Ondermandaaatbesluit directeur DCMR Milieudienst Rijnmond voor provinciale bevoegdheden 2017 (kenmerk 22165656)

 

De directeur DCMR Milieudienst Rijnmond

 

gelet op:

Het besluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland van 20 december 2016, PZH-2016-573052992 (DOS-2015-0007878), inzake het toekennen van mandaat en machtiging aan de directeur van de DCMR Milieudienst Rijnmond (Mandaatbesluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland voor de DCMR Milieudienst Rijnmond 2017);

Afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht;

De Gemeenschappelijke regeling DCMR Milieudienst Rijnmond;

Artikel 4 van de Instructie directeur DCMR Milieudienst Rijnmond 2016.

 

BESLUIT

 

Vast te stellen het Ondermandaatbesluit directeur DCMR Milieudienst Rijnmond voor provinciale bevoegdheden 2017.

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

Afdelingshoofd: hoofd van de afdeling Mobiliteit en Milieu van de provinciale organisatie Zuid-Holland;

Directeur: directeur van de DCMR Milieudienst Rijnmond;

Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland;

Geografisch gebied van de Omgevingsdienst: gebied behorende tot de gemeenten van de deelnemers als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Gemeenschappelijke regeling DCMR Milieudienst Rijnmond 2015;

Inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 1.1, vierde lid, van de Wet milieubeheer;

Omgevingsdienst: DCMR Milieudienst Rijnmond;

Vervanger: de door de directeur Omgevingsdienst aangewezen vervanger voor het informeren en het overleg als bedoeld in de artikelen 4 en 5 van dit besluit zijnde het hoofd van de afdeling Reguleren en Advies, het hoofd van de afdeling Inspectie en Handhaving en het hoofd van de afdeling Account en Omgeving;

Portefeuillehouder: lid van Gedeputeerde Staten dat zich bezighoudt met het betreffende beleidsterrein;

Provinciale Staten: Provinciale Staten van Zuid-Holland;

Secretaris: secretaris van de provincie Zuid-Holland.

Leidinggevenden: afdelingshoofden, bureauhoofden en coördinatoren van de DCMR.

 

Artikel 2 Ondermandaat

  • 1.

    Aan de leidinggevenden van de DCMR wordt ondermandaat verleend overeenkomstig de bij dit besluit behorende ondermandaatlijst.

  • 2.

    Het ondermandaat heeft betrekking op het geografisch gebied van de Omgevingsdienst, tenzij in dit besluit of de bij dit besluit behorende ondermandaatlijst anders is bepaald.

  • 3.

    Het ondermandaat houdt zowel een beslissings- als een ondertekeningsmandaat in.

  • 4.

    De algemene ondermandaten zoals omschreven in de ondermandaatlijst, kunnen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van besluiten die voortvloeien uit of verband houden met een ander besluit waartoe de leidinggevende bevoegd is krachtens dit ondermandaatbesluit.

  • 5.

    Indien ten gevolge van wijziging van wet- en regelgeving bevoegdheden als bedoeld in dit besluit en de bij dit besluit behorende ondermandaatlijst gaan strekken ter uitvoering van andere wet- of regelgeving dan waarvan zij ten tijde van het in werking treden van dit besluit strekten, dan wel indien in de uitoefening ten gevolge van een dergelijke wijziging veranderingen optreden, blijven zij, voor zover hun strekking en omvang door die wijziging niet wezenlijk veranderen, behoren tot de bevoegdheden zoals genoemd in dit besluit en de bij dit besluit behorende ondermandaatlijst, die aan de Omgevingsdienst zijn opgedragen.

     

Artikel 3 Ondermachtiging

  • 1.

