Wijziging arbeidsvoorwaarden BWB deel 1 2017

 

 

het Dagelijks Bestuur van de BWB

CAR-UWO deel 1 jaar 2017 3 februari 2017

Nagekomen aanpassingen CAR-UWO als gevolg van IKB

 

Het Dagelijks Bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Belastingsamenwerking West-Brabant;

 

gelezen:

het voorstel met bovenaangehaald onderwerp;

 

gezien:

de beraadslagingen op voornoemde datum;

 

gelet op:

artikel 18 lid d van de Gemeenschappelijke Regeling Belastingsamenwerking West-Brabant;

 

besluit:

  • 1.

    Om de door het LOGA aangekondigde wijzigingen van de arbeidsvoorwaarden in de circulaire van van 23 januari 2017 (ECWGO/U201700032) “Nagekomen aanpassingen CARUWO als gevolg van IKB”  per 1 januari 2017, op te nemen in de arbeidsvoorwaardenregeling Belastingsamenwerking West-Brabant overeenkomstig de bijlage A bij dit voorstel.

  • 2.

    In te stemmen met de communicatie.   

    Aldus vastgesteld in de vergadering van 3 februari 2017.

     

    Het Dagelijks Bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling

    Belastingsamenwerking West-Brabant;

    de secretaris, de voorzitter,

       

    drs. P.C.A.M. Stoffelen. drs. Th.J.J.M. Schots.

   

Bijlage A Wijzigingen in de gemeentelijke arbeidsvoorwaardenregeling als gevolg van circulaires ECWGO/U201700032 per 1 januari 2017

 

  • 1.

    Aan artikel 1:2:1 wordt lid 5 toegevoegd en deze komt te luiden: 

5. De ambtenaar, bedoeld in de leden 2, 3 of 4 van dit artikel, heeft recht op:

a. 8% vakantietoelage, met dien verstande dat dit ten minste een bedrag is van € 146,65 bij een volledig dienstverband, en

b. 1,5% van het in de maand van opbouw geldende salaris, voor de ambtenaar die geboren is na 31

december 1949, met dien verstande dat dit ten minste een bedrag is van € 33,33 bij een volledig

dienstverband, en

c. 0,8% van het voor de ambtenaar in de maand van opbouw geldende salaris.

 

De toelichting op artikel 1:2:1 lid 5 komt te luiden:

 

De ambtenaren die vallen onder de leden 2, 3 en 4 van dit artikel zijn de enige medewerkers waarvoor nog een vakantietoelage geldt. Deze 8% is pensioengevend.

De 1,5% van het in de maand van opbouw geldende salaris, was tot 1 januari 2017 de levensloopregeling geregeld in artikel 6a:7 lid 1. Deze 1,5% is pensioengevend.

De 0,8% van het in de maand van opbouw geldende salaris, was tot 1 januari 2017 het bovenwettelijk verlof van 14,4 uren geregeld in artikel 6:2 lid 1. Deze 0,8% is niet pensioengevend.

 

Indien in een maand het salaris en de toegekende salaristoelage(n) gedeeltelijk zijn uitbetaald

dan worden de in de percentages in die maand berekend op basis van het uitbetaalde salaris

en de uitbetaalde salaristoelage(n).

Indien in een maand het salaris en de toegekende salaristoelage(n) gedeeltelijk zijn uitbetaald

op grond van artikel 7:3 lid 2 tot en met 4 dan worden, in afwijking van voorgaande volzin, de

percentages in die maand berekend op basis van het volledige salaris en toegekende

salaristoelage(n).

 

Uitbetaling vindt plaats bij de maandelijkse salarisbetaling.

 

B. Artikel 2:5:4 lid 2 wordt geschrapt, onder vernummering van lid 3 in lid 2.

 

De toelichting op artikel 2:5:4 wordt gewijzigd en komt te luiden:

 

Met de oproepcontractant wordt een contract aangegaan voor minimaal 15 uur per maand. Voor die uren bestaat er dan ook een loonbetalingsverplichting, ook als de oproepcontractant ziek is. Aangezien hoofdstuk 7 per definitie van toepassing is (de CAR/UWO is namelijk van toepassing), hoeft deze loondoorbetalingsverplichting tijdens ziekte niet meer expliciet te worden opgenomen. De berekeningsbasis van de ziekte-uitkering wordt gevormd door het inkomen dat de oproepkracht gedurende het laatste kwartaal genoot.

De oproepcontractant heeft een IKB conform de regeling in paragraaf 5 van hoofdstuk 3.

   

 

Naar boven