Verordening op de heffing en de invordering van de BIZ-bijdrage en op de subsidie voor de BI-zone Ondernemers Binnenstad Weert 2017 -2021

De raad van de gemeente Weert;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 30 augustus;

 

gelet op de artikelen 1, eerste, derde lid, 2, eerste, tweede lid, 3, eerste lid, en 7, eerste en vierde lid, van de Wet op de bedrijveninvesteringszones (BI-zones) gezien de uitvoeringsovereenkomst gesloten met Stichting BIZ ondernemers Binnenstad;

 

Besluit;

 

Vast te stellen de;

Verordening op de heffing en de invordering van de BIZ-bijdrage en op de subsidie voor de BI-zone Ondernemers Binnenstad Weert 2017 -2021

 

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    BI-zone: het bij deze verordening aangewezen gebied in de gemeente waarbinnen de BIZ-bijdrage wordt geheven;

  • b.

    de wet: de Wet op de bedrijveninvesteringszones;

  • c.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weert;

  • d.

    uitvoeringsovereenkomst: de tussen de gemeente en de Stichting gesloten overeenkomst als bedoeld in artikel 7, derde lid, van de wet;

  • e.

    Stichting: Stichting BIZ ondernemers Binnenstad.

Hoofdstuk II Belastingbepalingen

Artikel 2 Belastbaar feit en aard van de belasting

  • 1.

    Onder de naam ‘BIZ-bijdrage’ wordt gedurende een periode van 5 jaar jaarlijks een directe belasting geheven ter zake van binnen de BI-zone gelegen onroerende zaken die op grond van artikel 220a Gemeentewet niet in hoofdzaak tot woning dienen.

  • 2.

    De BIZ-bijdrage wordt geheven ter bestrijding van de kosten die verbonden zijn aan activiteiten in de openbare ruimte en op het internet, die zijn gericht op het bevorderen van de leefbaarheid of de veiligheid in de BI-zone of de ruimtelijke kwaliteit of de economische ontwikkeling van de BI-zone.

Artikel 3 Belastingobject

  • 1.

    Belastingobject is de onroerende zaak bedoeld in artikel 16 van de Wet waardering onroerende zaken.

  • 2.

    Een onroerende zaak dient niet in hoofdzaak tot woning indien de waarde die op grond van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld voor die onroerende zaak niet in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van die onroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

Artikel 4 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1.

    De belasting wordt gedurende een periode van 5 jaar jaarlijks geheven ter zake van binnen de BI-zone gelegen onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen.

  • 2.

    De belasting wordt geheven van degenen die bij het begin van het kalenderjaar in de BI-zone gelegen onroerende zaken al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht, gebruiken.

  • 3.

    Voor de toepassing van het tweede lid wordt:

    • a.

      gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven, is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven;

    • b.

      het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die die onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

  • 1.

    De BIZ-bijdrage wordt geheven naar de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor het belastingobject vastgestelde waarde voor het kalenderjaar.

  • 2.

    De belasting wordt geheven in het gebied zoals genoemd in artikel 6 van deze verordening.

  • 3.

    Indien met betrekking tot het belastingobject geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van dat belastingobject bepaald met toepassing van artikel 6, alsmede met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken.

Artikel 6 Afbakening BI-zone

De BI-zone bestaat uit objecten gelegen in de navolgende straten:

  • -

    Beekstraat

  • -

    Begijnensteeg

  • -

    Carisstraatje

  • -

    Collegeplein

  • -

    De Oude Schut

  • -

    De Hoge Kei

  • -

    Hegstraat

  • -

    Hogesteenweg

  • -

    Hoogpoort

  • -

    Hoogstraat

  • -

    Kasteelplein

  • -

    Kasteelpassage

  • -

    Korenmarkt

  • -

    Kromstraat

  • -

    Langstraat

  • -

    Maasstraat

  • -

    Markt

  • -

    Meikoel

  • -

    Molenstraat

  • -

    Morregat

  • -

    Muntpromenade

  • -

    Nieuwe Markt

  • -

    Oelemarkt

  • -

    Oud Kerkhof

  • -

    Paradijsstraatje

  • -

    Patronaatsplein

  • -

    Schoolstraat

  • -

    Sint Louis

  • -

    Sint Raphaelpad

  • -

    Stationsplein

  • -

    Stationsstraat

  • -

    Ursulinenhof

  • -

    Van Berlostraat

  • -

    Verstraetenweg

  • -

    Walburgpassage

Artikel 7 Vrijstellingen

In afwijking in zoverre van artikel 5 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet al is gebeurd bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van:

  • a.

    belastingobjecten voor zover die bestemd en in gebruik zijn voor de publieke dienst van de gemeente ;

  • b.

    straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen - niet zijnde gebouwen - welke zijn geplaatst voor het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen;

  • c.

    plantsoenen, parken en waterpartijen, die bij de gemeente in beheer zijn of waarvan de gemeente het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;

  • d.

    begraafplaatsen, urnentuinen en crematoria, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;

  • e.

    belastingobjecten voor zover die bestemd en in gebruik zijn voor het geven van primair of voortgezet onderwijs ;

  • f.

    belastingobjecten die worden beheerd door een vereniging of stichting die geen onderneming drijft, voor zover die objecten bestemd en in gebruik zijn voor het geven van onderwijs, voor club- en buurthuiswerk, voor de beoefening van sport, kunst of cultuur, of voor andere activiteiten van sociale of culturele aard;

  • g.

    belastingobjecten voor zover die bestemd en in gebruik zijn voor de publieke dienst ter zake van brandweerzorg, rampenbeheersing, crisisbeheersing, geneeskundige hulpverlening in de regio en de handhaving van de openbare orde en veiligheid;

  • h.

    onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard.