    De leidinggevenden aan wie overeenkomstig artikel 2, derde lid, en artikel 4, eerste en tweede lid, ondermandaat is gegeven, alsmede door de directeur aangewezen niet-leidinggevende medewerkers, zijn gemachtigd om namens Gedeputeerde Staten aan de ondergemandateerde bevoegdheden gelieerde feitelijke handelingen te verrichten, zijnde handelingen die geen rechtsgevolg hebben.

  • 2.

    Onder het eerste lid wordt mede verstaan het uitoefenen van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, alsmede het bepaalde bij of krachtens de in artikel 5.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht genoemde wetten, juncto artikel 5.2 van die wet.

     

Artikel 4 Kaders en beleid

  • 1.

    De leidinggevende betrekt bij de uitoefening van de aan hem ondergemandateerde bevoegdheden de relevante door Provinciale Staten vastgestelde kaders, alsmede het door Gedeputeerde Staten gehanteerde beleid en de door Gedeputeerde Staten gehanteerde bestendige gedragslijn(en).

  • 2.

    Indien de leidinggevende het noodzakelijk acht af te wijken van de in het eerste lid bedoelde kaders of beleid, maakt hij – in afwachting van de uitkomsten van het in het derde lid bedoelde overleg - geen gebruik van zijn ondermandaat.

  • 3.

    De directeur of een vervanger treedt in overleg met het afdelingshoofd, indien hij het noodzakelijk acht af te wijken van de in het eerste lid bedoelde kaders of beleid.

     

Artikel 5 Informatieplicht

  • 1.

    De directeur of een vervanger informeert het afdelingshoofd en de portefeuillehouder indien de uitoefening van een gemandateerde bevoegdheid naar verwachting politieke of maatschappelijke gevolgen kan hebben of indien een besluit tot consequentie kan hebben dat de provincie of Gedeputeerde Staten aansprakelijk worden gesteld of anderszins aangesproken worden. In de gevallen bedoeld in de vorige volzin verschaft de directeur of diens vervanger tijdig vooraf alle benodigde informatie en voert hij overleg met het afdelingshoofden de portefeuillehouder alvorens de bewuste bevoegdheid uit te oefenen.

  • 2.

    De directeur of een vervanger pleegt altijd vooroverleg met het afdelingshoofd en de portefeuillehouder bij toepassing van mandaten die door de directeur niet in ondermandaat mogen worden gegeven aan onder zijn verantwoordelijkheid vallende leidinggevenden, tenzijdat ten aanzien van een concreet mandaat in de mandaatlijst anders is bepaald.

  • 3.

    De directeur en de secretaris, of hun vervangers, overleggen minimaal twee keer per jaar over de uitvoering en voortgang van de opgedragen taken, de toepassing van de mandaten, het budget, en de werkzaamheden in het kader van dit besluit.

  • 4.

    De directeur en de secretaris, of diens plaatsvervanger, overleggen minimaal één keer per jaar over de samenwerking tussen de omgevingsdienst en de provincie.

  • 5.

    De directeur brengt drie keer per jaar schriftelijk verslag uit aan Gedeputeerde Staten, door tussenkomst van het afdelingshoofd van de provincie, over de in mandaat uitgeoefende bevoegdheden, waarbij gerapporteerd wordt over alle mandaten die niet ondergemandateerd mogen worden, onbevoegd genomen besluiten en de (financiële) risico’s daarvan. Tevens wordt daarbij steeksproefsgewijs gerapporteerd over de overige mandaten.

     

Artikel 6 Ondertekening

Indien een besluit wordt genomen op grond van artikel 2, eerste lid, wordt voor de ondertekening het volgende model gebruikt:

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,

namens dezen,

gevolgd door de ondertekening en naam van de functionaris;

directeur van de DCMR Milieudienst Rijnmond,

hoofd [naam organisatie-eenheid] van de DCMR Milieudienst Rijnmond

 

Artikel 7 Intrekking mandaatbesluit

Het Ondermandaatbesluit directeur DCMR Milieudienst Rijnmond voor provinciale bevoegdheden 2017 d.d. 21 december 2016 (Blad gemeenschappelijke regeling 2016, nr. 633) wordt ingetrokken.

