Wijziging Leidraad Invordering 2016 Regionale Belasting Groep per 1 juli 2018

Het dagelijks bestuur van de Regionale Belasting Groep;

 

 

B e s l u i t:

 

de Leidraad Invordering 2016 Regionale Belasting Groep per 1 januari 2018, vastgesteld op 1 maart 2018, als volgt te wijzigen:

Artikel I

  • A

Artikel 1.1.8 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    De eerste alinea vervalt.

  • 2.

    In de laatste alinea wordt voor het eerste gedachtestreepje een nieuw gedachtestreepje ingevoegd:

    • -

      de Nieuwjaarsdag, de Christelijke tweede Paas- en Pinksterdag, de beide Kerstdagen, de Hemelvaartsdag, de dag waarop de verjaardag van de Koning wordt gevierd, de vijfde mei en de Goede Vrijdag, alle met inbegrip van de daaraan voorafgaande en de daarop volgende dag;

  • 3.

    In de laatste alinea, eerste gedachtestreepje vervallen de woorden ‘landelijk of’.

  • 4.

    In de laatste alinea, eerste gedachtestreepje wordt aan het slot een puntkomma toegevoegd.

  • 5.

    In de laatste alinea, tweede gedachtestreepje wordt het woord ‘Kerstmis’ vervangen door: de beide Kerstdagen

  • 6.

    In de laatste alinea, tweede gedachtestreepje wordt het woord ‘Nieuwjaar’ vervangen door: Nieuwjaarsdag.

     

  • B

Artikel 14.4.1 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In de tweede alinea vervallen de volgende volzinnen: ‘Denk hierbij bijvoorbeeld aan de echtgenoot met wie de belastingschuldige in gemeenschap van goederen is gehuwd. In dat geval wordt het derdenbeslag gelegd ten laste van de echtgenoot van de belastingschuldige, als de echtgenoot alleen gerechtigd is de vermogensbestanddelen te vorderen die onder het beslag vallen.’

  • 2.

    In de derde alinea worden de woorden ‘aan de echtgenoot binnen’ vervangen door: aan degene aan wie de vordering formeel toebehoort binnen

  • 3.

    In de derde alinea worden de woorden ‘van de echtgenoot is’ vervangen door: van die ander is

 

  • C

Artikel 14.4.13 wordt vervangen door:

14.4.13. Derdenbeslag onder de Staat, de ontvanger of een openbaar lichaam en het doen van verklaring

Als derdenbeslag wordt gelegd onder de Staat, de ontvanger of een openbaar lichaam, dan is specificatie verplicht; er wordt in dit verband verwezen naar artikel 479 Rv.

De verplichting tot specificatie heeft niet tot doel het verhaal te belemmeren, maar de taak van de Staat, de ontvanger of het openbaar lichaam te verlichten. Dit betekent dat de verklaring in het kader van het derdenbeslag zich niet moet beperken tot de ex artikel 479 Rv genoemde vermogensbestanddelen, maar zich ook moet uitstrekken tot alles wat de geëxecuteerde te vorderen heeft van de Staat, de ontvanger of het openbaar lichaam en wat bij de Staat, de ontvanger of het openbaar lichaam bekend was op het moment van beslaglegging.

 

  • D

Artikel 19.1.1 wordt als volgt gewijzigd:

In de eerste alinea worden de woorden ‘een brief’ vervangen door: de beschikking

 

  • E

Artikel 19.1.8 wordt als volgt gewijzigd:

In de tweede volzin, beginnend met ‘Als de vordering’ wordt de zinsnede ‘materieel is ontstaan in de periode vóór het aangaan van het huwelijk’ vervangen door: niet tot de gemeenschap behoort

 

  • F

Artikel 25.3.2 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In de eerste alinea, tweede volzin, beginnend met ‘Als dit ontbreekt’ wordt de zinsnede ‘verleent de ontvanger uitstel om de verzoeker in de gelegenheid te stellen alsnog zijn verzoek (nader) te motiveren.’ vervangen door:

    geeft de ontvanger de belastingschuldige een termijn van ten hoogste een maand om alsnog zijn verzoek (nader) te motiveren. De termijn begint te lopen vanaf de dagtekening van de kennisgeving van de ontvanger dat de belastingschuldige zijn verzoek (nader) moet motiveren. De invordering wordt voor die termijn geschorst.

