen van deze nadere regels zou worden verstrekt, lager is dan € 3.000,-.

  • 7.

    Subsidies worden niet verstrekt indien naar oordeel van het college de restauratiebehoefte is ontstaan door onvoldoende onderhoud door de eigenaar van het beschermde monument.

  • 8.

    In afwijking van bovenstaande leden 1 tot en met 6 wordt voor de maalvaardige molens enkel subsidie beschikbaar gesteld voor het onderhoud van de molen in aanvulling op subsidie van het rijk. De gemeente Breda stelt een subsidie van maximaal € 5.000,- beschikbaar op basis van de volgende uitgangspunten:

    • a.

      de subsidie van de gemeente Breda is nooit hoger dan de subsidie die de aanvrager van het rijk ontvangt;

    • b.

      de totale subsidie van rijk en gemeente Breda bedraagt nooit meer dan 100% van de kosten van de voorgenomen werkzaamheden.

Artikel 7:6 Verplichtingen

  • 1.

    Het college kan de subsidieontvanger bij de subsidieverlening verplichten:

    • a.

      mee te werken aan een onderzoek naar de bouw- of ontstaansgeschiedenis van het beschermd monument;

    • b.

      mee te werken aan een onderzoek naar de uitvoering van het restauratieplan door een deskundige.

  • 2.

    De subsidieontvanger is verplicht voor de duur van de werkzaamheden waarvoor subsidie is verleend, een CascoAllRisk verzekering af te sluiten.

  • 3.

    De subsidieontvanger is verplicht na afloop van de werkzaamheden waarvoor subsidie is verleend, op zijn kosten het beschermd monument of het zelfstandig onderdeel te verzekeren dan wel verzekerd te houden tegen brand-, storm- en bliksemschade.

  • 4.

    Het college kan de subsidieontvanger bij de subsidieverlening verplichten het beschermd monument of het zelfstandig onderdeel te voorzien van een of meer installaties ter beperking van schade als gevolg van brand of blikseminslag, ter bescherming van de monumentale waarde van het beschermd monument of het zelfstandig onderdeel.

  • 5.

    De subsidieontvanger is verplicht na afloop van de werkzaamheden waarvoor subsidie is verleend, het beschermd monument of het zelfstandig onderdeel te bewaren en te onderhouden in de staat waarin het door de werkzaamheden waarvoor subsidie is verleend, is gebracht.

Artikel 7:7 Aanvragen

Aanvragen voor een monumentensubsidie worden ingediend door middel van het door het college vastgestelde aanvraagformulier.

Hoofdstuk 8: Specifieke nadere regels sportsubsidies 2016

Artikel 8:1 Vigerend beleidskader

Het beleidskader voor subsidies uit dit hoofdstuk is de nota Sportimpuls Breda, sportnota 2011-2014’ zoals vastgesteld door de raad op 22 september 2011.

Artikel 8:2 Voor wie

Bredase sportverenigingen en andere sportorganisaties die activiteiten organiseren die gericht zijn op de uitoefening van een sport die erkend is door NOC*NSF, dan wel organisaties die activiteiten organiseren die gericht zijn op het in algemene zin stimuleren van actieve lichaamsbeweging door middel van de uitoefening van sport- en spelactiviteiten onder deskundige leiding, een en ander ter beoordeling van het college, en die met de activiteiten een aantoonbare bijdrage leveren aan de vastgestelde gemeentelijke beleidsdoelen zoals opgenomen in het vigerend beleidskader.

Artikel 8:3 Met welk doel

Subsidie wordt verstrekt teneinde mede mogelijk te maken dat de vastgestelde gemeentelijke beleidsdoelen, zoals opgenomen in het vigerend beleidskader, gerealiseerd worden.

Artikel 8.4 Wat

Eenmalige subsidie kan worden verstrekt voor uitsluitend de volgende activiteiten c.q. maatregelen:

  • a.

    breedtesportevenementen;

  • b.

    topsportevenementen;

  • c.

    organisatie van het jaarlijkse sportgala;

  • d.

    investeringen ten behoeve van sporters met een beperking;

  • e.

    investeringen in duurzaamheid.

Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt op basis van de in de hieronder genoemde artikelen opgenomen criteria.

Artikel 8:5 Breedtesportevenementen

Onder breedtesportevenementen vallen:

  • Schoolsporttoernooien waarvan maximaal twee toernooien per sport per jaar voor subsidie in aanmerking komen;

  • Side-events van Bredase topsportevenementen met minimaal 100 Bredase deelnemers aan de tot het side-event behorende activiteit;

  • Sportkennismakingsactiviteiten van Bredase sportverenigingen die in Breda plaatsvinden met minimaal 25 deelnemers per activiteit en waarbij maximaal twee sport kennismakings-activiteiten per vereniging, per jaar voor subsidie in aanmerking komen.

De subsidie bedraagt maximaal een derde van de door het college aanvaardbaar en noodzakelijk geachte kostenbestanddelen op de begroting.

Organisaties die gebruik kunnen maken van de inzet van een ‘sportcoach’, komen niet voor aanvullende subsidie in aanmerking.

Artikel 8:6 Topsportevenementen

  • 1.

    Een evenement wordt aangemerkt als een topsportevenement als het voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      het betreft een Nationaal Kampioenschap, Europees Kampioenschap, Wereldkampioenschap dan wel een sportevenement dat een aantoonbare bijdrage levert aan de promotie van de desbetreffende sport in Breda; en

    • b.

      er zijn minimaal drie deelnemers / deelnemende teams uit de top 8 ranking (Nationaal, Europees en Wereld).

  • 2.

    Er wordt geen subsidie verleend voor start- en prijzengelden.

  • 3.

    De subsidie bedraagt maximaal een derde van de door het college aanvaardbaar en noodzakelijk geachte kostenbestanddelen.

Artikel 8:7 Organisatie jaarlijks sportgala

Subsidie voor de organisatie van het jaarlijkse sportgala wordt bij voorkeur verleend aan een organisatie die hiermee aantoonbare ervaring heeft.

Artikel 8:8 Investeringen ten behoeve van sporters met een beperking

  • 1.

    Onder investeringen ten behoeve van sporters met een beperking vallen:

    • a.

      investeringen in specifieke hulpmiddelen om sporters met een beperking te laten sporten, niet gericht op één individuele sporter;

    • b.

      investeringen in aanpassingen aan de accommodatie (inclusief het terrein) die eigendom is van een sportvereniging met als doel deze toegankelijk te maken voor sporters met een lichamelijke beperking (bijvoorbeeld een aangepast toilet of kleed-/wasvoorziening).

  • 2.

    Aanvragen voor subsidie voor investeringen ten behoeve van sporters met een beperking zijn voorzien van een recente aanbeveling van de betreffende bond dan wel van het Kenniscentrum Sport.

  • 3.

    De subsidie bedraagt maximaal een derde van de door het college aanvaardbaar en noodzakelijk geachte kostenbestanddelen.

Artikel 8:9 Investeringen in duurzaamheid

  • Onder ‘investeringen in duurzaamheid’ worden verstaan investeringen gericht op energiebesparing of het opwekken van duurzame energie voor een (sport)accommodatie die eigendom is van een sportvereniging, waarbij sprake is van aantoonbare positieve effecten, ter beoordeling van het college.

  • Aanvragen voor subsidie voor investeringen in duurzaamheid omvatten (het opstellen van) een objectieve rapportage of meting (bijvoorbeeld een energiescan) waaruit de positieve effecten blijken.

  • Aanvragen zijn voorzien van een planning waaruit blijkt dat de maatregelen binnen één jaar gerealiseerd kunnen worden.

  • Sportverenigingen kunnen slechts één maal een beroep doen op subsidie op grond van artikel 8:9 ‘Investeringen in duurzaamheid’ van de ‘Specifieke nadere regels sportsubsidies 2016’.