 

Artikel 8 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag na bekendmaking en heeft terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2017.

 

Artikel 9 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Ondermandaatbesluit directeur DCMR Milieudienst Rijnmond voor provinciale bevoegdheden 2017.

 

Schiedam, 9 januari 2017.

 

Mr. R.M. Thé

Directeur DCMR Milieudienst Rijnmond

 

Ondermandaatlijst DCMR milieudienst Rijnmond 2017 (documentnr. 22165656)

 

BEVOEGDHEDEN/BESLUITEN

Algemeen

TOELICHTING/VOORWAARDEN

Gemandateerde is bureauhoofd, tenzij anders vermeld

RAA01

Besluiten in bestuursrechtelijke procedures:

-Proceshandelingen in bestuursrechtelijke procedures zoals het voeren van verweer, indien het besluit in mandaat is genomen door de directeur Omgevingsdienst of een onder zijn verantwoordelijkheid vallende leidinggevende.

-Besluiten inzake verzoeken om toepassing van rechtstreeks beroep (art. 7:1a Awb).

N.B. Op een verzoek om toepassing van rechtstreeks beroep kan op grond van art. 10:3 Awb niet worden beslist door degene die het besluit waartegen een bezwaar zich richt in mandaat heeft genomen.

 

RAA02

Besluiten op grond:

a.art. 4:5 en 4:6, Awb(vereenvoudigde wijze van afdoen en afdoen herhaalde aanvraag);

a.art. 4.7 en 4:8, Awb (horen);

a.afdeling 4.1.3, Awb(opschorten beslistermijn);

a.besluiten over dwangsommen bij niet tijdig beslissen;

a.titel 4.4, Awb (bestuursrechtelijke geldschulden) met uitzondering van afdeling 4.4.4, Awb (aanmaning en invordering bij dwangbevel);

b.art. 8:51a, 8:51b, 8:51c, 8:80a en 8:80b, Awb (bestuurlijke lus en tussenuitspraak);

c.afdeling 3.4 Awb (openbare voorbereidingsprocedure van toepassing verklaren).

 

b en c: coördinator

RAA03

-Het eenmalig dan wel doorlopend machtigen van medewerkers of externe adviseurs om Gedeputeerde Staten te vertegenwoordigen in bestuursrechtelijke procedures.

-Het eenmalig dan wel doorlopend machtigen van medewerkers of externe adviseurs om namens Gedeputeerde Staten ter zitting, binnen de grenzen van het geschil en het daarmee gepaarde gaande financiële belang, mee te werken aan finale geschillenbeslechting en toezeggingen ten aanzien daarvan te doen.

Kan niet in ondermandaat worden gegeven.

Artikel 6, tweede lid van het mandaatbesluit is niet van toepassing.

Directeur

RAA04

-Het aanwijzen van functionarissen voor het voeren van mediationgesprekken en voor het aangaan en ondertekenen van mediationovereenkomsten.

-Het maken van afspraken en het aangaan en ondertekenen van vaststellingsovereenkomsten naar aanleiding van mediationgesprekken.

Vaststellingsovereenkomsten als resultaat van mediationgesprekken mogen alleen in mandaat worden aangegaan en ondertekend, indien het conflict zijn oorsprong vindt in een besluit dat is genomen door de directeur Omgevingsdienst of een onder zijn verantwoordelijkheid vallende leidinggevende.

Kan niet in ondermandaat worden gegeven.

Artikel 6, tweede lid van het mandaatbesluit is voor wat betreft het aanwijzen van functionarissen voor het voeren van mediationgesprekken niet van toepassing.

Directeur

RAA05

Besluiten op bezwaarschriften op grond van de Awbconform advies Awb-bezwarencommissie (art. 7:11, Awb), indien het primaire besluit genomen is door een onder de verantwoordelijkheid van de directeur Omgevingsdienst vallende leidinggevende.