  • 2.

    De tweede en derde alinea worden vervangen door een nieuwe alinea:

    Een langere termijn (of verlenging van de eerder gegeven termijn) is mogelijk als de ontvanger van oordeel is dat dit redelijk is. Als de belastingschuldige de verleende termijn ongebruikt voorbij laat gaan, wijst de ontvanger het verzoek om uitstel af.

 

  • G

Artikel 26.1.4 wordt als volgt gewijzigd:

De zinsnede ’tenzij in de leidraad anders is aangegeven.’ wordt vervangen door: tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden en op basis van financiële situaties.

 

  • H

Artikel 26.2.3 wordt als volgt gewijzigd:

In de tweede alinea wordt de zinsnede ’wordt het kwijtscheldingsverzoek afgewezen, ongeacht de waarde van de voertuigen.’ wordt vervangen door: wordt gekeken naar de totale waarde van de voertuigen.

 

  • I

Artikel 26.2.4 wordt als volgt gewijzigd:

Na de laatste alinea wordt een nieuwe alinea ingevoegd: Ontvangsten in gevallen waarin sprake is van immateriële schadevergoeding of daarmee vergelijkbare uitkeringen worden in het jaar van uitbetaling en het jaar erop niet aangemerkt als vermogen.

 

  • J

Artikel 63 en 63a wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het opschrift van het artikel komt als volgt te luiden: Artikel 63 tot en met 63ab

  • 2.

    De zinsnede ‘63 en 63a’ wordt vervangen door: 63, 63a, 63aa en 63ab

 

  • K

Artikel 73.4.2 wordt als volgt gewijzigd:

Na de woorden ‘leiden tot ontbinding van die rechtspersoon’ wordt ingevoegd: conform artikel 2:19a BW

 

  • L

Artikel 73.5.1 wordt als volgt gewijzigd:

Onder d wordt ‘de wettelijke schuldsaneringsregeling natuurlijke personen’ vervangen door: de toepassing van een schuldregeling als bedoeld in artikel 287a FW

 

  • M

Artikel 73.6.2 vervalt.

ARTIKEL II  

  • A

Dit besluit treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking en werkt terug tot en met 1 juli 2018.

 

  • B

Dit besluit kan worden aangehaald als: Wijziging Leidraad Invordering 2016 Regionale Belasting Groep per 1 juli 2018.

Vastgesteld in de vergadering van het dagelijks bestuur van de Regionale Belasting Groep d.d. 27 september 2018.

Het dagelijks bestuur van de Regionale Belasting Groep,

directeur,

H.B. Sigmond

voorzitter,

drs. A.J.B. van der Klugt

Toelichting

 

Artikel I, onderdeel A, sub 1 laat een overbodige alinea vervallen. De in deze alinea opgenomen beleidsregel volgt rechtstreeks uit de Invorderingswet 1990 en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Sub 2 tot en met 5 zien op een verduidelijking van de voor invordering minder geschikte dagen. Met artikel I, onderdeel A is geen inhoudelijke wijziging beoogd.

 

Artikel I, onderdeel B, sub 1 ziet op een voorbeeld dat onvolledig is geworden als gevolg van de Wet van 24 april 2017 tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en de Faillissementswet teneinde de omvang van de wettelijke gemeenschap van goederen te beperken die per 1 januari 2018 in werking is getreden. Omdat de Leidraad Invordering 2008 zich niet leent voor het geven van uitgebreide voorbeelden, is besloten om het voorbeeld geheel te schrappen. De wijzigingen in sub 2 en 3 zijn van redactionele aard.

 

Artikel I, onderdeel C betreft een te leggen beslag onder de Staat, de ontvanger of een openbaar lichaam. De verplichting van de specificatie heeft tot doel om aan te geven waarop beslag wordt gelegd. Ter verduidelijking is toegevoegd dat de verplichting van specificatie ook geldt als beslag wordt gelegd onder een openbaar lichaam.

