Treasurystatuut 2017 Eijsden-Margraten

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begrippenkader

In dit statuut wordt verstaan onder:

Financiering

Het aantrekken van de benodigde financiële middelen voor een periode van tenminste één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen als vreemd vermogen.

Kasgeldlening

Lening (zowel opnamen, als uitzettingen) voor een bepaald bedrag en een vaste periode met een looptijd van 15 dagen tot 2 jaar minus 1 dag.

Kasgeldlimiet

Kwantitatieve norm op basis van de Wet Fido. De kasgeldlimiet bedraagt 8,5% van het totaal van de lasten die in de begroting zijn geraamd.

Koersrisico

Risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen.

Kredietrisico

Het risico dat uitgezette (belegde) middelen niet worden terugontvangen.

Liquiditeitsplanning

Een prognose van inkomende en uitgaande geldstromen.

Onderhandse lening

Schuldbekentenis op naam, die optimaal kan worden afgestemd op de wensen van geldgever en geldnemer.

Prudent

Betreft het “als een goed huisvader” omgaan met publieke middelen

Publieke taak

Omvat de wettelijke taken en de overige taken die de Raad door vaststelling van de Programmabegroting tot de publieke taak rekent.

Rating 1

Inschatting door instituten als Moody’s en Standard & Poor’s van de kans op eventuele wanbetaling bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier.

Renterisico

Het effect op de financiële resultaten van de gemeente voortvloeiende uit renteontwikkelingen.

Renterisicobeheer

Spreiding van toekomstige renterisico’s op korte en lange termijn ter voorkoming van overmatige blootstelling aan renteontwikkelingen.

Renterisiconorm

Kwantitatieve norm op basis van de Wet FIDO ter bevordering van een goede spreiding in de rente-aanpassingsmomenten van de langlopende leningen (1 jaar of langer).

De renterisiconorm bedraagt 20% van het totaal van de vaste schuld per 31 december.

Rentetypische looptijd

Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de lening niet-beïnvloedbare constante rentevergoeding.

Rentevisie

Toekomstverwachting over de renteontwikkelingen.

Risicomanagement

Het inzichtelijk maken van toekomstige risico’s en het beheersen, verminderen en spreiden daarvan.

Risicobeheer

De uitvoering van het risicomanagement.

Saldobeheer

Het beheer van de dagelijkse saldi op de bankrekeningen.

Treasurybeleid

Bestaat uit uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten, organisatorische en administratieve kaders, informatievoorziening en de administratieve organisatie voor de uitvoering van de Treasuryfunctie.

Treasuryfunctie

Alle activiteiten die zich richten op het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s.

Artikel 2 Doelstellingen van de Treasuryfunctie

De treasuryfunctie van de gemeente dient tot:

  • 1.

    Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities, en onder vermijding van ongewenste risico’s.

  • 2.

    Het beschermen van gemeentelijke vermogens- en (rente-) resultaten tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s en liquiditeitsrisico’s.

  • 3.

    Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities;

  • 4.

    Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet Fido, alsmede de limieten en richtlijnen genoemd in dit Treasurystatuut;

  • 5.

    Het doen van binnen de wet- en regelgeving omtrent het schatkistbankieren toegestane uitzettingen wegens (tijdelijk) overtollige middelen, alsmede bij het toepassen van derivaten, worden de opvattingen van de wetgever inzake prudentie, zoals opgenomen in de wet Fido, strikt gevolgd;

Hoofdstuk 2 Risicobeheer

Artikel 3 uitgangspunten risicobeheer

Met betrekking tot Risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:

  • 1.

    De gemeente kan uitsluitend ten behoeve van de uitoefening van de “publieke taak” leningen aangaan, middelen uitzetten of garanties verlenen. Voor het overige houdt zij haar liquide middelen in ’s Rijks schatkist aan;

  • 2.

    De gemeente mag leningen of garanties uit hoofde van de “publieke taak” uitsluitend verstrekken aan door de gemeenteraad goedgekeurde derde partijen;

  • 3.

    Het gebruik van derivaten is NIET toegestaan.

Artikel 4 Renterisicobeheer

Met betrekking tot het Renterisicobeheergelden de volgende algemene uitgangspunten:

  • 1.

    We overschrijden de kasgeldlimiet niet conform de Wet Fido; tenzij de toezichthouder ontheffing hiervoor verleent.

  • 2.

    De renterisiconorm wordt niet overschreden conform de Wet Fido;

  • 3.

    Nieuwe leningen/uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de liquiditeitsplanning;

  • 4.

    De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening worden zo veel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand en de rentevisie;

Artikel 5 Intern liquiditeitenrisicobeheer

De gemeente beperkt haar interne liquiditeitsrisico’s door de treasuryactiviteiten te baseren op een actuele liquiditeitenplanning, welke periodiek - binnen de vastgestelde P&C-cyclus - wordt herzien.