Omvat mede besluiten in het kader van de voorbereiding, zoals toepassing van art. 2:2 (weigeren raadsman of vertegenwoordiger) en 7:10 (verdagen beslistermijn), Awb.

Kan niet in ondermandaat worden gegeven.

Artikel 6, tweede lid van het mandaatbesluit is niet van toepassing.

Directeur

RAA06

Het aanwijzen van personen belast met het houden van toezicht.

 

 

RAA07

Het aanvragen en verantwoorden van subsidies op basis van regelingen van andere overheidsorganen, het Rijk en de Europese Unie, alsmede het aangaan van uitvoeringsovereenkomsten ter verkrijging van deze subsidies.

Het mandaat heeft geen betrekking op:

-Het besluit om als leadpartner op te treden en daarmee (mede) de verantwoordelijkheid te dragen voor de uitvoering van projecten door derden.

-Het besluit om Gedeputeerde Staten te committeren aan het vaststellen van een subsidieregeling.

De uitgezonderde besluiten blijven voorbehouden aan Gedeputeerde Staten.

Kan niet in ondermandaat worden gegeven.

Directeur

RAA08

Besluiten in het kader van het beheren van een zekerheidstelling.

 

 

RAA09

Het uitoefenen van de bevoegdheden op grond van de Wet Bibob, met uitzondering van het verwerken van het advies “ernstig gevaar” van het Landelijk Bureau Bibob.

Het vragen van advies aan het Landelijk Bureau Bibob en het verwerken van dit advies kan niet in ondermandaat worden gegeven.

Artikel 6, tweede lid van het mandaatbesluit is niet van toepassing op het vragen van advies.

N.B. Het mandaat omvat mede het, voorafgaand aan het vragen van advies aan het Landelijk Bureau Bibob, uit te voeren eigen onderzoek. Het verwerken van het advies “ernstig gevaar” van het het Landelijk Bureau Bibob is voorbehouden aan Gedeputeerde Staten.

Bureauhoofd, m.u.v. het vragen van advies aan het Landelijk Bureau Bibob (LBB) en het verwerken van dit advies, dan directeur.

 

BEVOEGDHEDEN/BESLUITEN

Vergunningverlening

TOELICHTING/VOORWAARDEN

Gemandateerde is bureauhoofd, tenzij anders vermeld

RMV01

Besluiten omtrent:

a.vergunningen op grond van deWabo;

b.het stellen van nadere voorwaarden na een gebruiksmelding brandveilig gebruik of sloopmelding op grond van het Bouwbesluit 2012;

c.maatwerkvoorschriften en besluiten op gelijkwaardigheidsverzoeken op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer.

Geldt niet voor besluiten op grond van:

-art. 3.1 Bor of indien sprake is van strijd met een provinciaal ruimtelijke belang;

-art. 3 Wet Bibob;

-hoofdstuk 2 van de Wabo met betrekking tot provinciale wegen, en voor zover betrekking hebbend op omgevingsvergunningen voor wegaansluitingen op provinciale wegen, reclame-uitingen op gebouwen, beplantingen en enkelvoudige uitwegen (enkelvoudige omgevingsvergunning).

Dit mandaat is niet van toepassing op inrichtingen waarop het Brzovan toepassing is of waartoe een installatie behoort voor een industriële activiteit in cat. 4 van Bijlage 1 van de RIE.

Betreft:

-procedurestappen;

-ontwerpbesluit;

-besluit.

Daaronder vallen zowel vergunningverlening als intrekking van de vergunning.

Procedurestappen: coördinator

Bureauhoofd, m.u.v. de vergunning waarbij tegen het verlenen ervan zienswijzen zijn ingebracht. Dan afdelingshoofd.