  • De subsidie per aanvraag bedraagt maximaal € 20.000,-.

  • De subsidie is aanvullend op andere (bovenlokale) subsidiemogelijkheden.

  • De subsidie bedraagt maximaal een derde van de door het college aanvaardbaar en noodzakelijk geachte kostenbestanddelen.

Artikel 8:10 Aanvullende bepalingen

Alle aanvragen voor subsidie worden ingediend door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

Alle aanvragen voor subsidie zijn voorzien van een sluitende begroting.

Hoofdstuk 9: Specifieke nadere regels mantelzorgwaardering

Artikel 9:1 vigerend beleidskader

Het beleidskader voor subsidies voor deze regels is:

  • a.

    Wmo Beleidsplan 2015: “Goede zorg doen we samen”;

  • b.

    Actieprogramma Informele zorg 2015.

Artikel 9:2 doelgroep

Een vorm van mantelzorgwaardering kan gegeven worden aan een mantelzorger die aantoonbaar structureel mantelzorg geeft aan een zorgvrager die in Breda woont. Bijvoorbeeld iemand waarmee hij/zij een sociale relatie heeft zoals familie of iemand uit vrienden- en kennissenkring.

Artikel 9:3 aanvraag en uitvoering mantelzorgwaardering

  • 1.

    De mantelzorger registreert zich bij de uitvoerende organisatie.

  • 2.

    De geregistreerde mantelzorger ontvangt de mantelzorgwaardering.

  • 3.

    Voor de uitvoering van de mantelzorgwaardering wordt een maximaal bedrag per jaar als subsidieplafond vastgesteld.

  • 4.

    De uitvoerende organisatie:

    • a.

      beoordeelt het verzoek om een mantelzorgwaardering;

    • b.

      legt verantwoording af over de uitvoering;

    • c.

      draagt zorg voor een actueel bestand van mantelzorgers;

    • d.

      draagt zorg voor het vinden van zo veel mogelijk mantelzorgers.

Artikel 9:4 vorm van mantelzorgwaardering

Mantelzorgwaardering bestaat uit:

  • a.

    een eenmalige waardering in de vorm van een waardebon ter waarde van € 75.- per geregistreerde mantelzorger;

  • b.

    ondersteuning op het gebied van administratie, sociaal-emotionele hulp, training en daarmee naar het oordeel van het college naar haar aard vergelijkbare activiteiten.

Artikel 9:5 inwerkingtreding en duur regeling

Deze nadere regels treden in werking op de dag na bekendmaking en werken terug tot en met 15 maart 2016.

Hoofdstuk 10 Slotbepaling

Artikel 10:1 Hardheidsclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen, een of meerdere artikelen van deze nadere regels buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing, gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger, leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 10:2 Inwerkingtreding en overgangsrecht

  • 1.

    ‘De Nadere Regels subsidieverstrekking gemeente Breda 2017’ treden in werking met ingang van de dag na die van bekendmaking.

  • 2.

    De ‘Nadere Regels subsidieverstrekking Gemeente Breda 2016’ worden ingetrokken met ingang van de dag na die van bekendmaking als bedoeld in het eerste lid, met dien verstande dat zij van kracht blijven op aanvragen die betrekking hebben op 2016 en eerder, alsmede op besluiten die naar aanleiding van die aanvragen zijn of worden genomen. Voor zover er ingevolge het overgangsrecht behorend bij de ‘Nadere Regels subsidieverstrekking Gemeente Breda 2016’ op aanvragen als bedoeld in de eerste volzin andere regels van toepassing zijn verklaard, blijven deze van toepassing op die aanvragen.

  • 3.

    Aanvragen voor subsidie voor het kalenderjaar 2017 en verder, ingediend vóór 1 januari 2017 worden afgedaan volgens de ‘Nadere Regels subsidieverstrekking gemeente Breda 2017’.

Artikel 10:12 Citeertitel

Deze nadere regels worden aangehaald als ‘Nadere regels subsidieverstrekking gemeente Breda 2017’

Naar boven