 

In artikel I, onderdeel D is ter verduidelijking aangegeven dat het hier om een beschikking gaat zoals in artikel 19, vijfde lid van de wet is bepaald.

 

Artikel I, onderdeel E dient ter verduidelijking van een zinsnede die in de huidige redactie vragen oproept. Hiermee is geen inhoudelijke wijziging beoogd.

 

Artikel I, onderdeel F ziet op het uniformeren van werkwijzen als bij de beoordeling van een verzoek tot uitstel van betaling door de ontvanger nadere informatie wordt opgevraagd. Er wordt aangesloten bij artikel 25.2.2.b van de Leidraad invordering gemeentelijke belastingen. Op grond van dit artikel heeft de belastingschuldige bij een verzoek om uitstel in verband met een ambtshalve opgelegde aanslag of een uit te betalen bedrag een maand de tijd om de opgevraagde informatie te verstrekken. Tijdens deze periode wordt de invordering geschorst. De ontvanger kan de termijn verlengen als hij van oordeel is dat dit redelijk is. Als de belastingschuldige de termijn ongebruikt voorbij laat gaan, wijst de ontvanger het verzoek om uitstel af. Deze werkwijze is overgenomen in de onderdeel E.

 

Artikel I, onderdelen G, H en I zijn ingevoerd vanwege rapporten van de Nationale Ombudsman:

  • -

    In het rapport 2017/136 oordeelde de Nationale Ombudsman dat indien aanslagen later worden opgelegd, er gekeken moet worden of er bijzondere omstandigheden zijn om af te wijken van de regels zodat mensen niet weer of verder in de problemen komen. Omdat bij de beoordeling van het verzoek om kwijtschelding de gegevens en normen gelden van het moment van indiening van het verzoek, is toegevoegd dat bij bijzondere omstandigheden hiervan kan worden afgeweken.

  • -

    Bij de aanwezigheid van vermogen door bezit van meer dan één auto vindt de Nationale Ombudsman het niet redelijk dat de waarde van de voertuigen niet meer meetelt (rapport 2016/070). Met deze wijziging wordt bij meerdere voertuigen gekeken naar de totale waarde van de voertuigen.

  • -

    De ombudsman vindt dat een ontvangen schadevergoeding niet aangewend hoeft te worden voor het betalen van lokale heffingen. Er bestaat wel ruimte om na verloop van enige tijd het overgebleven deel van de schadevergoeding niet langer vrij te laten. Maar dan is een duidelijk beleid nodig zodat burgers hier op voorbereid zijn (rapport 2014/025). Dit beleid is nu in de Leidraad beschreven.

 

 

Artikel I, onderdeel J ziet op de nieuwe artikelen 63aa en 63ab in de wet, die per 1 juli 2018 in werking treden als gevolg van de Wet terugvordering staatssteun. Voor deze artikelen zijn geen beleidsregels gemaakt.

 

In artikel I, onderdeel K wordt een verwijzing naar artikel 2:19a van het BW opgenomen met als doel de bestaande tekst te verduidelijken. Hiermee is geen inhoudelijke wijziging beoogd.

 

Artikel I, onderdeel L ziet op een wijziging per 1 januari 2018 van artikel 19a van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990. Met deze wijziging toetst de ontvanger niet meer of een belastingschuldige redelijkerwijs in aanmerking komt voor de wettelijke schuldsaneringsregeling. In plaats daarvan toetst de ontvanger aan de criteria van artikel 287a, vijfde lid FW.

 

Artikel I, onderdeel M ziet op artikel 73.6.2. Vanwege de wijziging van artikel 19a van de regeling met ingang van 1 januari 2018 kan dit artikel vervallen. Nu de wijze van toetsen in de regeling is bepaald, hoeft dit niet in de Leidraad invordering gemeentelijke belastingen te worden opgenomen.

 

Artikel II van dit besluit regelt de datum van inwerkingtreding van de onderhavige Leidraadwijzigingen.

 

Naar boven