RMV02

Besluiten op grond van de Wabo:

-een wettelijk advies op grond van art. 2.26, Wabo;

-een verklaring van geen bedenkingen op grond van art. 2.27 of 2.28,Wabo , aan het bevoegd gezag voor een onderdeel van de omgevingsvergunning zoals bedoeld in de artikel 6.8 Bor, behoudens als het wettelijk verplicht advies uitsluitend betrekking heeft op een provinciale weg;

-een verzoek aan de gemeente tot wijziging of intrekking van een door de gemeente afgegeven omgevingsvergunning, voor zover dit verzoek betrekking heeft op één of meerdere provinciale taken, behoudens als deze taak uitsluitend betrekking heeft op het provinciale wegbeheer.

Geldt niet voor besluiten op grond van art 6.6 lid 1 Bor.

Daaronder vallen zowel de verklaring van geen bedenkingen voor één onderdeel van de omgevingsvergunning als de verklaring van geen bedenkingen voor het totaal van de onderdelen van de omgevingsvergunning.

Afdelingshoofd

RMV03

Besluiten op grond van de Wet luchtvaart:

-voorbereiden van luchthavenbesluiten en -regelingen;

-ontheffingen voor tijdelijk en uitzonderlijk gebruik op grond van art. 8a.51 van de Wet luchtvaart.

Alsmede aanvraag van een verklaring veilig gebruik luchtruim (VVGL) op grond van art. 8.49 Wet luchtvaart, dan wel art. 8.64, zesde lid, gelezen in samenhang met art. 8.49.

Geldt voor het gehele grondgebied van Zuid-Holland.

De bevoegdheid tot besluiten op grond van art. 8.45 en 8.22, derde lid, Wet luchtvaart kan niet in ondermandaat worden gegeven.

Procedurestappen: coördinator

Directeur indien het betreft besluiten o.g.v. artikel 8.45 en 8.22, derde lid Wet luchtvaart.

Afdelingshoofd indien het betreft de voorbereiding van Luchtvaartbesluiten en – regelingen.

Andere besluiten: bureauhoofd.

RMV04

Besluiten op grond van hetgeen is bepaald bij of krachtens hoofdstuk 8, 10, 13, 14, 17 en 19 Wm, de Wabo en het Bouwbesluit 2012, voor zover betrekking hebbend op inrichtingen waarop het Brzo van toepassing is of waartoe een installatie behoort voor een industriële activiteit in cat. 4 van Bijlage 1 van de RIE.

Geldt voor het gehele grondgebied van Zuid-Holland.

 

Procedurestappen: coördinator

Bureauhoofd, m.u.v. de vergunning waarbij tegen het verlenen ervan zienswijzen zijn ingebracht. Dan afdelingshoofd.

RMV07

Besluiten op grond van hetgeen is bepaald bij of krachtens het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen.

Betreft het verlenen van ontheffing voor bepaalde afvalstoffen

 

RMV09

Besluiten op grond van hetgeen is bepaald bij of krachtens het Vuurwerkbesluit.

Het vuurwerkcoördinatorschap geldt voor het gehele grondgebied van Zuid-Holland.

Betreft mede het goedkeuren van het jaarprogramma vuurwerk.

 

RMV13

Besluiten op grond van hetgeen is bepaald bij of krachtens hoofdstuk 7 Wm(MER).

Geldt voor het gehele grondgebied van Zuid-Holland, voor zover het gaat om plannen en structuurvisies welke zijn aangewezen in de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage en voor het geografisch gebied van de Omgevingsdienst voor zover het gaat om de in de bijlage genoemde activiteiten en besluiten.

Betreft mede:

-procedurestappen;

-advies reikwijdte en detailniveau MER;

-besluit MER-beoordeling;

-aanvaardbaarheidsverklaring (op grond van overgangsregels).