Artikel 6 Valutarisicobeheer

Valutarisico’s worden in de gemeente uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in euro’s.

Hoofdstuk 3 Gemeentefinanciering

Artikel 7 Financiering

Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Financieringen worden enkel aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak;

  • 2.

    Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen (Reserves en Voorzieningen) te gebruiken. Op deze wijze worden de renterisico’s en het renteresultaat geoptimaliseerd.

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van langlopende financieringen zijn onderhandse leningen;

  • 4.

    Voor het aantrekken van een langlopende financiering dient bij minimaal 2 instellingen (telefonisch) offertes te worden opgevraagd.

Artikel 8 Relatiebeheer

De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hierbij gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Bankrelaties dienen, wat betreft hun kredietwaardigheid, minimaal te voldoen aan de volgende eisen:

    • Overheidsbanken binnen het EMU-gebied met minimaal een AA-rating.

    • Financiële ondernemingen binnen het EMU-gebied met minimaal een AA-rating voor de lange termijn en een

      P1-rating voor de korte termijn, afgegeven door één van de volgende erkende Ratings-bureau’s: Moody’s, Standard & Poors, of Fitch IBCA 2 , en dienen gevestigd te zijn in landen die voldoen aan de vereisten van Ruddo;.

  • 2.

    Financiële instellingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen) dienen onder Nederlands of anderszins EER-toezicht 3 te vallen, zoals De Nederlandsche Bank en de verzekeringskamer;

Hoofdstuk 4 Kasbeheer

Artikel 9 Geldstromenbeheer

Om de kosten van het geldstromenbeheer te minimaliseren wordt:

  • 1.

    Het betalingsverkeer zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd door één bank;

  • 2.

    Het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen op gemeenteniveau op elkaar en op de liquiditeitenplanning af te stemmen. Hierbij wordt er voorts op toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat de gemeente haar verplichtingen tijdig kan nakomen.

Artikel 10 Saldo en liquiditeitenbeheer

Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:

  • 1.

    De gemeente streeft naar concentratie van de liquiditeiten binnen één rentecompensatie-circuit; dit bij de bank met de gunstigste condities.

  • 2.

    Indien er een liquiditeiten behoefte ontstaat kan de gemeente kortlopende middelen aantrekken. Hierbij wordt rekening gehouden met de wettelijke voorschriften;

  • 3.

    De toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn: daggeld, kasgeldleningen, spaarrekeningen en kredietlimiet op rekening courant;

  • 4.

    Bij het uitzetten van middelen gelden de wettelijke regels zoals die voor het schatkistbankieren zijn weggelegd.

Hoofdstuk 5 Administratieve organisatie en interne controle

Artikel 11 Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle

In het kader van de treasuryfunctie is het college van burgemeester en wethouders verantwoordelijk voor de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle:

  • 1.

    De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten worden door het college van burgemeester en wethouders op eenduidige wijze schriftelijk vastgelegd in de Uitvoeringsregeling Treasuryfunctie Eijsden-Margraten.

  • 2.

    Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:

    • Iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd (“4 ogen-principe”);

    • De uitvoering en de controle geschiedt door afzonderlijke functionarissen;

    • De uitvoering en de registratie in de financiële administratie geschiedt door afzonderlijke functionarissen.

Hoofdstuk 6 Slotbepaling

Artikel 12 Intrekken oude nota en overgangsrecht

Het Treasurystatuut 2011 Eijsden-Margraten, wordt ingetrokken per 1 januari 2017. Dit Treasurystatuut blijft van toepassing op de jaarrekening en het jaarverslag 2016.

Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel

Dit Treasurystatuut treedt in werking op 1 januari 2017.

Dit Treasurystatuut wordt aangehaald als: Treasurystatuut 2017 Eijsden-Margraten 2017.

Bijlage 1 Overzicht kwalificering van de ratings

 

Overzicht lange termijn ratings

 

Moody’s

 

S&P’s

 

Aaa

AAA

Extreem kredietwaardig

Aa

AA

Zeer kredietwaardig. Veiligheidsmarges zijn echter niet zo hoog als bij een Aaa en AAA categorie.

A

A

Zeer kredietwaardig. Er zijn echter factoren aanwezig waardoor afbetaling in de toekomst enig gevaar loopt.

Baa

BBB

Kredietwaardig, maar gevoelig voor slechte economische tijding.

Ba

BB

Speculatief, matige bescherming van afbetaling aanwezig.

B

B

Heeft momenteel capaciteit voor rente en aflossing, maar is gevoelig voor faillissement.

Caa

CCC

Enige bescherming voor investeerders is aanwezig, maar grote risico’s en onzekerheid aanwezig.

Ca

CC

Zeer speculatief, meestal achtergestelde schuld.

C

C

Rentebetalingen zijn reeds gestopt.

 

Een – of een + (bijvoorbeeld AA-) in de ratings geeft aan dat de rating naar beneden (-) of naar boven(+) neigt.

  

 

Naar boven