  • i.

    belastingobjecten voor zover die bestemd en in gebruik zijn voor de publieke dienst ter zake van brandweerzorg, rampenbeheersing, crisisbeheersing, geneeskundige hulpverlening in de regio en de handhaving van de openbare orde en veiligheid.

Artikel 8 Tarief BIZ-bijdrage

  • 1.

    Het tarief van de BIZ-bijdrage bedraagt voor de gebruiker 0,1% van de heffingsmaatstaf.

  • 2.

    De BIZ-bijdrage bedraagt minimaal € 200,00 en maximaal € 550,00 per belastingobject.

  • 3.

    Indien de heffingsmaatstaf minder dan € 30.000,00 bedraagt, wordt geen BIZ-bijdrage geheven.

Artikel 9 Wijze van heffing

De BIZ-bijdrage wordt jaarlijks bij wege van aanslag geheven.

Artikel 10 Termijnen van betalingen

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de aanslag worden betaald

    • a.

      bij niet-automatische incasso

      in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede een maand later.

    • b.

      Bij automatische incasso

      in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van de dagtekening van het aanslagbiljet nog niet geëindigde maanden in het kalenderjaar overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen tenminste vier en maximaal tien bedraagt.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid, onder b geldt, dat de aanslagen moeten worden betaald in twee gelijke betaaltermijnen, ingeval het totaalbedrag van de op een aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar een aanslag bevat, het bedrag van deze aanslag hoger is dan € 20.000,00. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn een maand later;

  • 3.

    Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete zijn het eerste en tweede lid van overeenkomstige toepassing, voor zover deze gelijktijdig worden opgelegd met de vaststelling van de aanslag.

  • 4.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11 Looptijd belastingheffing

De BIZ-bijdrage wordt ingesteld voor een periode van 5 jaar.

Artikel 12 Nadere regels door het college

Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de heffing en de invordering van de BIZ-bijdrage.

Hoofdstuk III Subsidiebepalingen

Artikel 13 Aanwijzing Stichting

De Stichting BIZ ondernemers Binnenstad wordt aangewezen als de Stichting als bedoeld in artikel 7 van de wet.

Artikel 14 Buiten toepassing algemene subsidieverordening

Op de subsidie bedoeld in artikel 15 is de Algemene Subsidieverordening van de gemeente Weert niet van toepassing.

Artikel 15 Subsidievaststelling

  • 1.

    De subsidie voor de uitvoering van de activiteiten die zijn opgenomen in het jaarlijks te overleggen activiteitenplan en begroting wordt verstrekt aan de in artikel 13 aangewezen stichting. In de uitvoeringsovereenkomst zijn nadere regels gesteld over het indienen van het activiteitenplan.

  • 2.

    De voorschotsubsidie wordt vastgesteld op de geraamde netto opbrengst van de te ontvangen BIZ-bijdragen die in de in artikel 2, eerste lid, bedoelde periode worden geheven.

  • 3.

    De subsidie bedraagt maximaal het bedrag van de jaarlijks te ontvangen BIZ-bijdragen, verminderd met de geraamde perceptiekosten ad. € 5.000,00 voor 2017 en jaarlijks € 2.500,00 voor de jaren 2018 t/m 2021.

  • 4.

    De eventuele minderopbrengsten (bijvoorbeeld als gevolg van waardevermindering door bezwaar en beroep of oninbaarheid van de belastingbedragen) zijn voor rekening en risico van de Stichting. Eventuele meeropbrengsten komen ten goede van de Stichting.

  • 5.

    Voor zover dit niet reeds is geschied in de uitvoeringsovereenkomst, kan het college nadere regels stellen met betrekking tot de verplichtingen van de subsidie-ontvanger.

Artikel 16 Wijze van betalen

  • 1.

    De gemeente betaalt de voorschotsubsidie uit in drie termijnen, namelijk:

    • 1.

      vóór 1 april van het kalenderjaar 30% van de begrote subsidie;

    • 2.

      vóór 1 juli van het kalenderjaar 40% van de begrote subsidie;

    • 3.

      vóór 31 december het restant van de begrote subsidie.

  • 2.

    In de uitvoeringsovereenkomst worden nadere regels gesteld over de wijze van uitbetaling van de voorschotsubsidie en het vaststellen van de definitieve subsidie.

Artikel 17 Melding van relevante wijzigingen

  • 1.

    De Stichting stelt het college zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte van meer dan ondergeschikte veranderingen in haar financiële situatie.

  • 2.

    De Stichting stelt het college zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte van een wijziging van de statuten, dan wel van verandering of beëindiging van de activiteiten.

Artikel 18 Delegatie van de bevoegdheid tot intrekken of wijzigen subsidievaststelling

Het college is bevoegd tot het intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen van de subsidievaststelling bedoeld in artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk IV Slotbepalingen

Artikel 19 Inwerkingtreding, ingang van heffing en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op een door het college te bepalen tijdstip, nadat het college heeft bekendgemaakt dat van voldoende steun als bedoeld in artikel 4 van de wet is gebleken.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2017.

  • 3.

    Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening BI-zone Ondernemers Binnenstad Weert’.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 29 september 2016,

 

De griffier,

De voorzitter,

Naar boven