Ingeval het besluit betrekking heeft op een activiteit die plaatsvindt op het

grondgebied van meerdere omgevingsdiensten, geldt het mandaat voor de gehele activiteit. In dat geval wordt in overleg tussen de betrokken omgevingsdiensten en het afdelingshoofd van de provincie bepaald wie het besluit in mandaat neemt.

Procedurestappen: coördinator

RMV14

Besluiten omtrent vaststelling hogere waarden (artt. 110a, zevende lid, 65 en 66 Wet geluidhinder).

Geldt voor het gehele grondgebied van Zuid-Holland.

 

 

RMV15

Besluiten omtrent ontheffing op grond van art. 4.1 van bijlage 10A PMV (milieubeschermingsgebieden voor stilte).

Geldt voor het gehele grondgebied van Zuid-Holland.

 

 

RH01

Besluiten omtrent gedoogbeschikkingen

Kan niet in ondermandaat worden gegegeven.

 

RH02

Besluiten omtrent toezicht

Betreft mede:

a.bezoekbevestigingsbrief;

Besluiten omtrent toezicht.

RH02

b. Voorwaarschuwingsbrief;

accepteren van een melding of beoordelen van rapportagesop grond van vergunningvoorschriften;

nemen van goedkeuringsbesluiten op basis van vergunningvoorschriften;

beoordelen van milieujaarverslagen overeenkomstig de bijof krachtens titel 12.3 Wm gestelde regels;

f. Vorderingen om informatie in het kader van de controle op de naleving van regelgeving, alsmede de reacties op de in dit verband toegezonden informatie (art. 5.16, Awb).

Betreft mede het naar aanleiding van de kenbaar gemaakte zienswijze(n) afzien van bestuurlijk optreden. Dit laatste kan niet in ondermandaat worden gegeven.

Coördinator met uitzondering van het afzien van bestuurlijk optreden naar aanleiding van zienswijzen: dan directeur.

RH03

Besluiten op verzoeken van derden om bestuursrechtelijk/handhavend op te treden.

 

 

RH04

Besluiten op grond van Titel 5.3 en Titel 5.4, Awb (herstelsancties en bestuurlijke boete).

Betreft mede het besluit tot het opleggen van een spoedeisende last onder bestuursdwang, dan wel het toepassen van spoedeisende bestuursdwang, conform art. 5.31, Awb juncto 5.17, Wabo, dan wel de schriftelijke bekrachtiging van de mondelinge aanzegging daartoe.

De verplichting tot het plegen van vooroverleg, als bedoeld in artikel 6, tweede lid, is niet van toepassing bij een direct gevaar voor de menselijke gezondheid, dan wel dreiging daarvan, dan wel bij aanmerkelijke gevolgen voor het milieu. In dat geval worden de portefeuillehouder en het afdelingshoofd van de provincie zo spoedig mogelijk door de directeur Omgevingsdienst geïnformeerd over de toepassing van het mandaat.

Besluiten tot het opleggen van een last onder dwangsom en tot het opleggen van een last onder bestuursdwang kunnen niet in ondermandaat worden gegeven.

Directeur

RH05

Besluiten op grond van hetgeen bij of krachtens de Wabo is bepaald.

 

 

RH05A

Besluiten op grond van hetgeen bij of krachtens het Vuurwerkbesluit is bepaald.

 

 

RH05B

Besluiten op grond van hetgeen is bepaald bij of krachtens artikel 1.1a, hoofdstuk 8, 10, 13, 14, 17 en 19 Wm, de Wabo, en het Bouwbesluit 2012, voor zover betrekking hebbend op inrichtingen waarop het Brzo van toepassing is of waartoe een installatie behoort voor een industriële activiteit in cat. 4 van Bijlage 1 van de RIE.

Geldt voor het gehele grondgebied van Zuid-Holland.

Bij ongewone voorvallen en gevallen waarbij de stabiliteit van afvalvoorzieningen in het geding is, zal in spoedeisende gevallen voorafgaand vooroverleg niet altijd mogelijk zijn. Artikel 5, tweede lid, is dan niet van toepassing. In dat geval worden portefeuillehouder en afdelingshoofd van de provincie zo spoedig mogelijk geïnformeerd over de toepassing van het mandaat.

Directeur

RH06A

Besluiten omtrent het toepassen van bestuursdwang op grond van artikel 122 van de Provinciewet en het opleggen van een dwangsom overeenkomstig artikel 5:22 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met de artikelen 8.44 (luchthavenbesluiten) en 8.64 (luchthavenregelingen), dan wel artikel 8.1a, eerste lid, juncto 8a.51 van de Wet luchtvaart (ontheffingen voor tijdelijk en uitzonderlijk gebruik) en het opleggen van een bestuurlijke boete op grond van artikel 11.23 van de Wet luchtvaart.

Geldt voor het gehele grondgebied van Zuid-Holland.

 

Directeur

RH06B

Besluiten op grond van hetgeen is bepaald bij of krachtens de Ontgrondingenwet, de Provinciale Milieuverordening en het Besluit geluidproductie sportmotoren is bepaald.

 

 

RH07

1.Toezicht/handhaving op het aanwezig hebben van een begeleidingsbrief bij het vervoer van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen.

2.Vorderingen om informatie in het kader van de controle op de naleving van regelgeving, alsmede de reacties op de in dit kader toegezonden informatie.

Betreft een mandaat op grond van art. 18.2c Wm (taak om zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van de bij of krachtens hoofdstuk 10 gestelde verplichtingen, voor zover zij betrekking hebben op het aanwezig hebben van een begeleidingsbrief bij het vervoer van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen als bedoeld in artikel 10.44 Wm).

Dit mandaat heeft met name betrekking op vervoer tussen bedrijven.

Coördinator

RH09

Besluiten in het kader van omgevingsvergunningen voor zover het betreft de PMV, waarbij Gedeputeerde Staten niet het bevoegd gezag zijn.

Betreft mede:

-Het verzoek om handhaving bij een gemeente als bedoeld in art. 5.20, eerste lid, Wabo(Indien na ambtelijk/bestuurlijk overleg door de gemeente geen gevolg wordt gegeven aan het handhavingsadvies kan een formeel verzoek om handhaving worden ingediend bij de gemeente).

-Het ingebreke stellen van een gemeente indien niet tijdig wordt besloten op het handhavingsverzoek (Alvorens tot ingebrekestelling wordt overgegaan, dient eerst nog ambtelijk/bestuurlijk overleg plaats te vinden).

Kan niet in ondermandaat worden gegeven.

Directeur

RH11

Besluiten omtrent het afgeven van stankcodes.

Geldt voor het kerngebied van Rijnmond.

Ingevolge het beleid “Geuraanpak kerngebied Rijnmond juli 2005”.

N.B. De besluitvorming berust bij de DCMR.

Afdelingshoofd

 

BEVOEGDHEDEN/BESLUITEN

Bodem

TOELICHTING/VOORWAARDEN

Gemandateerde is bureauhoofd, tenzij anders vermeld

 

Onderzoeksfase bodemsaneringsprojecten

 

 

RBS01

Besluiten op grond van art. 48 en 49, Wbb.

Betreft het uitvoeren van onderzoek en van saneringen, alsmede stakings- en gedoogbevelen.

 

 

Besluiten op basis van de Wet bodembescherming

 

 

RBS02

Besluiten op grond van art. 30, 32, Wbb, met betrekking tot het treffen van maatregelen bij ongewone voorvallen.

Kan niet in ondermandaat worden gegeven.

Directeur

RBS03

Het uitvoeren van maatregelen bij ongewone voorvallen als bedoeld in de art. 30, 32, Wbb, die zijn genomen met behulp van RBS02.

Omvat niet de besluiten tot het nemen van maatregelen bij ongewone voorvallen als bedoeld in de art. 30en 32, Wb.b

 

RBS04

Besluiten in het kader van meldingen nieuwe verontreinigingen en historische verontreinigingen voor wat betreft:

a.procedurestappen:

b.ontwerpbesluiten:

c.definitieve besluiten.

Omvat niet de besluiten tot inzet van het bevelsinstrumentarium.

 

RBS05

Besluiten op grond van art. 43 Wbb, met betrekking tot de inzet van het bevelsinstrumentarium.

Kan niet in ondermandaat worden gegeven.

Directeur

RBS06

Het voorbereiden en uitvoeren van besluiten op grond van art. 43 Wbb, met betrekking tot de inzet van het bevelsinstrumentarium, die zijn genomen met RBS05.

Omvat niet de besluiten tot de inzet van het bevelsinstrumentarium.

 

RBS07

Besluiten op grond van de art. 70 en 71, Wbb (gedogen van onderzoek en inzet middelen).

Kan niet in ondermandaat worden gegeven.

Directeur

RBS08

Het voorbereiden en uitvoeren van besluiten op grond van art. 70 en 71, Wbb (gedogen van onderzoek en inzet middelen), die zijn genomen met behulp van RBS07.

Omvat niet de besluiten tot het gedogen van onderzoek en inzet middelen.

 

RBS09

Besluiten op grond van art. 50, lid 1, Wbb (vordering van gebruik of eigendom onroerende zaken of beperkte rechten).

Kan niet in ondermandaat worden gegeven.

Directeur

 

Besluit Verbond/ Bsb

 

 

RBS10

Besluiten in het kader van de uitvoering van het besluit Verbond c.q. Bsb-operatie met uitzondering van de in RBS11 bedoelde besluiten.

 

 

RBS11

Ontwerpaanwijzing ex. Besluit verplicht bodemonderzoek bedrijfsterreinen op grond van verkennend onderzoek van art. 4, Besluit Verbond.

Kan niet in ondermandaat worden gegeven.

Directeur

 

Overig

 

 

RBS12

Vaststellen/aanpassen meldingsformulier als bedoeld in art. 6.2, PMV.

 

 

RBS13

Besluiten inzake subsidieverstrekking voor de sanering van bedrijfsterreinen, zoals bedoeld in het Besluit financiële bepalingen bodemsanering tot een bedrag van max. € 100.000.

 

 

RBS 13A

Besluiten inzake subsidieverstrekking voor de sanering van bedrijfsterreinen zoals bedoeld in het Besluit financiële bepalingen bodemsanering waarbij een bedrag boven de € 100.000 is gevraagd/toegekend, voor zover het betreft:

-verlenging beslistermijn;

-wijziging uitvoeringstermijn;

-vaststelling subsidie;

-wijzigingen van ondergeschikt belang.

 

 

RBS14

Besluiten omtrent het afstand doen van recht van kostenverhaal op grond van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging artikel 75 lid 6 Wet bodembescherming.

 

 

RBS15

Besluiten op grond van de Wet bodembescherming in het kader van de nazorg van gesaneerde bodemsaneringslocaties.

Betreft:

-meldingen en adviesaanvragen;

-verzoek om toestemming voor bodemonderzoek, monitoring en nazorgmaatregelen;

-aanmeldingen schademelding bij verzekeraar of schade-expert.

 

Lijst van afkortingen

  • Art.:

    artikel

  • Awb: Algemene wet bestuursrecht

  • Bibob: bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur

  • Bor: Besluit omgevingsrecht

  • Brzo: Besluit risico's zware ongevallen 2015

  • Bsb : Bodemsanering bedrijfsterreinen

  • MER: Milieu Effect Rapportage

  • PMV: Provinciale milieuverordening Zuid-Holland

  • RIE: Richtlijn industriële emissies

  • Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

  • Wbb: Wet bodembescherming

  • Wm: Wet milieubeheer

Naar boven